Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GUNNING OVER DE VERZOENING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GUNNING OVER DE VERZOENING

52 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. de Leede

In 1982 verscheen een bundel opstellen van de hand van enkele protestantse en rooms-katholieke theologen over de centrale vraag: Waarvoor stierf Jezus? ' * Bij lezing hiervan valt op dat de klassieke noties van de verzoeningsleer nagenoeg geheel ontbreken: satisf actio, placatio, plaatsbekleding.

Nog geen twintig jaar na de indringende discussie binnen de N.H. kerk over de verzoeningsleer, uitlopend op de publicatie van het synodale geschrift De tussenmuur weggebroken *, waarop van gereformeerde zijde in de hervormde kerk nogal fundamentele kritiek is geleverd', blijkt de vervreemding van velen in de kerken nog veel groter te zijn terzake het hart van het christelijk geloven en leven: De Verzoening in Jezus Christus.

We merken het in het pastoraat en in de catechese: de belijdenis van Jezus Christus als de Verzoener van de zonden, als de Borg en Middelaar, is bij velen een fossiele geloofswaarheid geworden. Een frase, geen levend en geleefd belijden. In de ontmoetingen binnen het apostolaat merken we nog sterker de vervreemding van, of de ergernis en vooral het onbegrip aangaande deze belijdenis.

Gevolg - of juist oorzaak? - is dat in veler prediking de verkondiging van zonde en genade, van (de noodzaak van) de verzoening van de zonden, ontbreekt. Terwijl prediking toch is of behoort te zijn: bediening van de verzoening? !

Het is in deze onze kontekst goed en verrassend actueel te luisteren naar de stem van Gunning, de vader van de zgn. ethische theologie. Ook hij worstelde in zijn kontekst met de zorgwekkende ontwikkeling van een al-machtig modemisme en de kennelijke onmacht van de orthodoxie tot een werkelijk weerwoord.

Hij constateerde dat wat het hart is van het gereformeerde belijden en leven - de Verzoening door Voldoening, het mysterie van de plaatsbekleding en de schulddelging - voor zijn moderne, ontwikkelde tijdgenoot volstrekt on-zin was geworden. Het zijn voor hen 'klanken... met hun denkbeelden van Gods volmaaktheid en 's menschen behoeften in strijd'.*

Het zal ons nog blijken dat Gunning in zijn spreken over de Verzoening aan alle klassieke noties uit de orthodoxe verzoeningsleer tracht recht te doen. Tegelijk richt zijn kritiek zich dus op (de prediking van) die klassieke verzoeningsleer. Vaak is het geheimenis van de Verzoening door het Bloed van Jezus Christus gedevalueerd tot een naamloos gebeuren: of in wezen al geen gebeuren meer, maar (de mededeling van) een 'transactie' tussen de schuldeiser (God) en de schuldenaren (de mensheid). Wie de schuld betaalt, de schuldenaar zelf, of iemand in zijn plaats, is niet van wezenlijk belang; als er maar voldaan wordt! En of er sprake is van een relatie tussen schuldenaar en eventuele plaatsvervanger, dat doet aan de zaak van de Verzoening of Voldoening zelf niet af of toe! Laat staan dat hier nog sprake is van een persoonlijke relatie tot de Schuldeiser, God Zelf: Deze is feitelijk geworden tot onpersoonlijke Wet.

Naar Gunnings overtuiging zijn het deze verzakelijkte, kille Verzoeningstheorie en de prediking daarvan, die velen vervreemd hebben van dit hart van het Evangelie. Zij voelen hier geen hart meer kloppen, laat staan het Hart van de levende God Zelf. Gunning wil dus niets anders - en dat is het 'Anliegen' van zeker de oudere ethische theologie - dan de klassieke gereformeerde theologie herschrijven binnen de kontekst van zijn tijd.

We willen al luisterend trachten te verstaan hoe Gunning de aloude geheimenissen (op-)nieuw wilde zeggen.

Het gaat daarbij slechts om een analyse van een klein geschrift waarin Gunning zich uitdrukkelijk heeft uitgesproken over de verzoening: Het Kruis des Verlossers.^

Voorafgaande hieraan is het nodig eerst kort naar Gunnings Godsleer te vragen en naar zijn antropologie en naar enkele grondlijnen van zijn spreken over Jezus Christus.

Over God: Gunnings theo-logie

Willen we Gunnings spreken over de Verzoening goed verstaan, dan moeten we summier enkele kenmerkende trekken van zijn Godsleer aanduiden. We komen dan direct in aanraking met het eigenlijke grondmotief van de ethische theologie, namelijk: vanuit en met het oog op Jezus Christus de loei van de dogmatiek herschrijven, vernieuwen.

Het gaat dan dus om het ethisch beginsel, als het samenvattende grondwoord voor de methode en de inhoud van Gunnings theologie. 'Hem, den persoon van Christus, in het middelpunt te stellen, dat is het ethisch beginsel' - zo zegt Gunning het zelf.'

De Waarheid is ethisch, dat wil zeggen dat zij niet iets louter verstandelijks is, geen begrip. De waarheid behoort tot het gebied van het zedelijke, het persoonlijke.

Met Gunnings eigen woorden: 'Grondgedachte is dus bij ons: het persoonlijke leven: de persoonlijkheid. Wij beweeren dat een waar, d.i. niet slechts het verschijnsel, maar het wezen van het bestaande bereikend kennen slechts daar mogelijk is waar de in Christus vrijgemaakte persoonlijkheid den persoonlijken God kent, die zich haar openbaart, en voorts alle dingen in Hem'.'

Uit deze twee citaten blijkt al het volgende:

a. Het gaat in het ethisch beginsel om een protest tegen de suprematie van het intellect, het 'afgetrokken' verstand, bijvoorbeeld in het modemisme en in het positivisme.

b. In de theologie betekent dat verzet tegen het intellectualisme dat Gunning zowel bij het modernisme als bij het supranaturalisme constateert. De waarheid is ethisch, dat wil zeggen geen intellectuele waarheid. God openbaart geen leer, maar Zichzelf. Daarom is openbaring mededeling van leven, hét Leven.

c. Dat de waarheid ethisch is, dus in de ontmoeting van persoon - persoon, van God in Christus - mens tot stand komt, dat brengt met zich mee dat de hele persoonlijkheid van de mens in beslag genomen wordt: verstand, geweten, wil.

d. Hiermee hangt samen dat het ethisch karakter der waarheid, d.w.z. haar bevat zijn en geopenbaard-zijn in Jezus Christus, dus tot noodzakelijk gevolg heeft 'dat een mensch bekeerd moet zijn om de waarheid te kunnen verstaan'.*

e. De waarheid is ethisch, persoonlijk, dat wil zeggen: levend, historisch. Immers: het persoonlijke behoort bij het gebied niet alleen van de natuur, maar ook en vooral van de geschiedenis, van de vrijheid.

f. Grote nadruk legt Gunning dan ook op de eenheid van idee en feit. Hoewel de ethische vaderen niet wars waren van speculatief verder denken, getuige bijvoorbeeld hun Logos-leer, was hun 'neen' niet onduidelijk tegen het idealisme, waarin de Idee geen grond, geen lichaam meer heeft.'

Als samenvattende begripsbepaling kunnen we tegenover elkaar stellen: de ethische en de fysische levensbeschouwing.

Tegenover het ethische beginsel - met als kenmerkende kernbegrippen: historisch, persoonlijkheid, vrijheid, aanschouwing of aanbidding - staat de fysische opvatting - met als kernaanduidingen: natuurlijk, verstandelijkheid, noodzakelijkheid en abstractie.

h. In theologicis heeft dit alles z'n fundament en z'n uitwerking in een kritische doorlichting van alle loei van de dogmatiek vanuit en met het oog op Jezus Christus. Met een woord van Gunning zelf: 'Aan de kritiek - niet van ons verstand, maar van Jezus zelven, moet alles opnieuw onderworpen worden'." Of: 'De theologie heeft dus tot middelpunt Christus, en van daar beschouwt zij in steeds ruimer omtrekken al wat tot Christus behoort, eerst de gemeente en dan de wereld'."

Vanuit deze punten a-h betreffende het ethisch beginsel vragen wij nu naar de toepassing ervan in de Godsleer.

God is de drieënige God: de ethische Godsidee

'Omdat onze Godsidee ethisch is, daarom is zij trinitair.'" Toegepast op de Godsleer betekent het ethisch beginsel dat over God niet abstract - metafysisch gesproken kan en mag worden. God is Persoon, openbaart Zich, deelt Zichzelf mede.

Kortom: God is God in Christus, door de Heilige Geest, Hij is de levende God.

Gunning stelt in dit verband tegenover elkaar de ethische en de fysische Godsidee. De ethische Godsidee is trinitair.

De fysische Godsidee is die van het heidendom. De niet-drieënige God van de heiden of van de wijsgeer is een abstracte oppereenheid, die geen onderscheidingen in zichzelf duldt, wiens relatie tot de wereld dus niet persoonlijk, maar natuurlijk is.

De noodzakelijke consequentie van zo'n fysische godsbeschouwing is dat de relatie God-wereld óf pantheïstisch óf deïstisch is, maar in elk geval deterministisch-monistisch."

Vanuit de fysische Godsidee is er geen sprake van zelfmededeling van God, Zijn nederdaling, laat staan dat er gesproken kan worden van Vleeswording, menswording van God.

De hele betrekking God-wereld en mens, zoals de Schrift die verkondigt en zoals de gemeente die gelooft, veronderstelt en leert een andere Godsidee: de ethische en dus trinltaire.

God is de heilige Liefde; Gods eigenschappen

Wat Gunning bedoelt met de ethische Godsidee, wordt vooral ook duidelijk in zijn spreken over de 'eigenschappen Gods'."

Het gaat Gunning dan om een christologische (her-)interpretatie van de eigenschappen van God."

Juist in de Godsleer gaat het erom dat wij ons 'onder het Kruis stellen en dus God en de gehele waarheid op te vatten niet physisch maar ethisch'." Dan vormen al de stralen van onze denk-tegenstellingen, 'in het kruispunt inéénvloeiende, daarachter het eeuwige Licht der waarheid'.^'

Deze herinterpretatie vanuit het ethisch beginsel betekent dat we leren spreken over:

- de almacht van God als de almacht der liefde, die zichzelf beperken kan en daadwerkelijk ook beperkt in het scheppen van vrije persoonlijkheden als tegenover, inclusief het risico van het kwaad. De almacht Gods is in Christus' overgave voltooid als 'de aldoordringende Kracht der liefde' '*; en over

- de alwetendheid van God als 'de scherpziendheid der volkomen liefde''"; en over

- Gods onveranderlijkheid als Zijn Verbondstrouw.

De onveranderlijkheid Gods is niet die koude, strakke onbeweeglijkheid van de fysische Godsidee, welke, aldus Gunning, in de klassieke verkiezingsleer ook zo funest heeft doorgewerkt. Het tegendeel is waar: 'De onveranderlijkheid Gods is de hoogste, de eigenlijke beweegkracht der veranderingen die wij in de wereld zien geschieden'.^

De onveranderlijke, levende God wordt in het Woord ons verkondigd als de God van de Opstanding, de overwinning van alle onveranderlijkheid. Gods onveranderlijkheid, zo zegt Gunning, is juist Zijn vrijheid, namelijk om zijn

welbehagen te volvoeren, in het zoeken van zondaren, in het berouw hebben, in zijn ingaan in de geschiedenis.

is! Gods onveranderlijkheid komt juist daarin openbaar dat Hij God in Christus

Het is duidelijk dat hier al heel belangrijke beslissingen vallen voor Gunnings spreken over de verzoening. Vooral van belang is dat en hoe hij spreekt over God als de heilige Liefde? ^ We willen Gunnings gedachtenontwikkeling op dit punt wat nader ontvouwen.^*

a God is Persoon, d.w.z. Hij is machtig ook over zichzelf, om zichzelf te beperken. In de scheppingsdaad beperkt God zich vrijwillig in zijn macht en heiligheid. De hoogste zelfbeperking betoont de Heere in de vleeswording van Zijn Zoon. Deze is de vervulling van de verbondsnaam.

b Die Naam wordt bekendgemaakt in Gods daden: God gaat in in de geschiedenis. Dat is Zijn Openbaring.

c Christus is het middelpunt van alle openbaring Gods en van het geheimenis ervan: namelijk de heilige Liefde. Deze is de kern van de Majesteit van God: deze openbaart zich op het hoogst als de nederbuigende genade.*'

d In Gods wezen zijn de volstrekte heiligheid en de volstrekte liefde één. Wat voor ons zondige mensen een tegenstelling is, is bij God één: 'De noodzakelijkheid in Gods wezen is Zijn heiligheid, en het bestaan dezer heiligheid is Zijn volstrekte vrijheid, Zijn vrije keuze. Zijn liefde'}*

e Omdat God de heilige Liefde is, is er ook sprake van Zijn toom over de zonde. De toorn als de brandende ijver van zijn Liefde. Het is duidelijk hoe hier plaats komt voor de kennis van de zonde, van de noodzaak van verzoening en plaatsbekleding.

Deze summiere aantekeningen bij Gunnings spreken over de eigenschappen Gods, mogen voldoende zijn om te concluderen dat

- er zo recht gedaan wordt aan het levende, beweeglijke van het bijbelse getuigenis, als getuigenis van de openbaring van de levende God; en dat

- er zo alle ruimte is voor de verschillende noties uit de klassieke verzoeningsleer: toom Gods, straf, plaatsvervanging, voldoening, verzoening, ...; en dat

- dit alles te maken heeft met het feit dat Gunning de Godsleer en met name de eigenschappenleer losmaakte van een filosofische invulling door ze te spellen binnen het Verbond van God met Israël, binnen de geschiedenis van Zijn heilsdaden in Israël, in Jezus Christus, door de Heilige Geest.

God openbaart zich; Gods condescendentie

We zagen reeds vanuit de eigenschappenleer: één van de vmchten van de

herinterpretatie van de Godsleer vanuit het ethisch beginsel is dat er veel scherper zicht komt op wat openbaring is in bijbelse zin. We vatten het nog eens samen in de kernwoorden: Persoonlijkheid, dat wil zeggen zelfbewustheid en zelfbepaling, vrijheid, mogelijkheid tot zelfbeperking.

Omdat God Persoon is, kan Hij zichzelf beperken. Dat is wezenlijk voor Zijn Almacht. Het is de Almacht der Liefde.

God beperkt zich daadwerkelijk in de daad van de schepping, met name in de schepping van de mens als persoonlijkheid tegenover God. God beperkt zich in de daad van de Godsregering (de Voorzienigheid): Hij schept vrijheid voor de mens.

De hoogste zelfbeperking van God is Zijn menswording, als de voltooiing van Gods ingaan in de geschiedenis.

We sluiten af met een kenmerkend citaat uit De Blikken:

'Deze zelfbeperking Gods is het, welke de Heilige Schrift ons voorhoudt, zoo dikwerf in haar van God als den Heere, als Jehova den Verbondsgod sprake is. Dat is, van den beginne tot het einde.'"

Inderdaad: Openbaring is zelfbeperking, is condescendentie, is Vleeswording.

Over de mens; Gunnings antropologie

Voordat wij nu overgaan tot Gunnings christologie, willen we enkele belangrijke aspecten van zijn antropologie naar voren halen. Uiteraard kunnen we Gunnings visie op de mens niet losmaken van zijn spreken over de God-mens. Maar desondanks toch een zelfstandige paragraaf.

De mens als Gode-verwant

Ook in Gunnings geschriften valt op hoe grote nadruk de ethische vaders leggen op de oorspronkelijke verwantschap van de mens met God. Met talloze uitspraken kunnen we dat adstrueren.

Zo spreekt Gunning herhaaldelijk over het Heil in de Heere Jezus Christus als 'aansluitend aan 's mensen diepste behoeften'.

Zo zegt Gunning bijvoorbeeld: 'De prediking van Jezus als den Christus is gekomen, en wij hebben onze diepste behoeften tegelijk ons ten volle bekend gemaakt en vervuld gezien'.^'

Of: '... nu zien wij in dit middelaarschap van Jezus Christus tevens de vervulling onzer diepste behoefte'."

Geheel in deze lijn past het dan ook dat Gunning evenals De la Saussaye grote nadruk legt op de band van Christus via Israël met de hele mensheid: niet voor niets begint de Bijbel niet met Genesis 12 (de roeping van Abraham, de wording van Israël) maar met Genesis 1-11 (de schepping en de volkerenwereld).

Instemmend citeert Gunning zijn 'leermeester en vriend' Chantepie de la

Saussaye, wanneer deze schrijft: 'Daar, in Israël, zien wij de algemeenmenschelijke behoefte om God in den mensch te zien, vervuld'.^*

Het is zeer instructief om het hele daaropvolgende citaat over te nemen, omdat daarin het 'Anliegen' van de ethische theologie duidelijk uitkomt. Gunning schrijft daar, in aansluiting bij De la Saussaye, over het geloof in de godheid van Christus als niet opgelegd. Immers 'dan zou hij (De la Saussaye) verklaard hebben dat deze Godheid, daar zij moest opgelegd worden, niet de vervulling van 's menschen diepste, eigenlijke behoefte was, m.a.w. dat Hij niet reeds van den beginne af, reeds van de schepping her (die in het Woord gegrond is), het leven en het licht der menschen (Johannes 1 : 14) geweest was... En zoo is "onze theologie" de erkenning dat het bovennatuurlijke, het zien van God in den mensch Jezus Christus, niet bovenmenschelijk, maar echt menschelijk is en het natuurlijke herstelt'.^' Kortom:

- Er is affiniteit tussen Gods openbaring en de menselijke geest;

- dit heeft alles te maken met de Logos, de Rede in de gehele Schepping als geschapen in en door het Woord.'"

De mens als zondaar

Belangrijk voor ons onderwerp is ook hoe Gunning spreekt over de mens als zondaar. Dit spreken sluit geheel aan bij wat we hiervoor hoorden. De mens is door God geschapen als staande boven de natuur; dat wil zeggen dat de mens 'persoon' is: zijn persoonlijkheid is niet fysisch maar ethisch van aard. Dus de geschapen mens is gesteld in de keuze der vrijheid, namelijk als geroepene onder Gods belofte en gebod.

De roeping van de mens is dan, zo zegt Gunning, 'een Middelaar te zijn tusschen God en de lagere schepping'.''

Dat is de hoogheid van de mens als Beeld Gods.

Deze hoge roeping heeft de mens echter verzaakt. Daarna is eerst Israël door God gesteld om de taak der mensheid op zich te nemen; maar de geschiedenis van Israël is onderstreping van de machteloosheid van de mens als gevallene.

De mens is dus door de zonde afgevallen van Gods oorspronkelijk bedoelen.

De zonde behoort dus niet tot het wezen van de mens, maar is devaluatie van het ware mens-zijn. Met Gunnings eigen woorden:

"... de zonde behoort niet tot uw eigene, van God geschapene, wezenHjke natuur. God heeft u naar Zijn beeld geschapen, en al wat zondig in u is, dat is verloochening van uw eigenlijke met Hem verwante natuur'.'^

Het is dus geen verrassing meer wanneer wij Gunning dan horen spreken over het Kruis der Verzoening als herstel van het ware mens-zijn.

De ware mens

De ware mens is dus daar waar de mens God kent. De ware Mens is daarom allereerst Jezus Christus zelf. Hij is 'de ware Mensch, gelijk wij hem aan het Kruis en op den Troon gezien hebben door het geloof."

Ware mens moeten wij wórden; dat zijn wij in Christus: in Hem tot vrijgemaakte persoonlijkheid geworden.

'In de gemeenschap van den persoonlijken God met den persoon des menschen, welke door het Kruis bemiddeld wordt, is dus het ware kennen en het ware leven.' '*

De verzoening in Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, leidt tot waarachtig mens-zijn.

De vrucht van Gods scheppende verkiezing (= Zijn macht der liefde tot zaligheid) werkt zich uit in de daad der verzoening en leidt zo tot de echte bevrijding van de mens, namelijk in de gemeenschap met God in Christus (door wedergeboorte en bekering). Dan komt de mens tot de ware vrijheid, namelijk in het willen wat God wil: 'God doet alles en daardoor doet de mensch alles'."

Over God en mens. Jezus Christus, Middelaar Gods en der Menschen; Gunning over de christologie

Op onzes inziens twee cruciale punten spreekt het zogenaamde ethische beginsel door in Gunnings christologie.

Ten eerste: De Waarheid is Persoon. Vanuit en met het oog op het persoonlijke spreekt Gunning over de naturenleer, over de godheid van Christus. Het gaat hem om de Persoon van de Middelaar Gods en der menschen, de Mens Jezus Christus.

Ten tweede: De eenheid van Idee en feit. Openbaring wil zeggen dat God ingaat in de geschiedenis. Grote nadruk legt Gunning dan ook op het historisch karakter van de Openbaring.

Met Gunnings eigen woorden: "Daar is één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Jezus Christus". Met nadruk staat hier (se. in I Timótheüs 2 : 5) mensch. Het geeft te kennen dat wij hier niet meer op het gebied der natuur zijn op hetwelk wij God als afgetrokken macht zien: aar op dat der geschiedenis, waar God zich als heilige Liefde openbaart. Tot het ethische behoort dan

verder de innige éénheid van idee en feit, gelijk de Vleeschwording des Woords haar onscheidbaar toont'."

Voor de christologie betekent dit het volgende:

- Allereerst een grote aandacht voor de mensheid van Christus. Dat is kenmerkend voor de nieuwere christologie in de negentiende eeuw." Daar zit ook een stuk protest in tegen de orthodoxe christologie waarin de twee-naturenleer toch geleid heeft tot een overmacht van de goddelijke natuur tegenover de menselijke, waarbij beide als heterogene machten beschouwd worden.

- Voorts komt er zo oog voor de waarachtige menselijke verschijning van Jezus Christus; we denken aan:

a Zijn groei in kennis, in gehoorzaamheid, in bewustzijn van Zijn goddelijke roeping. Gunning wil duidelijk recht doen aan wat bijvoorbeeld Hebreeën 2 : 10 en 5 : 7-9 zeggen: at Christus gehoorzaamheid geleerd heeft, door lijden heen.

In dit verband zegt hij: '... hoe weinig nog ook waarlijk vrome christenen met de menschheid des Heeren vollen en waarachtigen ernst durven maken'. Gunning vervolgt dan in verband met de goddelijke alwetendheid: 'de volkomen ontlediging (kenoosis!) van goddelijke heerlijkheid bracht bij den Zone Gods hier op aarde ook ontlediging van goddelijke alwetendheid met zich...'. Ten aanzien van de heiligheid, c.q. zondeloosheid van Christus vervolgt Gunning dan: 'Zijn geheele heiligheid was niet van een van den aanvang af voltooide volmaaktheid, maar een voortgang des ganschen levens, voortgang niet van onheiligheid tot heiligheid, maar van onontwikkelde reinheid, dóór aanhoudende strijd, tot volkomen gehoorzaamheid'.'*

b De nauwe band tussen het menselijk leven van Jezus en het volk Israël.

Grote nadruk legt Gunning op het feit dat het Woord 'ons vlees en bloed heeft aangenomen', meer nog: is 'vlees geworden' door via Maria in Israël in te treden, het uitverkoren en daarom waarlijk het normale volk, dat blijkens Genesis 1-11 met de schepping van de mensheid is verbonden.

Omdat Israël zo de oorspronkelijke mensheid vertegenwoordigde, kon de gave van Christus daar plaats vinden, want die gave veronderstelt 'een oorspronkelijke, natuurlijke gemeenschap tusschen de wereld en den Zoon

(Johannes 1 : 10-13)'."

- We zullen nog zien hoe in Gunnings eigenlijke spreken over de Verzoening grote nadruk ligt op het héle menselijke leven van Jezus Christus als verzoenend. Ja juist 'de samenvattende beschouwing van het leven des Heeren in zijn geheel leert ons de noodzakelijkheid van zijn verzoenend lijden en sterven waarlijk langs den historischen weg inzien'.*"

- Opvallend en belangrijk is in dit verband hoe Gunning de belijdenis van de godheid van Christus helemaal verworteld ziet in (de wijze van) Zijn mens-zijn. Uit de levensgemeenschap, de gemeenschap van liefde tussen de Vader en de Zoon, openbaart zich het Zoonschap van Christus.

"Uit de menschelijke verschijning van Jezus moeten wij tot zijn goddelijk Zoonschap opklimmen. De metafysische eenheid wordt in de zedelijke geopenbaard.'" Of, anders gezegd: 'het metafysische is de achtergrond van het ethische, het openbaart zich daarin'.**

We laten nu Gunning zelf nog nader aan het woord over dit belangrijke christologische gegeven: de belijdenis van de godheid van Christus.

' "Als historische persoon is hij, het eeuwige Woord, vleesch geworden. In dit anders-worden heeft hij zijn zichzelf-zijn, zijn God-zijn, niet verzaakt, maar bevestigd", namelijk als de heilige Liefde, die de weg van de vernedering gaat tot het einde.'

'Juist daar, waar hij in de volle diepte der vernedering mensch is, daar, dair is Hij meer dan ooit Zoon Gods.'

"Wij zien hieruit dat de éénige weg om de Godheid des Heeren waarlijk te zien en te kennen, is haar te zien in die historische werkelijkheid welke op het kruis uitloopt.' *'

In dit verband kritiseert Gunning de ontwikkeling van de klassieke orthodoxe christologie, waarin de godheid van Christus tot een afzonderlijk leerstuk werd;

Christus wordt dan al van de geboortee af in voltooide godheid voorgesteld, zonder dat men oog heeft voor de voortgang in de historische werkelijkheid van Jezus Christus. Dan wordt alles rond Christus' Persoon en Werk ontpersoonlijkt. Dan wordt Jezus' aangenomen mens-zijn tot instrument voor de in wezen ver weg blijvende, eeuwige godheid van Christus. We zullen zien hoe Gunnings kritiek op de klassieke verzoeningsleer met deze kritische gedachten over de klassieke christologie, parallel loopt.

Jezus Christus, God en mens

Gunning kiest, evenals Chantepie de la Saussaye, graag de uitdrukkingen 'Middelaar' en 'Godmensch' om de Persoon en het Werk van Jezus Christus aan te duiden.

Godmens, Theanthroopos': dit betekent niet dat Gunning Hem wil aanduiden als half-god-half-mens, of als een vergoddelijkt mens, of als een soort mythische figuur.

Gunning wil met deze benaming uitdrukken dat Christus werkelijk tot beiden behoort, beiden verenigt, beiden verzoent: namelijk God en mens.

'Zoo is hij én met den Vader, én met de menschen verbonden gebleven, en heeft deze beide, die hopeloos onderling gescheiden waren, weer met elkander verenigd.. .'**

Het gaat erom in de uitdrukking 'God-menselijkheid' aan te geven dat in Jezus Christus God trouw blijft aan de mens en in Jezus Christus de mens - dat wil zeggen het ware, mensgeworden Israël als vertegenwoordiger der hele mensheid - God trouw blijft.

Zo is dan Jezus Christus de tweede Adam, de ware mens, Gods Zoon, Die het 'volbracht' heeft, namelijk de vereniging, de verzoening van God en mens. Dat verwoordt Gunning in die andere uitdrukking naar aanleiding van I Timótheüs 2 : 5: ezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen.

'Christus is de waarachtige Middelaar Gods en der Menschen; niet alsof hij tusschen beiden stond, maar omdat Hij in waarheid tot beiden behoort, in de eenheid zijner persoonlijkheid beide, niet heterogeene, naturen vereenigt, en het eeuwige leven openbaart als historische verschijning, binnen de grenzen der menschelijke natuur.' *^

In deze hoofdstelling drukt Gunning uit wat hem en De la Saussaye beweegt:

Jezus Christus betuigen als van God gesteld middelpunt, Hoofd van alle dingen, Middelaar voor alles wat bemiddeling nodig heeft: God en mensch, geest en lichaam, hemel en aarde, eeuwigheid en tijd.

De in de Vleeswording van het Woord gegeven bemiddeling impliceert alles wat wij eerder al op diverse punten aanraakten: de verwantschap van de menselijke natuur aan de goddelijke, de ontvankelijkheid van de gehele schepping, en vooral van de mens, voor Christus, Die dan ook beantwoordt aan de diepste behoeften van het hart.

Het is duidelijk dat Gunning niet wil weten van de tegenstelling 'of uit God - óf uit de mens'. Hij tracht dit dilemma dat op de orthodoxie drukt, te overstijgen.

We zien dit in zijn christologie: zijn kritiek is dat in de orthodoxe christologie feitelijk het goddelijke vernietiging betekent van het menselijke. We zagen dit al eerder waar Gunning spreekt over de vrucht van de verkiezing Gods: het verzoende leven, de ware vrijheid van de mens, waar de tegenstelling 'God doet alles, de mens niets' is geworden tot 'God doet alles en daardoor doet de mensch alles'.

De Verzoening; De vervulling van de Heilige Liefde

Tegen de achtergrond van alles wat tot nog toe gevonden is betreffende Gunnings theologie, willen we nu vragen hoe hij spreekt over de Verzoening. We zullen ons dan beperken tot een analyse van zijn boek Het Kruis des Verlossers.

Gunning begint met te zeggen dat een afgeronde theorie over de verzoening geen recht doet aan het karakter van de Verzoening als een heilig geheimenis. Ook de bijbel zelf geeft geen theorie van de Verzoening. Juist dit geheimenis systematiseren in de abstractie van ons denken, is een grote dwaling.

Hier, zoals feitelijk in heel de theologie, past alleen de aanbidding.

Het gaat Gunning er dus om de klassieke verzoeningsleer te herschrijven vanuit het ethische beginsel, of: het persoonlijke. Met Gunnings eigen woord: 'Die vorm van een rechterlijk contract verdonkert de waarheid dat alles wat tusschen God en ons geschiedt, persoonlijk is ... Gods rechterlijke vrijspraak laat den vrijgesprokene niet onverschillig heengaan, neen zij neemt hem juist in de kinderlijke betrekking tot God op'.*'

'God is Persoon': zo ergens in de theologie dan toch wel wanneer we over het wonder van de Verzoening spreken, moet dat duidelijk worden. Dat is Gunnings pastorale én apostolaire motief.

Waarom God mens werd

We willen de klassieke vraag, Cur deus homo, ook aan Gunning stellen. Hij stelt zelf deze vraag ook in verschillende toonzettingen: 'Waartoe de Middelaar? Is God dan niet barmhartig en vergevensgezind uit zichzelve? Waartoe ... deze hinderlijke tusschenpersoon'? "

Of: Moet God dan verzoend worden? ... Is er dan in God zelf een verandering denkbaar?

We horen in deze vragen Gunnings twijfelende en moderne tijdgenoten spreken. We willen puntsgewijze Gunnings antwoorden refereren.

a. Ten eerste is het onzedelijk, dat wil zeggen in strijd met Gods Persoonlijkheid

en die van de mens, als de zonde 'zomaar' vergeven wordt. Met een uitvoerig citaat:

'... een zondenvergeving zonder meer, zonder Middelaar en offer, zou een willekeurige, dus niet heilige vergeving zijn; een vergeving waarbij Gods Toorn en haat tegen de zonde, noodzakelijke keerzijde van Gods liefde tot den zondaar, zou te kort komen; een vergeving die ook zelfs uwer menschelijke waardigheid zou te na treden .. .'.^

b. Het voorgaande is vrucht van Gunnings denken aangaande de Verzoening vanuit God als de Heilige Liefde.

God is heilige Liefde. De mens is geschapen naar Gods Beeld, dat wil zeggen met het doel lief te hebben. Dat is de gave van het geschapen zijn naar Gods Beeld: lief te hebben als de weg der zaligheid. God heeft recht op de liefde van de mens.

c. De zonde van de mens is dus liefdeloosheid: dat wij God liefde, dat wil zeggen Zijn recht onthouden.

d. Gods liefde blijft, maar de heiligheid van Gods liefde openbaart zich nu als gerechtigheid, en God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg gedaan wordt. Maar, zo stelt Gunning dan. Hij wil dat niet tegenover Zijn Liefde maar om TAya. Liefde.

Gerechtigheid en liefde zijn één in God, evenals ook heiligheid en liefde. De eigenschappen Gods delen in elkaar.

e. Tegen deze achtergrond is het duidelijk dat en hoe Gunning spreekt over de Toom van God, als uiterste spits, vlam der liefde. Met Gunnings eigen woord:

'Hij (God) wil volstrekt dat gij zult heilig zijn - omdat Hij de liefde is. Omdat Hij de liefde is, vlamt zijn toom over uwe zonde, en zal haar gewisselijk door zijn wraakvuur verteeren; omdat God haat datgene wat u rampzalig maakt, uwe zonde'.^'

Duidelijk is dat Gunning hier alle ruimte heeft om de klassieke noties van de placatio, de satisfactio, de straf, de toom, te verwerken.

f. Onze liefdeloosheid maakt dus scheiding tussen ons en God. En deze kloof is van ons uit niet te overwinnen, te dichten, want de volkomen liefde kunnen wij niet geven. Die kan alleen door Gods liefde gewekt worden.

Dit alles ontdekken wij pas onder het kruis: dan en daar pas leren we onze

zonden kennen, ons gemis en onze diepste behoeften.'"

g. De volkomen liefde is de liefde die zichzelf mededeelt. Zo is de heilige liefde Gods openbaar in de gave van Christus, in de verkondiging, de proclamatie: 'Het is geschied'.

Vanuit de punten a-g is Gunnings gedachtengang duidelijk. Gunning wil niet redeneren vanuit een op zichzelf wel juist maar abstract denken over schuld, betaling, voldoening.

Ook nu wil hij spreken vanuit het Verbond, de levende gemeenschap van de Heere met Israël en de gemeente.

Hierdoor krijgt de Verzoeningsleer een veel bijbelser, beweeglijker karakter: de oudtestamentische dynamiek van de Veibondsomgang van de liefdevolle en daarom vreselijk toornende God tot Zijn volk tussen trouw en ontrouw, bekering en afdwaling.

Duidelijk is dat de gedachtengang van Gunning over het 'waarom' van de Middelaar 'Lesefrucht' is vanuit het 'dat' van de komst van Jezus Christus.

Dat God mens werd

- De Verzoening gaat van God Zelf uit. Daarop legt Gunning grote nadruk: de achtergrond is de eeuwige verkiezing Gods. God wil zich met Zijn Schepping verenigen, allereerst met haar Hoofd, de mensheid. Vandaar het Verbond met Israël, dat feitelijk een verbond in Christus was. In Hem vervult God dat Verbond in deze weg: die van het lijden. Dat alles is naar de Raad en de Voorkennis Gods.

- Uit het voorgaande is al duidelijk geworden dat Gunning de Verzoening uitdrukkelijk als reconciliatie én ook als placatio bedoelt. Dit heeft alles te maken met zijn inzet bij God als de Heilige Liefde. We willen hier Gunning zelf aan het woord laten in enkele citaten:

- God is liefde, heilige liefde. Juist als wij deze Liefde Gods in bijbelse zin (nl. als scheppende verkiezing, d.w.z. wezenlijk in vrijheid geschonken liefde) kennen, 'juist dan eischt het hart, de éénheid van Gods liefde en heiligheid erkennende, vóór en boven alle dingen het zoenbloed van Golgotha. En het kruis, het ondoorgrondelijkste mysterie voor het denken, is dan voor het hart der zondaars het noodzakelijkste en duidelijkste van alle dingen'.''

T)at Gods wezen in Zijn diepsten grond en bij al zijn daden liefde is, dat ook de betooning zijner heiligheid en straffende gerechtigheid in die liefde geworteld en gegrondvest zijn, dat is een kennis die alleen het kruis van Golgotha geven kan.' '2

'Door het zoenoffer van Golgotha en de daarna volgende verheerlijking is God met ons verzoend, ja. God met ons, gelijk wij daarna met Hem door het geloof.'"

'... het strijdt niet tegen elkaar dat het Gode door Christus' offerande eerst mogelijk is geworden ons lief te hebben, en dat toch de geheele zending des Zoons een werk van 's Vaders liefde was.'"

In dit verband spreekt Gunning uitdrukkelijk over een verandering in God zelf door het werk van Christus. Dit is geheel verweven met het Persoon-zijn van God. Met nadruk onderstreept Gunning nog eens dat die verandering niet slechts in onze toestand, in onze beschouwing ligt, maar werkelijk is: door het eenmaal volbrachte werk van Christus, Zijn verzoenend doodslijden, is de verhouding van God tot de mensheid veranderd."

Uit deze gedachtenontwikkeling blijkt hoezeer Gunning recht wil doen aan de voortgang van de heilsgeschiedenis in Israël, in Jezus Christus en in de bediening van de Heilige Geest. Gods openbaring betekent Gods ingaan in de geschiedenis, 'de bodem der vrijheid, der persoonlijkheid, het gebied van het zedelijke'."

Gunning wil voluit recht doen aan de bewegingen, wendingen in deze geschiedenis van Gods Openbaring.

Zo alleen krijgen we goed zicht op het gehele leven van Jezus, als verzoenend, nl. in het dragen van de zonde der mensheid. Pas de samenvattende beschouwing van het leven des Heeren in zijn geheel leert ons de noodzakelijkheid van zijn verzoenend lijden en sterven langs de historische weg inzien. Onze bespiegelingen aangaande de Verzoening moeten dan ook alleen verklaring zijn van wat geschied is.

In de weg van de geschiedenis van Israël, vooral in de drie jaren van de omwandeling van Jezus op aarde wordt duidelijk dat 'omdat de menschelijke natuur, van welke de Israëlitische slechts een bepaalde openbaring is, aldus verdorven bleek te wezen, zij deze heilige en heiligende driejarige werkzaamheid des Zoons van God niet in zich op kon nemen om erdoor vernieuwd en gered te worden'." Dan overwint de Heere de verdorvenheid in de weg van het lijden.

Met Gunnings eigen woord: 'Kan hij de verdorvenheid der menschen niet overwinnen door haar te overwinnen, welaan hij zal haar dan overwinnen door van haar overwonnen te worden'.^^

Met de modernen stemde Gunning in als zij leerden dat er geen kloof tussen God en mens is, maar dit betekent niet dat de grenzen tussen God en mens mogen worden uitgewist. Het verschil zit hier dat volgens de moderne geest het natuurlijke en het goddelijke één is, terwijl volgens Gunning het natuurlijke en het goddelijke op grond van Vleeswording van het Woord één geworden is." Uit het voorgaande concluderen wij samenvattend:

a. Er kan geen sprake zijn van Verzoening als reconciliatio zonder Verzoening in de zin van placatio. De spits van de Verzoening is ook op God gericht: 'God moest ook met ons verzoend worden, gelijk wij met God'.""

b. De heilige liefde die zich in toorn over de zonde openbaart als jfra/eisende gerechtigheid ", eist voldoening aan die gerechtigheid. Deze kan en zal alleen God Zelf geven en het moet door de mens zelf geschieden, in vrijwilligheid.'*

Het is dus duidelijk dat de satisfactiegedachte - met daarbij betrokken de

noties van de Toorn Gods, de Straf op de zonde, het plaatsvervangend offer - bij Gunnings spreken over de Verzoening een centrale plaats blijft innemen.

- Op de vraag 'Moest God dan bloed zien? ', antwoordt Gunning, met verwijzing naar de Exodus-geschiedenis, met 'ja' vanuit de eenheid van Gods gerechtigheid of heiligheid en Zijn liefde.

- De straf noemt Gunning een noodzakelijk gevolg van de zonde, vanuit het heilig wezen van God: Hij heeft immers recht op onze liefde.

- De plaatsvervanging tenslotte noemt Gunning samenvattend 'het wonder der volkomen goddelijke liefde', onvergelijkelijk.

'O zeker, is het lijden des Verlossers een oordeel Gods over de zonde, dan laat het apostolische "voor ons" zich in geen anderen zin dan in dien eener plaatsvervangende liefde verklaren. Uwe schuld, o zondaar! heeft Hij gedragen en geboet. Een gericht, neen het gericht Gods over de zonde heeft zijn heilig leven verteerd.'"

c. In de geschiedenis van Jezus van Nazareth, op Golgotha voltooid, is aan Gods gerechtigheid voldaan. In deze mens, in Christus, staat de mens weer rein voor God.

Nadruk legt Gunning, zoals we al eerder zagen, op het gehele leven van Jezus als één samenhangend offer der volmaakte gehoorzaamheid aan God.

d. Tegenover Hem openbaart zich ook in toenemende mate de verdorvenheid van de mens, de macht van de boze. In de moord op de tweede Adam voltooit zich de zonde der mensheid.

e. Tegelijk is dit kruis de volkomen openbaring van Gods straffende gerechtigheid over de zonden der wereld: de voltrekking van het oordeel des doods.

f. Het doodslijden van Christus kin de volkomen verzoening van de zonde zijn, de volkomen hernieuwing van de gestoorde gemeenschap met God, omdat van zijn doodslijden geldt

- dat Hij volstrekt vrijwillig lijdt en sterft; daarom is Zijn dood 'bezoldiging' der zonden'; en

- dat Zijn wil volkomen één met de wil van de Vader is, in Zijn gehele leven als ook wanneer Hij 'als de vertegenwoordiger der menschheid, als haar plaatsvervanger, de gevolgen, de straf der zonde van de gansche menschheid, die Hem overstortte, leed en Zijne ziel, zijn leven overgaf tot een rantsoen voor velen'", en daarin God trouw blijft, in volkomen liefde.

In Hem geeft de mens God liefde en voldoet daarin Gods Recht.

Waartoe God mens werd; Christus de Gekruisigde voor ons en in ons

'Hij (Christus) is de Middelaar Gods en der menschen. De menschen die Hem gaarne tot hun Middelaar bij God willen aannemen, weigeren Hem toch niet zelden als den Middelaar Gods bij hen ...' 'dat Christus in ons zou uitrichten wat God wil, en bij ons Gods zaak zou bepleiten, de heiliging en

volkomen toewijding van ons leven aan God zou bewerken, dat noemen we lichtelijk pelagianisme en werkheiligheid'."*

'de Heer is en blijft in eeuwigheid onze Middelaar: maar Hij gaat steeds verder voort met van Middelaar buiten ons, Middelaar in ons te worden ...'"

Christus voor of buiten ons én Christus in ons: daarom gaat het in deze paragraaf.

Het gaat dus om de nadere uitwerking van wat we in vele aspecten van Gunnings denken al tegenkwamen:

- Heel zijn herschrijving van de klassieke verzoeningsleer vanuit het ethisch beginsel is bedoeld om aan de tijdgenoot te laten zien dat Gods heil de mens aangaat, niet uitsluit, maar juist in betrekking neemt.

- Daarom lig er bij Gunning zo'n nadruk op het persoonlijke, ook in zijn spreken over de Verzoening: het gaat om de herstelde persoonlijkheid, dat wil zeggen de in Christus vrij gemaakte persoonlijkheid."

Kortom: het gaat Gunning erom aan te duiden dat de Verzoening in de Middelaar effectief is, daadwerkelijk verandering te weeg brengt; en dat er geen tegenstelling is tussen exclusief en inclusief terzake het Verzoeningswerk van Christus, maar dat het exclusieve per definitie ook tegelijk inclusief is.

Exclusief en dus inclusief

Als afsluiting van de bespreking van Gunnings verzoeningsleer willen we dit punt nog kort refereren."*

a. Het geloof is meer dan 'naakt, blind' geloof; het is zelf leven, beginsel van kracht en toewijding. De heiligmaking is eigenlijk de ontplooiing van het geloof. b. Want door het geloof is 'het kruis ook in mij geworden wat het op zichzelf is en voor Christus was, de overgang uit dit natuurlijk leven tot het vernieuwde, gereinigde, verheerlijkte'.™

Dit is een erg belangrijke gedachte bij Gunning.

In ander verband, wanneer Gunning spreekt over de gemeente in de wereld, daar zegt hij het zo '":

De Middelaar, Jezus Christus, moeten wij, de gemeente, door het geloof laten Middelaar zijn gelijk Hij wil, namelijk 'zóó dat hij ook in ons doe wat hij voor zich in eigen historischen persoon heeft gedaan'.

Christus is de weg der vernedering gegaan, is vlees geworden, is ingegaan in de plaats der verloren mensheid. In die gang heeft Hij zijn God-zijn juist bewezen.

'De menschheid die zulks doet, die aldus den Zoon aanschouwt, is de Gemeente... Zij toch moet nu ook, als Hoofd, doordat Hij met haar is en in haar Zijn liefdewerk herhalen wil, doen wat Hij gedaan heeft, zijn gelijk Hij is in deze wereld.'"

c. Het is duidelijk dat Gunning heel nauw bij elkaar houdt, dat Christus het 'voor ons gedaan' en het 'ons voorgedaan' heeft.

d. We moeten echter wel bedenken dat we ons hier geheel bevinden op het terrein van het Werk van de Heilige Geest.

Het is er verre van dat Gunning hier een 'voorbeeld-christologie' zou bedoelen, op de wijze van 'zoals Hij (toen), zo wij (nu)'. Het gaat hier niet om de verhouding (zeden)-leraar-leerling, maar om de gemeenschap Hoofd-Lichaam, door de Geest.

Het is de Geest die het 'Christus-in-ons' werkt en doet verstaan.

d. Gunning beschrijft dan het werk van de Geest - ook weer vanuit de grondnotie dat God is de Heilige Liefde - als de betuiging van de heiligheid van God, die van nature buiten ons, tegenover ons staat. Bij het Kruis wordt die heiligheid Gods ons het duidelijkst verkondigd door de Geest.

Wanneer de mens dan niet wegvlucht, maar de Gekruisigde in zich opneemt,

dan neemt hij de heiligheid Gods in zich op, en die openbaart zich dan in de mens als de liefde, 'als het kwaad verteerende en wegbrandende liefde'." Dan wordt Jeremia 31 : 31 w vervuld: e Wet in het hart geschreven.

e. Om deze overgave gaat het: die doodt de dood in Hemzelf en in zijn leden. Met Gunnings eigen woorden:

'De Heilige Geest, door wien Jezus zelf zich onstraffelijk opgeofferd, leert ook ons datzelfde te doen in zijne kracht'." Gode heeft

Maar zoals het Kruis de overgang is van de dood naar het leven, zo is de opstanding ook in het leven van de gelovige hét geheim. "Wij eigenen ons door het geloof niet slechts Christus' dood, maar ook zijn leven toe. Ook wat hij deed in zijn aardsche omwandeling wordt onze daad.' "

Kortom: In de Verzoening gaat het om het verzoende leven.

In de aanschouwing van de Middelaar, Jezus Christus in Kruis en Opstanding, word ik met Hem gekruisigd en mag ik met Hem opstaan in een nieuw leven, de herstelde persoonlijkheid, de ware mens, wiens levenskracht is: de Zelfverloochening.

Tenslotte: in de leer bij Gunning?

Onvermijdelijk komt die vraag na het luisteren: wat hebben we gehoord? De oude dingen nieuw? Hetzelfde op andere wijze of toch iets anders? Heeft Gunning vanuit de Schriften dingen gehoord die de klassieke gereformeerde belijdenis terzake de Verzoening niet heeft gehoord? Is dat een verrijking of juist het tegendeel?

Gunning, evenals Chantepie de la Saussaye, wilde voluit gereformeerde theologie bedrijven: dat staat buiten discussie.

Toch kon hij de voluit gereformeerde theoloog H. Bavinck niet overtuigen. Tot beider verdriet, zo blijkt uit geschriften en brieven. Juist het feit dat Gunning keer op keer Bavinck betuigt, dat deze hem niet goed begrepen heeft, geeft aan dat de beslissingen hier niet eenvoudig zijn te nemen. Wellicht hoeven we die ook niet te nemen. Het irenische van de ethischen was dat zij kritisch dóórluisterden, zelfs naar de dwaling om te ontdekken óf er ook waarheidselementen in zitten en welke. Het meest eren wij deze vaderen door op dezelfde wijze naar hen te luisteren.

Zo heeft Gunning zich beziggehouden met de modernen, en hij onderkende bepaalde rake vraagstellingen van de zijde van de modernen. We zien ook overeenkomsten van Gunning met de modernen.

- De grondstelling dat er geen kloof is tussen God en mens.

- De grondstelling dat het in Gods handelen, en dus in de theologie gaat om het herstel, c.q. de bevestiging van de humaniteit."

- De grote plaats voor de natuurlijke Godskennis. Anima naturaliter Christiana est.

- De stelling dat de zonde niet wezenlijk bij de mens behoort.

Toch ging het er hem wezenlijk om de modernen te winnen voor het bijbelsgereformeerde belijden én dit beter te bewapenen in de geestelijke worsteling om niet in een onvruchtbaar isolement geslagen te worden!

Zo heeft Gunning het geheimenis van de Verzoening opnieuw willen uitspreken. Als positieve luistervruchten die we alleen tot onze schade voorbijzien, noteren we:

- We hebben verstaan dat het volgens Gunning in de daad van de Verzoening in en door Jezus Christus, gaat om het herstelde, verzoende léven, het ware mens-zijn voor Gods Aangezicht. Op z'n minst een vraag aan de traditie, de gereformeerde verzoeningsleer.

- Gunnings spreken over Christus is duidelijk christologie 'van boven'. Openbaring is nederdaling Gods. Tegelijk leren we bij hem dat de rijkdom van de gave van Christus toeneemt, naarmate wij sterker zien dat Hij de 'van boven' geschonken vervulling is van de weg van Gods geschiedenis met Israël.

We worden dan bewaard voor alle spiritualisme, idealisme. Ook in de daad der Verzoening gaat het om de aarde, de nieuwe gemeenschap, in alle concreetheid. Het eindpunt van al Gods wegen, dus ook in de daad der Verzoening, is de lichamelijkheid, aldus Gunning. De herstelde mens.

- We hebben verstaan dat de beslissingen betreffende ons spreken over de Verzoening vallen in de Godsleer. Nader: dat voor een goed spreken over de Verzoening vanuit de Schrift, de belijdenis van de Triniteit onopgeefbaar is. God is meervoud, d.w.z. liefde, relatie in Zichzelf."

- Wij hebben verstaan dat de inzet van Barth - christologisch, trinitair - en van Gunning - vanuit het ethisch beginsel, dat is feitelijk ook: christologisch - het 't beste mogelijk maakt over God als Persoon te spreken in het hele gebeuren van de Verzoening. Met name vanuit de inzet van Gunning, het ethisch beginsel, is er ruimte voor het recht verstaan van de geschiedenis van

God met de mensen, met daarin alle noties die in de bijbelse, gereformeerde Verzoeniningsleer hun plaats móeten hebben: toorn, straf, gerechtigheid en heiligheid, barmhartigheid en liefde, voldoening en verzoening.

- Wij verstaan tenslotte van verre wat Gunnings adagium is:

De Christus vóór ons die de Christus in ons wil zijn en meer en meer wil worden. En: de Christus in ons die ons doet verstaan de Christus buiten en voor ons.

Theologisch is het de roep om een bijeenhouden van de exclusiviteit en de inclusiviteit van de verzoening.

Anders gezegd: de eenheid van christologie en pneumatologie.

Nog anders gezegd: de eenheid van de daad der Verzoening en het verzoende leven.

Maar wij verstaan Gunning pas werkelijk als we in deze kernzinnen het verlangen horen naar een Gemeente die de ware bevinding kent.

- Die met Christus gestorven is en opgestaan in een nieuw (opstandings)leven; een Gemeente

- die daarom de gestalte van Christus Zelf vertoont: de wandel in de zelfverloochening.

Om deze verdiepte spiritualiteit ging het hem.

De aanschouwing van de Middelaar, die leidt tot de aanbidding, de eredienst.


* Dr. K. Blei c.a., Waarvoor stierf Jezus? Tenminste-Jaarboeken 3, Kampen 1982.

' De Tussenmuur weggebroken; Herderlijke brief vanwege de Generale Synode der N.H. kerk. Den Haag 1967.

' Vgl. de artikelen van Ds. G. Boer, tegelijk de weergave van zijn minderheidsnota als lid van de synodale commissie. Gebundeld in De prediking van de verzoening. Woerden 1968.

•* J. H. Gunning, Het kruis des Verlossers, blz. 16.

' De citaten zijn gekozen uit de vijfde druk.

Voor een vergelijking van de diverse bewerkingen van dit geschrift door Gunning in de loop van zijn leven, vgl. G. Bos, Christus de Gekruisigde voor ons en in ons Diss. 1981.

* J. H. Gunning, Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 33.

7 Vgl. a.w. blz. 42.

8 Vgl. a.w. blz. 38.

Op diverse andere plaatsen spreekt Gunning over de zelfverloochening van de mens, of over het buigen onder het Kruis, of het met Christus sterven en opstaan, als de weg tot werkelijke kennis der Waarheid.

' Vanuit deze nadruk op de eenheid van idee en feit is duidelijk dat bij de ethische vaders veel meer aandacht is voor:

- het isra'êlitisch-historisch karakter van de Openbaring Gods; dus voor

- de Heilsgeschiedenis, in de eenheid van Oude Testament en Nieuwe Testament; dus voor

- Israël als - blijvend - Gods Volk, onopgeefbaar in de voortgang ook van Gods daden naar de Voleinding toe.

1» Vgl. a.w. blz. 150.

" Vgl. a.w. blz. 33.

12 Vgl. a.w. blz. 53.

" Het is duidelijk dat Gunning zich hier richt tegen de modernen.

" We verwijzen naar het gedeelte in de 'Blikken in de Openbaring', Deel II, blz. 77-265, waar Gunning spreekt over de Majesteit Gods.

" .. .'wij hebben telkens opgemerkt' - zo concludeert Gunning aan het slot van zijn beschouwingen over de Godsleer - 'dat eerst in Christus elke eigenschap Gods volmaakt geopenbaard blijkt te wezen'. (Blikken, Deel II, blz. 255). In Gunnings spreken over de eigenschappenleer vallen ons diverse passages op, die ons sterk doen denken aan wat K. Barth later zal schrijven. Direct al in de grondstructuur van Gunnings spreken over Gods deugden: - 'Zoo wordt ook in onze gedachten het bestaan van God nooit van Zijn eigenschappen gescheiden' (Blikken II, blz. 86). Met andere woorden: God is in Zijn eigenschappen, in Zijn deugden, in Zijn werken. - Daarbij hebben alle eigenschappen deel aan elkaar. 'In haar alle blijkt God te zijn de Vader, de grond aller dingen, de volstrekte vrije, de almachtige Heer; de Zoon, het doel aller dingen, die de Liefde is en als Liefde tot zichzelf terugkeert; de Geest, de samenvattende éénheid aller dingen die ze alle tot volmaakte schoonheid verheerlijkt'. (Blikken, Deel II, blz. 87). - Vooral echter valt ons bij elke eigenschap in 't bijzonder op hoe de christologische herinterpretatie ervan hem zeer dichtbij Barth brengt.

" Vgl. lezus Christus, Middelaar Gods en der Menschen, blz. 62.

" Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 99.

"8 Vgl. Blikken, Deel II, blz. 100.

" Vgl. Blikken, Deel II, blz. 109.

2» Vgl. Blikken, Deel II, blz. 119.

*' In de derde druk van zijn Het Kruis des Verlossers typeert Gunning zijn boek over de Verzoening als 'eene zwakke proeve om het offer van de Gekruisigde, gelijk Hij ons uit de Schrift en de ervaring bekend is, naar het gronddenkbeeld der liefde te verklaren'. Geciteerd bij G. Bos, diss., biz. 22.

'* Vgl. voor het volgende: Blikken, Deel II, blz. 129w.

2» Vgl. Blikken, Deel II, blz. 135.

" Vgl. Blikken, Deel II, blz. 144.

*» Vgl. Blikken, Deel II, blz. 130.

•• Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 18.

•' Vgl. Het Kruis des Verlossers, blz. 26.

^ Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, Voorrede blz. XII-XIII.

^ Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, Voorrede blz. XIII.

'• J. Veenhof, Revelatie en Inspiratie, diss. Amsterdam 1968, blz. 25 zegt t.a.v. de theologie van Chantepie de la Saussaye: 'De la Saussauye is geneigd een ononderbroken lijn te tkenen van de natuurlijke mens via Israël naar de Christus en het Christendom'. Hoewel we bij Gunning vaak vergelijkbare noties tegenkomen als bij De la Saussaye, en Gunning zelf niet anders wil dan de gedachten van zijn leermeester vertolken, is bij hem zeker geen sprake van zo'n 'ononderbroken lijn'. Dit kan daarom alleen al niet omdat De la Saussaye inderdaad vanuit de Schepping denkt, terwijl Gunnings theologie veel meer eschatologisch is en rugwaarts via de breuk in Kruis en Opstanding terugdenkt naar de Schepping toe. Daarom is Gunnings spreken veel meer een gebroken spreken.

'' Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 25.

" Vgl. Het Kruis des Verlossers, blz. 38.

" Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 19.

" Vgl. a.w. blz. 47.

»» Vgl. a.w. blz. 57.

" Vgl. a.w. blz. 33-34.

" A. G. Honig noemt in aansluiting bij Dorners Entwicklungsgeschichte der Lehre von der Person Christi, een viertal kenmerken van de nieuwere christologie (van de zgn. Vermittlungstheologie in de 19e eeuw): Ie accentuering van de mensheid van Christus; 2e de idee van Christus als hoofd en representant der mensheid, als de centrale mens; 3e de these dat de menswording van de Logos ook buiten de zonde om zou hebben plaats gehad; 4e de leer der kenoosis, geconcretiseerd in de idee ener 'Selbstbeschrankung' van de Logos. (Geciteerd bij J. Veenhof, Revelatie en Inspiratie, blz. 153). Hoewel deze typering volgens Veenhof vooral opgaat voor de zeer speculatieve christologie, c.q. Logosleer van Chantepie de la Saussaye, zien we hetzelfde 'Anliegen' ook in Gunnings spreken over Christus.

»8 Vgl. voor dit alles: Het Kruis des Verlossers, blz. 3-4.

" Vgl. Jezus Christus de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 69.

Het is duidelijk hoe fundamenteel in de ethische theologie, bij De la Saussaye, maar ook bij Gunning, de Schepping in de Logos, het Woord, de Zoon, is. 'Gunning wil de ganse geschapene werkelijkheid en alles, wat zich in de werkelijkheid aan menselijk religieus leven manifesteert, bezien vanuit de hem heftig fascinerende bijbelse notitie van de schepping aller dingen in de Logos' (J. Veenhof, Revelatie en Inspiratie, blz. 207). Veenhof wijs op de inderdaad opvallende overeenkomst met de Scheppingsleer van K. Barth, met name wat betreft het 'goed-zijn' van de schepping met het oog op de verheerlijking in en door Christus (zo Gunning) of: met het oog op het Genadeverbond (zo K. Barth).

*" Vgl. Het Kruis des Verlossers, blz. 54.

*' Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, b\z. 39. Dit ligt geheel in de lijn van wat Gunning in de eigenschappenleer heeft verwoord en het is geheel overeenkomstig wat hij in aansluiting op Calvijn stelt: '... Met Calvijn zeggen wij dat onze idee van God ethisch is, dit is dat wij van God niet kunnen kennen wie Hij is, maar hoedanig Hij voor ons is' (Vgl. a.w. blz. 39). Met andere woorden: God is in Zijn Handelen te kennen.

« Vgl. a.w. blz. 137.

" Vgl. voor deze citaten: a.w. blz. 137, 138, 139.

*• Vgl. Het Kruis des Verlossers, blz. 25.

*' Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 29-30.

" Vgl. Het Kruis des Verlossers, blz. 40, 41.

" Vgl. a.w. blz. 28.

« Vgl. a.w. blz. 31.

Het is opvallend, en tegelijk geheel in deze zelfde lijn dat Gunning de waarheid van de eeuwige verdoemenis laat staan: De mens als persoon staat tegenover God als Persoon. Wanneer de mens, de zondaar tegen alle trekkingen van Gods liefde in, volstrekt rampzalig wil wezen, dan wordt hij het tenslotte. (Vgl. a.w. blz. 61). Met andere woorden: juist vanuit het ethisch beginsel wijst Gunning de zogenaamde apokatastasis af!

" Vgl. a.w. blz. 47.

«» Vgl. a.w. blz. 29. Typerend is in dit verband wat Gunning zegt, a.w. blz. 36: 'Kortom, niet slechts Gods Woord, maar evenzeer de eisch van uw geweten, als het waarlijk aan 't woord komt, eischt dat er geen vergeving zij zonder voldoening aan Gods gerechtigheid'. Anders gezegd: het ontwaakte geweten valt Gods Recht toe. Opvallend is dat Gunning de kennis van de zonde enerzijds helemaal verbindt met het kennen van de Gekruisigde, anderzijds met het 'godsdienstig gevoel' dat zich gaat openbaren als de stem van het geweten. Ook dit heeft weer te maken met de schepping van de mens in de Logos (Vgl. a.w. resp. blz. 29 en 34-35). De vraag is dan: is dit geweten bij Gunning slechts receptief of ook zelfstandige bron van openbaring?

" Vgl. Blikken, Deel II, blz. 143-144.

»' Vgl. Blikken, Deel II, biz. 169. In dit verband spreekt Gunning ook hier over het oordeel, de dood, de eeuwige verdoemenis als uiterste consequenties van Gods heilige liefde.

" Vgl. Blikken, Deel II, blz. 179. Gunning noemt in dit verband de Opstanding - het centrale heilsfeit, ook bij Gunning - 'de rechtvaardiging van Gods heilige liefde' (a.w. blz. 178).

" Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 41.

" Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 42.

•• Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 45.

" Vgl. a.w. blz. 55.

«8 Vgl. a.w. blz. 58.

" Vgl. J. Veenhof, Revelatie en Inspiratie, blz. 209. In ditzelfde verband zien wij de grote nadruk die Gunning legt op de (noodzaak van) wedergeboorte, het met Christus gekruisigd worden en met Hem opstaan, de zelfverloochening, het kruisigen van het vlees der zonde, als weg tot het Leven, d.i. de ware persoonlijkheid in Christus. Op talloze plaatsen in 'Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen', een boek geschreven door Gunning als reactie op een geschrift van H. Bavinck over en ook tegen de theologie van Chantepie de la Saussaye, betuigt Gunning dit tegenover Bavinck, die de ethische vaders zijns inziens misverstond. Kennelijk zag Bavinck hier het grote gevaar van de ethische theologie: - vervloeiing van de grenzen tussen mens en God, tussen God en mens; - procesmatige ontwikkeling van de mens tot de mens Gods; - verklaring van Christus uit Israël; - de consciëntie, ht geweten van de mens, tot bron der openbaring; - de weg om van het ethische tot het metafysische te besluiten. Deze en nog meer voorbeelden zijn te noemen waaruit blijkt waar Bavinck het diepe onderscheid zag tussen de ethische en de gereformeerde theologie. Hiertegenover blijft Gunning antwoorden en uitleggen dat Bavinck de ethischen misverstaat: hij ziet niet voldoende hoe centraal in alles bij de ethischen het Kruis en de Opstanding van Christus staan. Vgl. voor de beoordeling van deze confrontatie Bavinck - de ethischen: J. Veenhof, Revelatie en Inspiratie. Als we Veenhof goed begrijpen, ziet deze een duidelijk verschil tussen De la Saussaye en Gunning, m.n. op dit punt van de christologie. Bij Gunning staat de soteriologische betekenis van de Middelaar veel meer centraal dan bij De la Saussaye; daardoor grijpen Kruis en Opstanding ook veel kritischer in, in de verhouding God - mens. 'In De la Saussaye's christologie wordt de Godmens voorgesteld als het principe der 'Vermittlung': 'In Christus zijn God en mens tot de 'gewijde synthese' gekomen' (J. Veenhof, a.w. blz. 153). Zó kan Gunning niet spreken.

•" Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 47.

" Het is niet juist, dat Gunning niet zou willen weten van deze uitdrukking, zoals E. J. Beker, M. G. L. den Boer stellen (Vgl. hun J. H. Gunning jr., een theologisch portret, blz. 106). Hij gebruikt deze klassieke uitdrukking wel, maar vanuit een herijking door het ethisch beginsel: het persoonlijke.

•• Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 48. ,

< ^ Vgl. a.w. blz. 65.

"^ Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 64

•' Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 94.

"• Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 10.

*' 'In zijn oorspronkelijke kracht laat het protestantsch beginsel ... zich het best als herstelling van de ... persoonlijkheid beschrijven' (Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 95). Het gaat in het heilswerk om 'personen, wedergeboren menschen' (a.w. blz. 95). Als Gunning spreekt over de Voleinding, dan spreekt hij er in deze bewoordingen over: de volkomen gemeenschap van Christus (Hoofd) en de gemeente (Lichaam) in de voleinding van de geschiedenis van de mensheid en van de wereld in het Koninkrijk Gods. Over dit Koninkrijk Gods spreekt Gunning nu ook als 'in verheven zin allesomvattende Persoonlijkheid' (a.w. blz. 104). Met een uitvoerig citaat: 'Daar is God alles en in allen; zoodat in dat Koninkrijk, ja daar eerst, de idee der persoonlijkheid (wat het geschapene betreft) volkomen zal tot werkelijkheid zijn gekomen doordat het Geheel bestaat uit geheel zelfstandige volkomenlijk levende personen en alzoo zélf in den verhevensten zin zal Persoon zijn' (a.w. blz. 105).

•' Het gaat dan concreet om het tweede deel van Gunnings boek over de Verzoening 'Het Kruis des Verlossers', blz. 68 w. Gunning behandelt hier de leer van de Rechtvaardiging, of de toepassing van het volbrachte Werk van Christus aan de mens. In wezen is heel dit gedeelte (blz. 68-82) één protest tegen een onpersoonlijke juridische rechtvaardigingsleer, 'die al te afgetrokken het eigen persoonlijk leven terzijde stelt' (a.w. blz. 70). Een prediking van de rechtvaardiging die al te zeer onpersoonlijk werkt met de gedachte van de 'toerekening' zonder de persoonlijke relatie. Geloof wordt dan tot het zgn. 'naakt, blind geloof'. Hier tegenover komt Gunning in zijn spreken over de rechtvaardiging op voor een effectieve Verzoening. Dogmatisch-theologisch geformuleerd, kunnen we stellen dat Gunning de Rechtvaardiging en de Heiliging behandelt binnen de eenheid van de éne daad van de Verzoening. Op deze wijze betrekt hij christologie en pneumatologie helemaal op elkaar. Er is dus een eenheid van de Verzoening en het verzoende leven.

'» Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 69.

'"' Vgl. voor het volgende: Jezus Christus, de Middelaar Gods en der Menschen, blz. 137-138.

" Het is duidelijk dat hier zeer wezenlijke dingen gesteld worden t.a.v. de gemeente in de wereld. We duiden slechts aan, zonder verdere uitwerking: - Solidariteit van de kerk (de gemeente) met de wereld: het gaat erom dat de gemeente van Christus zich daarheen begeeft waar de nog onvemieuwde mensheid staat. - geen scheiding dus van de 'gelovige gemeente' tegenover de 'ongelovige wereld', maar volstrekte dienstbaarheid. - Dienstbaarheid van de gemeente aan de wereld, door presentstelling van Christus, de Gekruisigde en Opgestane Heere. - We zouden kunnen zeggen: De gemeente moet de gestalte kennen van de Knecht des Heeren uit de liederen van II Jesaja. Vgl. voor deze toespitsing van de verzoeningsleer: R. Budiman, De realisering der verzoening in het menselijk bestaan, diss. Delft, 1971.

" Vgl. Kruis des Verlossers, blz. 80.

" Vgl. a.w. blz. 81.

'« Vgl. a.w. blz. 81.

" Zo zegt Gunning dat de roeping van de ethische 'richting' is: te betuigen dat Gods genadegave geheel menschelijk is, zich geheel aan 's menschen wezenlijkste behoefte als vervulling aansluit'. Vgl. Jezus Christus, de Middelaar Gods en des Menschen, blz. 114.

Wij achten daarom dat G. Boer het gelijk aan zijn kant heeft als hij zegt: 'Zeg mij welke God gij kent en ik zal u zeggen hoe uw verzoeningsleer er uit ziet' (Vgl. G. Boer, De Prediking van de Verzoening, Woerden 1968). Wij menen echter dat hij te stérk, bijna ontologisch, de personen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in het Wezen Gods gaat scheiden en tegenover elkaar gaat plaatsen. De bedoeling is duidelijk en goed: plaats te maken voor het geschieden van Gods Heil en Schepping, Verzoening, Verlossing en Voleinding. Het is echter de vraag of zo de Eenheid Gods niet in gevaar komt. Tevens ontkomt Boer zo niet aan een onbijbelse tegenoverstelling van Gods gerechtigheid en Zijn barmhartigheid. Vooral echter heeft dit spreken over de Verzoening vanuit de tegenoverstelling van de Eerste en de Tweede Persoon van de Triniteit, z'n invloed op de prediking van de Verzoening: - Deze kan gemakkelijk tot een statische beschrijving worden van het gebeuren op Golgotha, als de uitvoering van de goddelijke overeenkomst. - Daarbij wordt dan de prediking pas 'spannend', bevindelijk wanneer de toepassing van dit verworven heil aan de orde komt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Theologia Reformata | 96 Pagina's

GUNNING OVER DE VERZOENING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Theologia Reformata | 96 Pagina's