Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HANDBUCH DER DOGMENGESCHICHTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HANDBUCH DER DOGMENGESCHICHTE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. Scheffczyk, HANDBUCH DER DOGMENGESCHICHTE, Bnd n, Fasz. 3a, 240 S. (Form. 17.5 X 26), DM. 78, —, Herder Verlag, Freiburg, 1981.

Onderwerp van bovengenoemd fascikel van het grote Handbuch der Dogmengeschichte is Urstand, Fall, und Erhsünde von der Schrift bis Augustinus.

De leer van de erfzonde is door de jaren heen een zeer aangevochten leerstuk. In een inleiding wijst de auteur op het vierdelige werk van J. Grosz, Geschichte des Erbsündendogmas, een

'strijdschrift' tegen de leer der erfzonde. Geciteerd wordt een woord van H. Haag: Nadat de westerse theologie 1500 jaar lang een door Augustinus verkeerd geleide traditie heeft gehuldigd, komt het afscheid van de 'erfzonde' waarlijk niet te vroeg. — Een stelling die in het gehele boek bevestigd wordt is deze: De kennis van één waarheid kan niet geïsoleerd ontvouwd worden: een niet ontwikkelde soteriologie kan geen ontwikkelde erfzondeleer — snijpunt van vele dogmatische lijnen — bij zich hebben.

Het eerste hoofdstuk geeft enige beschouwingen van de schrijver over bijbelse gegevens: e dood, gevolg van de zonde, betekent Godsvervreemding. Ten aanzien van de historiciteit van de val zegt de auteur, dat nieuwere opvattingen hierover weinig positief zijn. Het formele element van de erfzonde heeft hier geen steun. In de intertestamentaire literatuur komen speculatieve, mythische uitbreidingen van de oergeschiedenis en dat in grote verscheidenheid. Ook Philo verwijderde zich van het genuien bijbelse denken over de 'oerzonde' en haar gevolgen. In de nieuwtestamentische geschriften is geen afhankelijkheid van de intertestamentaire literatuur. — Voor het N.T. wordt gewezen op de waarheid van het paradijs, in de woorden van Jezus en bij Paulus (Adam-Christus). Het N.T. kent wel een universaliteit van de zonde, maar geen erfzonde, als men de klemtoon op het 'erven' legt. In een bespreking van Paulus' woorden wordt een woord van Sohlier geciteerd: at de zaak betreft spreekt Paulus van de uitwerking van de erfzonde op de menselijke existentie (ad Ef. 2 : 3).

Beginnende bij de apostolische vaders volgt de auteur de lijn der ontwikkeling, die verre van rechtlijnig is geweest. Meer dan eens wordt gewezen op een gebrek aan eenheid van conceptie, op ambivalente uitspraken bijv. in het Ambrosiaster. Maar — zo de auteur — het is niet de vraag of zij een bepaalde leer reeds hebben gekend, maar of er bij hen elementen en tendensen voorkomen, die in de richting van zulk een leer wijzen.

Bij slechts weinige mijlpalen kan ik stilstaan. De apologeten kwamen te staan tegenover het hellenisme en de gnostiek. In dit gedeelte o.a. over Justinus, Tatianus. De brief aan Diognetus spreekt van een onheilssituatie, maar deze is niet direct op een oer-zonde teruggevoerd. — Irenaeus — door de traditie gezien als een kroongetuige van de kerkelijke erfzondeleer —, biblicist en traditionalist, wees op de katastrofale gevolgen van de zonde van Adam voor de mensheid, fysiek, moreel en existentieel. Hij ziet de verhouding van de mensheid tot Adam als een unio mystica, er is geen sprake van 'overerving'. Bij Irenaeus vinden we reeds het onderscheid tussen beeld en gelijkenis, later ook o.a. bij Hippolytus. De mystisohe theologie van Origenes, speculatief, bemiddelend tussen kerygma en gnosis, kent geen elementen die in de erfzonde zijn ingesloten. Tertullianus is niet ten onrechte één van de mijlpalen op de weg naar het erfzondedogma genoemd. De Schepper heeft een integere natuur geschapen, de God der genade heeft de genade niet onthouden. Op dit diep theologische motief bij de schepping heeft Augustinus gewezen (De civ. dei, XII-9). De dood behoort niet tot de eigenlijke natuur van de mens. — De leer van de erfzonde vloeit niet voort uit de pelagiaanse twisten (Synode van Carthago 251 of 253).

In een paragraaf over 'Augustinisme' voor Augustinus wordt gewezen op Hilarius v. Poitiers (door de zonde en het ongeloof van Adam begon in alle volgende generaties zonde en ongeloof te heersen), Zeno van Barcelona, Ambrosiaster (grote invloed door zijn vertaling van Rom 5:12, 'in wie'). — In de 4e eeuw concentreerde het theologisch denken zich op de Triniteitsleer en de Christo-

logie. In de soteriologie komt de zonde ter sprake. Er is wel de erkentenis, dat alle mensen zondaren zijn geworden, maar er is geen belijdenis dat de zonde als een erfenis overgaat. Bij de Kappadooiërs wordt de solidariteitsgedachte sterk geaccentueerd. De ene stamvader is representant van allen: ij zijn in Adam gestorven. Sterke uitspraken over de gevolgen van de zonde vinden we bij Gregorius van Nyssa: en van Adam uitgaand proces, dat tot de uiterste grens van de slechtheid voerde: ls de mens geboren wordt, wordt de zonde mede geboren. (Maar zonde als persoonlijke zonde.) — De Antiocheense school bleef staan bij rationele uitleg. Chrysostomus (beroemdste Antiochener, gewaardeerd ook door de Alexandrijnen) nam de onderscheiding beeld en gelijkenis weer op, vertaalt Rom. 5:12 met: mdat allen gezondigd hebben. 2^nde betekent volgens Chrys. strafwaardig en aan de dood overgeleverd. Aan de ene kant bij hem 'persoonlijke zonde', anderzijds erfdood als gevolge van Adams zonde.

Bij Theodorus van Mopsuestia is een afbuiging van Paulus niet te ontkennen. Met voorbijgaan van Ambrosius, die — een bemiddelende rol heeft gespeeld — schrijf ik gaarne nog iets over Augustinus, voor wie de genadeleer moet worden beschouwd als het eigenlijke constructieprincipe van de erfzondeleer. De oer-stand was een genadestaat; Adam was gelukkig, want hij had vrede met God. Augustinus spreekt van de status naturalis — de oerstand — als natuurlijk (niet bovennatuurlijk). Het radicaalste strafgevolg van de zonde, de dood, sloot alles in: 'alles wat dood heet tot het laatste dat de tweede dood heet en waarop geen andere volgt.'

Augustinus was niet de uitvinder van de erfzondeleer en geen grondlegger van een nieuwe traditie. 'Niet ik heb het peccatum originale verzonnen; dat stuk gelooft de katholieke kerk van oudsher. maar gij (zo schrijft Aug, aan Julianus van Eclanum) die dit ontkent zijt zonder twijfel een nieuwe haereticus'. De schrijver spreekt van een synthese bij Augustinus. Hij is de uitvoerder van het traditum, dat hij schriftuurlijk zoekt te funderen. Traditionele elementen werden geaccentueerd en in een bepaalde richting uitgewerkt. Tegenover het naturalistisch-rationalistische pelagianisme vormt de augustiniaanse erfzondeleer de donkere achtergrond, waartegen de lichtkracht van de verlossing in Jezus Christus en de genadige barmhartigheid Gods des te stralender zich kan aftekenen. —

De schrijver heeft wel kritiek op Augustinus' visie, o.a. op de tekening van de verhouding van lichaam en ziel, maar hij verdedigt haar tegen Frosz, die van een 'on verdragelij k pessimisme' spreekt. En wat het geheim van de 'oorsprongszonde' betreft: er is geen groter (Nihil ad intelligendum secretins)! Het is toch een paradoxale waarheid: felix ruina quae reparatum in melius (gelukkig ongeluk; hersteld, nog nooit zo goed geweest — een vrije parafrase — Is deze uitdrukking van Ambrosius? )

Bestudering van dit specialistische werk vraagt gedegen studie, maar zal ons daardoor verrijken met beter inzicht in de worsteling van de kerk om het ons toevertrouwde pand te bewaren en te bewaken. Met belangstelling zal ik het vervolg van dit boek tegemoetzien.

H.

Bt

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's

HANDBUCH DER DOGMENGESCHICHTE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's