Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

A CRY FOR LIFE. AN INTERPRETATION OF 'CALVINISM, AND CALVIN,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A CRY FOR LIFE. AN INTERPRETATION OF 'CALVINISM, AND CALVIN,

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. R. Lekula Ntoane, A CRY FOR LIFE. AN INTERPRETATION OF 'CALVINISM, AND CALVIN ƒ 37, 50, 276 biz., proef­ schrift Joh. Calvijn Academie. Kok, Kampen, 1983.

Een niet-blanke Zuid-Afrikaan is kritisch ingegaan op de ontwikkeling van het Calvinisme in zijn land. Met dat Calvinisme vergelijkt hij Calvijn. Dan blijkt dat Calvijn iets totaal anders heeft voorgestaan dan het Calvinisme in Zuid-Afrika. Uiteraard komt er heel wat aan de orde voordat deze conclusie getrokken wordt. In het eerste hoofdstuk wordt de import van de Calvinistische traditie getraceerd in de geschiedenis van Zuid-Afrika. Kerk eii volk zijn synoniem. De geschiedenis wordt beschouwd als een heilige geschiedenis, zonder respect voor niet-blanken. Met name dit Calvinisme is de voedster en beschermster van het racisme onder de Zuidafrikanen. In deze eeuw is dit Calvinisme wijsgerig en theologisch uitgebouwd (geconceptualiseerd). Stoker en Treurnicht staan hier model. In het derde hoofdstuk wordt de lijn nog wat verder doorgetrokken. Dezelfde namen en daarnaast die van J. H. Coet-

zee, F. J. M. Potgieter, C. W. Boshoff. Dit lioofdstuk telt maar 13 bladzijden en had mijns inziens net zo goed als een aparte paragraaf in het tweede kunnen zijn opgenomen. Hoofdstuk vier is gewijd aan de dogmatiek van Joh. Heyns (Pretoria): 'Calvinism Unchanged'. Deze wordt van veel beschuldigd. Hij is als laatste behandeld en eigenlijk de hoofdschuldige. Met name zijn openbaringsbegrip, dat opgaat in een mededeling (openbaring is een kenmodus met het oog op de mens) wordt gekritiseerd. Enerzijds heet het: God komt met zijn openbaring niet reëel in de existentie van de mens (72). Anderzijds wordt er gesproken van een analogia entis tussen God en mens (85). De radicaliteit van de zonde wordt door Heyns onderschat (87). Antropologische categorieën zijn de structuur en basis voor theologische uitspraken (89). De verbondsleer garandeert zulk een continuïteit in de relatie God en mens, dat er geen plaats is voor een radicaal nieuw begin (101). De leer van de voorzienigheid komt neer op een ontwikkeling van inherente krachten in de schepping (105). De justificatie is het logische gevolg van het proces dat bij de wedergeboorte begint. Geloof is hier alleen maar een instrument en niet de grond voor de rechtvaardiging (122), zo wordt Heyns verweten. Het is mij niet duidelijk hoe dit verwijt kan samenvallen met het verwijt van een analytische rechtvaardigingsleer.

De gedachte dat het geloof de grond voor de rechtvaardiging is, lijkt mij geen juiste uitdrukking voor een reformatorische rechtvaardigheidsleer. Een werkelijk synthetische rechtvaardigingsleer zou in substantie iets nieuws aan de mens toevoegen (123). Men vraagt zich hier toch af of de inhoud van de termen analytisch en synthetisch niet stuivertje gewisseld hebben. In de volgende drie hoofdstukken wordt Calvijns Institutie beschreven onder het gezichtspunt van: God de Schepper, Bron en Begin van leven (5). De persoon en betekenis van Christus' komst en werk (6), Rechtvaardiging die bestaat in herschepping, leven en bevrijding (7). Dit alles in nog geen honderd bladzijden. De justificatie wordt uitgelegd als de zuiverheid van het nieuwe leven dat in Jezus Christus wordt geschonken (vooral 190). Men zie ook Justification: a new and ongoing Beginning (204). Men vraagt zich af, of de door Calvijn bepleite samenhang van rechtvaardiging en heiliging hier niet opgaat in de bespreking van de heiliging, terwijl gesuggereerd wordt, dat we met de rechtvaardiging te doen hebben. Voor merkwaardige afwisseling in de behandeling van deze twee bij Calvijn zie men de kleine letters in Berkhofs 'Christelijk Geloof' (blz. 475).

In het hoofdstuk met de conclusie (8) wordt Calvijns theologie besproken 'in het perspectief van onze herpretatie (224-237). Datzelfde gebeurt met Heyns (237-245). Daarop volgt een diskwalificatie van het Calvinisme en een lofprijzing van Calvijns theologie als een instrument van de zwarte bevrijdingsstrijd.

Hoe is het mogelijk dat de schrijver zulk een ingrijpende herinterpretatie van Calvijn geeft, zonder in discussie te treden met schrijvers die Calvijns theologie in deze eeuw onderzocht hebben? Hoe is het mogelijk dat dit alles plaats vindt terwijl al het overige werk van Calvijn buiten beschouwing wordt gelaten? Is dat wetenschappelijk verantwoord?

De kernvraag met betrekking tot de interpretatie van Calvijn én van Heyns lijkt mij te zijn: wat is de aard van het verderf, dat de zonde teweegbracht. We krijgen de indruk dat de schrijver de herschepping ziet als een nova creatio (in de lijn van bijvoorbeeld Moltmann). Vanuit dit vertrekpunt wordt Heyns geanalyseerd en gecritiseerd. Vanuit ditzelfde vertrekpunt wordt Calvijns rechtvaardigheidsleer ge(her)interpreteerd.

Dat gebeurt met een verbluffende vanzelfsprekendheid. Wie zo de nova creatio accentueert, kan en wil geen oog hebben voor de relatie tussen schepping en herschepping. Dan moet het verwijt wel vallen, dat aan de van de zonde wordt tekort gedaan. Doch moet ditzelfde verwijt dan niet tegen Calvijns theologie worden ingebracht? En moet Calvijns openbaringsleer niet onder hetzelfde vonnis vallen als die van Heyns? Is Calvijns openbaringsleer te kenschetsen als 'a mode of being' (72)? Dat is meer Barthiaans dan Calvinistisch.

Ik wil allerminst beweren dat het beroep van Zuidafrikaanse politici en theologen op het Calvinisme ter rechtvaardiging van discriminatie van niet-blanken, in de lijn van Calvijn is. Het lijkt me trouwens evenmin de lijn van het historisch Calvinisme te zijn. Derhalve ware het nodig geweest om tussen Calvinisme en Calvinisme te onderscheiden.

Tenslotte is het opvallend dat de bezwaren tegen Heyns van andere aard zijn dan die tegen de vóór hem genoemden. Uitspraken als van dezen (Treumicht en Potgieter) treft men bij Heyns niet aan. Schrijver doet alsof hij bij Heyns met de nader uitgewerkte dogmatische onderbouwing van Treurnicht en Potgieter bezig is. Dat is niet het geval. Hij critiseert Heyns om andere uitspraken dan de zojuist genoemden. Juist als de schrijver Heyns' dogmatiek model stelt voor het Zuidafrikaans Calvinisme, moet de vraag gesteld worden, of Heyns wel een representant is van dit afgewezen Zuidafrikaanse Calvinisme. Men kan deze vraag ook anders formuleren: of Heyns (voorzover hier besproken) niet meer calvinistisch is dan het becritiseerde Zuidafrikaanse Calvinisme. Dat zou betekenen dat de echte Calvijn, meer tegenstander van de schrijver zou zijn dan medestander. Al met al: wordt Calvijn hier niet te gemakkelijk voor een moderne bevrijdingstheologie geannexeerd. en wordt een theoloog als Heyns dan niet te gemakkelijk ten opzichte van Calvijn geïsoleerd?

In elk geval is de basis van deze nieuwe Calvijn-interpretatle volstrekt ontoereikend.

toereikend. A.

W. H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Theologia Reformata | 326 Pagina's

A CRY FOR LIFE. AN INTERPRETATION OF 'CALVINISM, AND CALVIN,

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Theologia Reformata | 326 Pagina's