Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

...der hulpelozen Hulp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

...der hulpelozen Hulp

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

' Samuel nu nam een steen, en stelde die tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-Haezer ; en hij zeide: Tot hier toe heeft de Heere ons geholpen.' 1 Samuel 7 : 12

Het lijkt in dit Schriftgedeelte te gaan om een simpele gedenksteen. Een herinneringsteken aan een veldslag uit het grijze verleden, zoals er zoveel zijn in deze wereld. Nu hebben zulke monumenten zèker hun betekenis. Ze herinneren ons voortdurend aan belangrijke gebeurtenissen die wij niet mogen vergeten. Omdat we zo snel leven, vervaagt het verleden in ons geheugen toch al zo spoedig...! Toch is hiermee de betekenis van deze woorden niet uitgeput. Het gaat bij de steen 'Eben-Haezer om meer dan alleen maar een historisch monument. Deze gedenksteen herinnert ons immers aan de grote daden van God. Hier heeft Hij laten zien wie Hij is en wie Hij blijft, de eeuwen door: der hulpelozen Hulp!

Een blik terug

We kunnen dat duidelijk zien als we bij deze steen een blik slaan in het verleden. Dan moeten we verder teruggaan dan dit Schriftgedeelte. De naam 'Eben-Haezer' komt namelijk al enkele hoofdstukken eerder in het eerste boek Samuel voor (vgl. : 1; 5 : 1). Zo heet dan de plaats waar de verschrikkelijke veldslag tussen Israë1 en de Filistijnen woedde, waarbij de ark in vijandelijke handen viel en de beide zonen van Eli de dood vonden. Nu is het nogal omstreden of die bloedige strijd op precies dezelfde plaats is uitgevochten, waar later deze steen is opgericht. Maar zelfs al zou dat niet het geval zijn, is de overeenkomst in namen uiterst veelzeggend. De schrijver van het eerste boek Samuel wil er op zijn minst mee zeggen, dat er een innerlijk verband bestaat tussen de nederlaag van Israë1 in hoofdstuk 4 en de oprichting van de steen in dit bijbelgedeelte. In de veldslag bij Eben-Haezer (4 : lvv.) wordt Israë1 zwaar gestraft voor zijn afval van de levende God en zijn mateloos zelfvertrouwen. Maar wanneer Samuel deze gedenksteen de naam 'Eben-Haezer' geeft, is Israël inmiddels teraggekeerd tot de dienst van de HEERE en verwacht het alle hulp van Hem.

In dit hoofdstuk lezen we hoe het zover gekomen is. Onder de verpletterende nederlaag bij Eben-Haezer en de overheersing van de Filistijnen die daarop volgde, kwam Israël aanvankelijk niet tot verootmoediging. Ook de prediking van Samuel bleef blijkbaar lange tijd zonder vrucht (vgl. 4 : 1). Na twintig jaar komt er echter verandering. Er ontstaat een wonderlijke beroering onder het volk. Mannen, vrouwen en kinderen gaan de HEERE achtema klagen (vs. 2). Met deze opmerkelijke uitdrukking zal bedoeld zijn, dat zij erover klagen dat de Heere van hen geweken is. Tegelijk komt in deze woorden ook uit dat zij berouw hebben over hun zonden. Ze klagen zichzelf aan: ij hebben God verlaten en dat is de oorzaak van alle ellende die over hen gekomen is sinds de nederlaag bij Eben-Haezer. Uit alles blijkt ook dat dit berouw geen oppervlakkig karakter draagt. Ze kunnen het bij de dienst van de vreemde goden niet meer vinden. De Baals en de Astaroths moeten de deur uit (vs. 3, 4). Onder leiding van Samuel wordt vervolgens een dag van verootmoediging en gebed in Mizpa gehouden. Daar wordt openlijk en van harte beleden dat ze tegen de Heere gezondigd hebben. Hun berouw over de zonden die ze gedaan hebben wordt zelfs zichtbaar. Er wordt een overvloed aan water geput en voor Gods aangezicht uitgegoten. Zo gieten de Israëlieten in Mizpa in oprecht verdriet hun hart uit voor de HEERE: Wij hebben tegen U gezondigd' (vs. 6). Dit uitgegoten water is bovendien het symbool van hun volkomen afhankelijkheid en volstrekte overgave aan de Heere van Wie zij nu alle hulp verwachten (vgl. o.a. Klgl. 2 : 19).

Als er in de benauwenis van onze tijd iets nodig is, dan is het wel deze verootmoediging voor God. Wanneer we beseffen Wie de Heere is en wie wijzelf zijn, is er alle reden om diep te buigen. Wij hebben immers tegen God gezondigd. Wij hebben Hem bedroefd en vertoornd, misschien al vele, vele jaren. We worden geroepen om dat oprecht voor de Heere te belijden. Dat is nodig voor ons persoonlijk, maar ook gemeentelijk en kerkelijk... De Heere wacht op mensen die hun levensnood voor Hem uitstorten en eerlijk belijden: Wij hebben tegen u gezondigd. Als mensen zo voor God buigen komt daar meestal wel van alles op af! Satan wil niet dat mensen in hun nood en schuld Gods hulp en genade inroepen. Dat is een bedreiging voor zijn macht. Daarom zal hij geen middel onbeproefd laten om mensen in hun gebeden te verstoren. Hier zijn het de Filistijnen die door hem gebruikt worden. Ze hebben van de bijeenkomst daar in Mizpa gehoord. Waarschijnlijk vermoeden ze dat Israël samengekomen is om in opstand te komen. Hoe dat ook zij, ze trekken gewapend op om de biddende

schare uiteen te slaan. Grote vrees golft door de vergadering in Mizpa, als men van de naderende dreiging hoort. Maar in hun vrees zoeken ze nu hulp bij God.

Een blik omhoog

De Israëlieten doen een dringend beroep op Samuel, de knecht van God, om voor hen te bidden tot de Heere, opdat Hij hen zou verlossen uit de hand van de Filistijnen. En inderdaad, Samuel gaat bidden. Maar niet zonder dat er een offer gebracht is. Een lam, een jong lam nog, wordt geslacht. Het moet als brandoffer dienen. Maar we lezen niet dat de voorschriften die voor het brandoffer golden stipt worden opgevolgd (zie Lev. 1). Zo'n offer moest namelijk in stukken gedeeld worden. De stukken werden dan in vaste orde op het altaar geschikt. Sommige delen moesten ook met water worden gewassen. Maar van al die voorbereidingen lezen we hier niets. Blijkbaar moest alles in grote haast gebeuren. De troepen van de Filistijnen waren kennelijk al heel dichtbij. Snel wordt het lam geslacht. Daar ligt het - in zijn geheel - op het altaar (vs. 9). Nu zijn er nogal wat Schriftverklaarders die van mening zijn dat die woorden 'in zijn geheel' hier eigenlijk overbodig zijn. Maar wordt in deze woorden juist niet een treffende symboliek zichtbaar? Want daar ligt het lam, ongebroken, op het altaar. Zo lijkt het sprekend op het paaslam. En als het vuur wordt aangestoken is het alsof het paaslam geheel aan de Heere wordt geofferd!

Dat zal daar in Mizpa een aangrijpend gebeuren geweest zijn: Samuel naast het rokende altaar met opgeheven handen biddend om de hulp van Israels God. Er gaat ook een aangrijpend getuigenis van uit voor ons. Samuel kon immers niet bidden voor het volk zonder offer. Nu wijst dat geofferde lam op het grote Paaslam, de Heere Jezus Christus. En wij kunnen slechts bidden door te pleiten op Zijn offer. Bij ons is geen enkele reden aanwezig, waarom de Heere ons gebed zou verhoren. Wij hebben alles tegen, want we zijn zondige mensen. Bovendien zijn we machteloos en hulpeloos. We weten zelfs niet eens hoe we bidden moeten. Desondanks worden we hier gemaand om biddend tot de Heere te vluchten, pleitend op het bloed van het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt.

Dat gebed verhoort God ook. Door een geweldig noodweer verslaat Hij Zelf de Filistijnen (vs. 10). Israël komt daar helemaal niet aan te pas. Zij behoeven de verslagen vijanden alleen nog maar te achtervolgen, om hen te vemederen en een rijke buit te behalen. Hier laat de Heere zien dat alle hulp en redding alleen van Hem komt. De Schrift onderstreept dat telkens weer: et heil is des HEEREN! (zie: s. 3 : 9; Jona 2 : 9). Zeker, Hij wil de wonderen van Zijn verlossing schenken op het gebed. Maar Hij laat ook in al Zijn wonderdaden zien, dat het hier gaat om de volstrekt soevereine werken van Zijn hand.

Een blik vooruit

Het verwondert ons niet dat Samuel dankbaar een gedenksteen opricht, als deze gebeurtenissen voorbij zijn. Deze steen staat daar bij het altaar en verwijst naar wat God uit genade en om het offer heeft willen doen. Dat wordt ook duidelijk in de naam die de steen krijgt: Eben-Haezer'. Letterlijk betekent dat 'Steen der Hulp'. De bedoeling daarvan is in de eerste plaats zeker, dat dit gedenkteken eraan herinnert hoe God toen en daar heeft willen helpen. Maar in de gebeurtenissen die toen en daar plaatsvonden, laat de Heere toch ook zien Wie Hij is en blijft tot in alle eeuwigheid. Hij is de Helper van hen die hulpeloos tot Hem vluchten. In dit verband is het opmerkelijk dat Hij zo dikwijls in de Schriften 'Hulp' of 'Helper' genoemd wordt (vgl. o.a. Ps. 33 : 20; 70 : 6; 115 : 9, 10, 11). Dit wordt trouwens ook nog onderstreept in de uitleg die de schrijver van het eerste boek Samuel aan deze naamgeving toevoegt: Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen'. Er is terecht op gewezen, dat we die uitdrukking 'tot hiertoe' op twee manieren kunnen lezen: ls plaatsaanduiding en als tijdsaanduiding. Als aanduiding van plaats betekent zij heel letterlijk: ot (aan) deze plaats heeft de HEERE ons willen helpen. Als aanduiding van tijd wijzen deze woorden erop, dat God tot dit moment geholpen heeft. In beide verklaringen ligt er een opening naar de toekomst. De God die tot deze plaats en tot dat moment hulp geboden heeft, wil voor Israël en voor heel Zijn kerk ook in de toekomst een Helper zijn. Daarbij heeft de steen 'Eben-Haezer' echter ook iets van een waarschuwende vinger. Hij betuigt ons namelijk dat God in Zijn grote genade wil helpen, 'mits wij niet weer op het spoor der dwaasheid treden'. We worden gewaarschuwd, om niet weer in dat oude kwaad van de afgoderij, van onze eigenzinnigheid en ongerechtigheid te vervallen.

Zo staat de gedenksteen 'Eben-Haezer' voor ons. Neen, het gaat hier niet om een historisch monument, waardoor de daden van mensen 'levend' gehouden worden. Het is veelmeer een monument uit de heilshistorie, dat ons vermanend en vertroostend betuigt, dat 'der hulpelozen Hulp' degenen die het van Hem verwachten niet wil verlaten, ook vandaag niet!

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Theologia Reformata | 410 Pagina's

...der hulpelozen Hulp

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Theologia Reformata | 410 Pagina's