Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELS HANDBOEK, HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELS HANDBOEK, HET NIEUWE TESTAMENT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. Baarland, e.a., BIJBELS HANDBOEK, Dl. III, HET NIEUWE TESTAMENT, 680 blz., gebonden ƒ110, - , uitg.mij J. H. Kok, Kampen, 1987.

Met de publicatie van het derde deel van het Bijbels Handboek is dit magistrale werk voltooid.

In de Inleiding wijst A. C. v.d. Woude, de hoofdred., er op, dat op het gebied van de nieuwtestamentische wetenschap ernstige verschillen van opvatting bestaan. 'De lezer zal slechts in incidentele gevallen stuiten op een opvatting die minder gangbaar is.' Als voorbeeld wordt genoemd de vraag welk evangelie het oudste is. Dr. Baarlink meent het Marcus-evangelie, dr. Mulder Matth. Een elftal geleerden gaf medewerking voor de zeven hoofdstukken waarin de uitgebreide stof is verdeeld. Elk stuk is opnieuw gerubriceerd - gemakkelijk om een bepaald onderwerp te vinden en overzichtelijk om te bestuderen. Achterin is een register van persoonsnamen (op deel I-III) opgenomen (75 blz.).

Het werk toont de veelzijdigheid van de studie van het N. Testament.

Voorop gaat de geschiedenis en godsdienst van het Palestijnse Jodendom vanaf Pompeius tot en met de opstand onder Bar Kochba, 135 n. C. Niet alleen Jerusalem, maar Judea in zijn geheel had toen de rol van middelpunt van het Palestijnse Jodendom definitief verspeeld (schr. P. Schafer).

H. N. Ridderbos schrijft over Chris­ tus Jezus van Nazareth. Terecht wijst hij er op, dat niet te rechtvaardigen is de stelling, dat de evangeliën slechts geloofsgetuigenis zouden zijn (ook dat is heel belangrijk), en geen geschiedenisboeken. De geboortegeschiedenissen zijn voor de kerk aller eeuwen van nauwelijks te overschatten waarde geweest. De prediking van het koninkrijk der hemelen is vóór alles een principieel heilshistorisch of eschatologisch karakter. Het heil is verschenen met de presentie van Christus. De boodschap is omschreven als evangelie, goede tijding: vangelie van bevrijding en vergeving. Over de wonderen: ij fungeren niet anders dan in de context van 's Heren prediking. De wonderen manifesteren de bevrijding van het rijk Gods en grijpen daarop vooruit. De uitdrukking Zoon des mensen is evenals koninkrijk Gods terminus gloriae. Gewezen wordt op de unieke en onmisbare taak die de apostelen vervulden. Het lijden en sterven des Heren heeft een kerygmatisch karakter. Uitvoerig wordt ingegaan op de opstanding van Christus. Bij alle evangelisten wordt gesproken van het ledige graf en de daarop volgende verschijning Rom. 4:25.

H. Mulder schrijft over de eerste gemeente (tot het einde van de eerste eeuw): innerlijke spanningen, apostolisch leiderschap, vervolgingen; betrouwbaarheid van de overlevering ten aanzien van de vlucht naar Pella (Eusebius) is niet te handhaven.

Over de canon van het N.T. schrijft A. F. J. Klijn. Hij wijst op onoplosbare vragen. Het spreken van Jezus is niet afgesloten met de Hemelvaart, Luc. 12 : 12, 2 Th. 2: v e.a. Aan het eind van de tweede eeuw was er een groep geschriften, als gezaghebbend erkend.

Het Woord was er eerder dan de Kerk. Het artikel over het Nieuwe Testament als literatuur is vrij gecompliceerd. Hier komen o.a. aan de orde verschillen met hellenistische brieven met die

van de Schrift. Een onderscheiding, die wel gemaakt wordt van leerbrief en privé-brief is ongeschikt. Ook wordt geschreven over het 'genre' apocalyps en de geschiedschrijving van Hand. In dit gedeelte wordt ingegaan op de apocriefen van het N.T. (vóór 325 n. C).

In h. 6 worden - stuk voor stuk - de inleidingen van de geschriften van het N.T. gegeven. Voorop Het synoptische vraagstuk (H. Baarlink); hierin uitvoerig o.a. over omvang, structuur en plaatsbepaling van de logiabron. Daarna Matth. en Mare. (H. Mulder, Luc. en Hand. (C. H. Lindijer), Ev. v. Joh. en de Joh. brieven (M. de Jonge), Kor., Past. br., brieven van Petr., Judas en de Op. v. Joh. (J. Reiling), Rom., Gal., Ef., Pil., Kol., Thess., Fil., Hebr., de br. v. Jac. (J. J. Versteeg). In een post-scr. gedenkt de hoofdred. A. S. v.d. Woude prof. Versteeg, die kort voor de publicatie van het Handboek van zijn post is afgelost, als een wijs geleerde en medewerker.

Slechts weinige stellingen en uitspraken kan ik uit dit grote geheel citeren. De keuze is zeer willekeurig.

Over het synopt. vraagstuk: Prioriteit van Mare. en het gebruik van Mare. door Matth. en Luc. kan niet worden ontkend, al blijven vragen over. Matth. geeft veel feiten die in het middelpunt van de publieke belangstelling hebben gestaan. In de uitdrukking 'tot heden toe' ligt een element van verwijzing, maar ook een bewijs. Bij Mare: Jezus is mens onder de mensen. Maar er blijft een afstand, want Hij is de Zoon des mensen, en Gods Zoon, de Messias van de beloften en de Zaligmaker van zondaren.

Bij Luc. is naar vele Schriftplaatsen verwezen o.a. bij het gebedsleven, bij de christologie en bij de boodschap op het gebied van armoede en rijkdom.

Joh. 2-12 noemt men wel het boek der tekenen. Centrale titels van Christus zijn: Zoon van God, zoon des mensen, Zoon.

Uit de inleiding op de Romeinen: Aan de uitspraak van Suetonius is niets te ontlenen met betrekking van de gemeente te Rome in de tijd van de uitvaardiging van het edict van Claudius. Het ontstaan van de gemeente te Rome ligt in het duister. H. 16 is een integrerend deel van de brief aan de Rom. Ook de doxologie is echt.

Bij Galaten: Paulus onderstreept dikwijls de authenticiteit van zijn apostelschap als geen zaak van mensen, maar van God. Met de Gal. worden bedoeld de Z. Gal.; de brief zou geschreven zijn op de tweede zendingsreis. Gal. behoort met de brieven aan de Thess. tot de oudste brieven van Paulus.

De brief aan de Ef. is mogelijk een rondzendbrief. Argumenten tegen paulinische auteurschap zijn niet overtuigend.

1 en 2 Thess. vullen elkaar aan; de brieven zijn paulinisch.

Met de traditie van de Oude Kerk - sinds Chrysostomus - is aan Rome te denken als plaats vanwaar Kol. is geschreven (gevangenschap tussen 60 en 62).

Ten aanzien van de Past. Brieven meent de schr., dat wij hier te doen hebben met het werk van een pseudepigraaf. Belangrijk is de inleiding op de brief aan de Hebr., waarschijnlijk een op schrift gestelde homilie. Bij de brief v. Jakobus denkt de schr. aan de broeder des Heren.

Bij 1 Petr. houdt de schr. vast aan het auteurschap van Petrus (Babyion naam voor Rome) 2 Petr. zou niet van Petrus zijn, zou dateren in het begin 2e eeuw.

Het laatste hoofdstuk is geschiedenis van de exegese van Oude en N.T. door de eeuwen in: a. van het begin van onze jaartelling tot de tijd van de Reformatie, het tweede deel vanaf de Reformatie tot heden.

De 49 illustraties passen bij de gehele

verzorging.

Het is een werk van wetenschappelijk hoog gehalte.

H.

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Theologia Reformata | 116 Pagina's

BIJBELS HANDBOEK, HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

Theologia Reformata | 116 Pagina's