Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PLEIDOOI VOOR MENSEN IN DE KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PLEIDOOI VOOR MENSEN IN DE KERK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. Schillebeeckx, PLEIDOOI VOOR MENSEN IN DE KERK Christelijke identiteit en ambten in de kerk, 290 blz., ƒ49, 75, H. Nelissen, Baarn, 1985.

Vanuit een diepe betrokkenheid bij en tegelijk vanuit een scherpe kritiek op ontwikkelingen in de Romana ter zake van de theologie en de praxis van de ambtsuitoefening is dit boek als een vervolg en uitwerking van eerdere publicaties over het ambt geschreven. Hoezeer de auteur bekommerd is over de gang van zaken in zijn kerk laten vooral de hoofdstukken IV en V zien over de bisschoppensynode van 1971, de handhaving van het celibaat en de betekenis van het Limarapport. Kenmerkend voor opzet en uitwerking is Schillebeeckx' these dat men over het ambt zowel sociaal-historisch als theologisch moet spreken, zonder dat men naar een van beide kanten vervalt in reductionisme. Er is z.i. geen 'revelatorisch surplus' achter of naast de sociaal-historische gestalte van het ambt. De aandacht voor het concrete en historisch gegroeide moge juist zijn, de vraag laat zich toch niet onderdrukken, wat dan de gezagspositie van de Schrift ook ten aanzien van ecclesiologische en ambtelijke vragen is. Gods openbaring haakt wel in op de situatie, maar komt er niet uit op.

Uitgangspunt voor de auteur is het gegeven, dat de gemeenten aanvankelijk vervuld van de Geest in een pneumatische gemeenschap leefden waarin de charismata bloeiden, zonder dat dit leiding en gezag in de kerkgemeenschap uitsloot. Maar de oudste bronnen keren zich fel tegen een hiërarchische leiding. Gezag is in de kerk dienende liefde, een dienstwerk. De ontwikkelingen zijn overigens in de verschillende delen van de oerkerk niet gelijk verlopen.

Vanaf de Pastorale brieven vinden we dan een tendens dat gezag op grond van de Geestesdoop wordt toegespitst op en geconcentreerd in een ambtelijk charisma. Geleidelijk aan zien we de figuur

van de monarchische episcopos naar voren komen. Na Constantijn ging het proces van clericalisering en hiërarchisering door en werden de gelovigen van pneumatische subjecten van geloof herleid tot objecten van priesterlijke zielzorg. Steeds meer werd het ambt juridisch versmald: wat een dienstwerk was werd voortaan uitgedrukt in termen van macht (wijdingsmacht en jurisdictiemacht).

Vooral vanaf de zevende eeuw zien we als gevolg van een fundering van het priesterschap van Jezus in zijn godheid een tendens het kerkelijk priesterschap op een nieuw ontologisch niveau te tillen tot een hoogheilige, mysterieuze macht. Op boeiende wijze schetst Schillebeeckx de ontwikkelingen in het middeleeuwse priesterbeeld, waarbij hij er op wijst hoe dit beeld de maatschappelijke en culturele werkelijkheid weerspiegelt. In de Trentse reactie op de reformatorische positie krijgt de middeleeuwse hiërarchischclericalistische visie eenzijdiger gewicht. Vaticanum II heeft gepoogd de juridisering te doorbreken door te spreken over 'munera' en 'ministeria'. Maar te overheersend blijft de kerkelijke hiërarchie.

Schillebeeckx' motief is te laten zien hoe levende kerken, gedragen door de Geest van Christus, naar bepaalde organisatievormen van ambtelijke dienst hebben gezocht, telkens op een andere wijze naar gelang de religieuze behoeften en ook de nood van de kerkgemeenschappen dit eisten. Het Nieuwe Testament heeft daarbij normatieve model-betekenis en anderzijds dient de inspirerende kracht van heel de kerkgeschiedenis erkend te worden.

Ten aanzien van de concilies, Trente b.v., betekent dit dat zij wat betreft hun betekenis voor de mensen van nu niet alleen binnen eigen historische context moeten worden geïnterpreteerd, maar bovendien binnen het geheel van de christelijke geloofstraditie.

De protestantse lezer zal in dit boei­ end geschreven boek velerlei gedachtengangen herkennen en beamen. Ik denk aan de waardering voor de plaatselijke gemeenten, het verzet tegen de versmalling van de band gemeente-ambt tot de relatie priester-eucharistie, de waarschuwing tegen het in eigen handen houden van het beheer van de Geest. Ik denk voorts aan de analyse van de ontwikkelingen die geleid hebben tot het verplichte celibaat. De auteur pleit voor celibaat als vrijwillige keuze, en hekelt de juridisering. Men komt onder de indruk van de kennis en de belezenheid van de auteur ten aanzien van de bronnen uit vroege kerk en Middeleeuwen. Voorzichtig schrijft hij over de apostolische successie als één van de dimensies van apostoliciteit. Moeilijk te weerleggen lijkt me zijn stelling dat het ambt zich niet heeft ontwikkeld vanuit en rondom de eucharistie of liturgie, maar veeleer vanuit de apostolische opbouw van de gemeente door verkondiging, vermaning en leiding.

Voortdurend vraag de lezer zich af: Zal dit alles in Rome niet op ernstige bezwaren stuiten? Al dient anderzijds niet vergeten te worden dat Schillebeeckx toch wil staan in het geheel van de rooms-katholieke traditie. Ter zake van de schriftuurlijke fundering van het ambt blijf ik mijn vragen houden. Wordt hier niet te sterk in het spoor van een bepaalde trend in het nieuwtestamentisch onderzoek een tegenstelling gecreëerd tussen een charismatisch gemeentetype en het gemeentetype van de Pastorale brieven?

En ook is me niet duidelijk geworden hoe de Schrift zich verhoudt tot de kerkelijke traditie. Enerzijds gebruikt de auteur het woord 'model', anderzijds krijg ik de indruk dat ook het Schriftgetuigenis is opgenomen in de historische traditiestroom. In hoeverre kan de normativiteit van het Schriftgetuigenis boven alle historische ontwikkelingen

nog functioneren, als men zo sterk de interactie tussen gemeenteeopbouw en sociaal-culturele context binnen het N.T. laat gelden? De schrijver spreekt over een richtinggevend model. Is dit toch niet te weinig? Gaat het in een bijbelse fundering van de ambtspraxis niet om het zoeken van de constanten? Of versta ik de auteur hier toch verkeerd?

E.

A.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1986

Theologia Reformata | 112 Pagina's

PLEIDOOI VOOR MENSEN IN DE KERK

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1986

Theologia Reformata | 112 Pagina's