Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘HET FRIESE REVEIL IN PORTRETTEN’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘HET FRIESE REVEIL IN PORTRETTEN’

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.D.Th. Wassenaar

Aanleiding en inleiding

In mei 1994 verscheen It Fryske Réveil yn portretten' (1911) van G.A. Wumkes^ in een Nederlandse vertaling"* van de hand van zijn (inmiddels 84-jarige) zoon A.D. Wumkes, die al eerder de Friese herdruk van het boek (1938) had verzorgd. In het standaardwerk tekende de Friese theoloog en historicus de geestelijke opwekking in Friesland in de vorige eeuw in zestien korte biografieën. Deze benaderingswijze leverde een boeiend verhaal op. Door de vertaling is de pennevrucht van Wumkes Sr. ook voor belangstellenden die het 'Boerenfriesch' (A.W. Bronsveld") van de auteur niet of riauwelijks beheersen, toegankelijk geworden.'

Het Reveil is het meest omvattend beschreven door M.E. Kluit in Het Protestantse Réveil in Nederland en Daarbuiten, 1815-1865.^ In dit boek geeft zij het Nederlandse Reveil een plaats in de internationale beweging; het vaderlandse karakter wordt in vergelijking met de ontwikkelingen in het buitenland beschreven. Op soortgelijke wijze dient men het Friese Reveil te onderscheiden van het Hollandse. 'Het Friese Réveil had een eigen karakter (...)', schrijft Kluit.^ In dit

artikel willen wij proberen dat specifieke van het Friese Reveil onder woorden te brengen. Uitgangspunt voor deze typering is de verzameling levensschetsen van Wumkes Sr.

1. 'It Fryske Réveil'

In zijn autobiografie Nei sawntich jier. Tinkskriften fan Dr. GA. Wumkes vertelt Wumkes over de totstandkoming van It Fryske Réveil yn portretten} De encyclopedie van A. Kuyper' had hem geleerd, dat de historia pietatis, de geschiedenis van de individuele christelijke vroomheid, nog te weinig beoefend was. Zo vatte hij het plan op een aantal korte biografieën van Friese Reveil-figuren te schrijven. Het materiaal putte hij uit verslagen, preken, dagboeken en brieven. Die bronnen waren toen, in het begin van de twintigste eeuw, al moeilijk toegankelijk. In een brief aan O. Noordmans van 25 april 1910'" schrijft Wumkes: 'De herinneringen, die goud waard zijn, moeten worden verzameld en opgetekend. Die generatie is heengegaan en wie ontfermt zich over haar heugenissen? Gij weet niet, hoeveel moeite het mij kost achter de meest eenvoudige zaken uit de jaren 1850-1870 te komen. Maar als de zaak niet wordt aangevat, wordt het hopeloos. Nu kunnen de tachtigers nog geraadpleegd worden. Nu komt men van hen nog typische zegswijzen te weten'." (Wumkes had ook Noordmans om gegevens gevraagd'^, en wel over zijn oom J. Noordmans. Tevens hield hij zich aanbevolen voor een schets van zijn vader D.P. Noordmans." Noordmans bleek echter geen speciale herinnering aan zijn oom te hebben. Een beschrijving van zijn vader kon hij toen ook nog niet leveren'''; Wumkes uit zijn teleurstelling daarover in de brief van 25 april 1910 als volgt: 'Maar is het geen zonde en jammer, dat er nu niet meer een flauw beeld getekend kan worden van de oude Noordmans fen Allinga-

wier (...)? ' Later schreef Noordmans Wumkes wel over zijn vader", met het oog op een levensschets in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek}^ Noordmans bedankte Wumkes voor de waarderende beschrijving van zijn vader, hoewel hij even geschrokken was bij het zien van letterlijke uitdrukkingen uit de door hem toegezonden karakteristiek.)

Volgens Wumkes is zijn boek over de Friese vroomheidsbeweging destijds gunstig ontvangen, zowel bij de hervormden als bij de gereformeerden.''' Ook de hedendaagse historicus G. Abma, die zich in zijn proefschrift Geloof en politiek. Confessionele partijvorming in Friesland. Ontstaan en eerste jaren (1852-1871) diepgaand met het Friese Reveil beziggehouden heeft, beoordeelt het positief. Hij stelt, dat It Fryske Réveil yn portretten niet alleen geschiedenis optekende, maar ook geschiedenis maakte: 'Was de opleving van de orthodoxie in het Friesland van de vorige eeuw anders hoogstwaarschijnlijk tot een bleek, nauwelijks bekend gebleven gebeuren waarvan honderd jaar later niemand meer op de hoogte was, vervallen, door deze studie kreeg het gezicht en gedaante en staat het - overdreven gezegd - als graniet gehouwen in de Friese geschiedenis'.'* In de hierboven vermelde waardering kunnen wij ons vinden. Toch moet het volgende opgemerkt worden. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat Wumkes' beschrijving van de Friese Reveil-personen romantische of zelfs hagiografische trekken vertoont. De auteur besefte dat zelf. In een brief van 6 juni 1916 aan Noordmans schrijft hij: 'Wanneer ik nog eens het Friese Réveil moest beschrijven, deed ik 't weer anders, 't Is door mij hier en daar geïdealiseerd, maar dat was toen mijn kijk op de mensen en de dingen. Ik sta er nu meer kritisch tegenover. Doch, het is goed, dat zovele mooie herinneringen uit die tijd thans zijn vastgelegd in een boek.' (In een brief van 8 februari 1952 aan Noordmans denkt Wumkes nog eens aan zijn pennevrucht(en) terug. Hij schrijft onder meer: 'Ik mocht heel wat schrijven over hetgeen zich door de eeuwen heen aan deze noordelijke kusten - o Noordmans! - heeft afgespeeld, maar van alles is het boek // Fryske Réveil yn portretten mij 't liefst. Daar strijkt zo de adem van innige vroomheid overheen'.)

Een ander belangrijk punt van kritiek is, dat onder de naam 'It Fryske Réveil'

samengebracht is, wat niet als een eenheid gezien kan worden. J.J. Kalma wijst daar op." M. Staverman onderscheidt in de vloedgolf van de beweging drie stromingen.^" In de eerste plaats was er de gereformeerde. Die vertoonde zich in de Hervormde Kerk en in de Afgescheiden gemeenten. Verder was er de doperse stroming in de sekten van baptisten en vrije evangelische gemeenten. Tenslotte vertoonde zich een klein mystiek stroompje in de groep van M.J. van Houten en de zijnen. Wumkes' interesse ging naar de eerste stroming uit. (Al in 1911 had G.H. Wagenaar in een recensie van It Fryske Réveil yn portretten geschreven: 'Indien de schrijver bij de portretteekening iets meer opzettelijk de verschillende stroomingen van het leven dier dagen had aangeduid, te midden waarvan zijne figuren optreden; en het eigenaardig onderscheid van de menschen uit den Woudhoek en den Greidhoek had laten uitkomen, zou dit aan zijn arbeid zeker nog meer ten goede gekomen zijn. De biograaf moet fijn de schakeering voelen en het beeld op den achtergrond van de omgeving laten oprijzen. In Thomas Sinia, Jan Piers Eringa en Solco Tromp hebben we drieërlei geestelijke type, dat nog in 't Noorden voortleeft: het piëtistische, het methodistische en het gereformeerde. Eerst als wij dit in 't oog houden, kunnen wij wat in deze mannen ons aantrekt, waardeeren'.'')

Omdat primaire bronnen nu helemaal niet meer beschikbaar zijn, gaan wij ondanks de nadelen uit van Wumkes' werk. Wij betrekken in onze karakterisering van het Friese Reveil ook de opvattingen van andere auteurs. Zonder uitzondering baseren zij zich op It Fryske Réveil yn portretten. Door zelfstandig onderzoek komen zij op sommige punten tot enigszins afwijkende conclusies. Als raamwerk voor de situering van het Friese Reveil gebruiken wij het hoofdstuk 'De wegen en de Weg' in het verzamelwerk Geschiedenis van Friesland van de hand van Kalma.^^

2. Het Friese Reveil

Kalma schrijft over de periode 1830-1850 in de Friese kerkgeschiedenis onder de titel 'Onvrede'.'^' Veel gemeenteleden waren ongelukkig met de prediking van hun voorgangers. De meeste predikanten hadden in Groningen gestudeerd. Daardoor was Friesland theologisch gezien in meerderheid van de Groninger richting.''* Sommige gemeenteleden waren ook niet tevreden met de verkondiging van

de orthodoxe predikanten die er waren: men wilde méér. Oefenaars hadden veel aanhang. Een en ander leidde tot de vorming van Afgescheiden gemeenten, vooral sinds 1834."

Wumkes beschrijft 'de ontwaking van nieuw leven in ons gewest'^' (het Friese Reveil) als een meer kerkelijke vroomheidsbeweging. De leer van de representanten ervan kwam voor een groot deel overeen met die van de conventikelgroepen, die in de Afscheiding samenvloeiden. Het ging 'de orthodox-piëtistische beweging' (S. ten Hoeve^^) van het Friese Reveil niet alleen om de rechte leer, maar ook om de levende vroomheid. In het geloofsleven was men methodistisch^**; men kende een innige gebedspraktijk. De geloofservaringen werden in vrome samenkomsten in huiskamerverband gedeeld. J. Hobma typeert de sfeer van zo'n bijeenkomst in zijn ouderlijk huis als volgt: 'De kamer had zulk een ander aanzien dan gewoonlijk. De eenvoudige rieten stoelen stonden in een grooten kring geplaatst; op verscheidene daarvan kerkboekjes, testamentjes, bijbeltjes en een simpel vurenhouten lessenaartje op een niet te groote tafel wees de plaats aan, waar straks zou zitten de geestelijke oudste van het gezelschap, dat men blijkbaar wachtende was. Dr. Wumkes noemt er verscheidene op, die ik zoo in mijn ouders huis bijeen gezien heb. Het best herinner ik mij het lange, maar innige gebed, o.a. van Radersma, den bakker; de ernstige bespreking van de Schrift, die volgde onder het gebruik van koffie met een klontje, was voor ons te zwaar (...)'.^' In de kerk waren onderwerpelijke predikers zeer geliefd. Men had er verre reizen voor over om hen te horen. Het belangrijkste verschil tussen degenen die met de Afscheiding meegingen en de vertegenwoordigers van het Friese Reveil betrof de visie op de kerk. De Reveil-mensen waren in het algemeen sterk tegen separatistische tendensen gekant. Hun kerkelijke trouw bleek vooral in de nadagen van het Reveil, toen de Doleantie opkwam. Op deze latere ontwikkelingen komen wij nog terug.

Met de bevindelijke vroomheid hing een pessimistische visie op wereld en leven samen.'" De wereld zag men als een poel van zonde. Het alledaagse bestaan met z'n soms zo oppervlakkige vertier vond men bedenkelijk. Een ingetogen

leven met mijding van de wereld en onthouding van drank, kermisbezoek en dergelijke kenmerkte de Reveil-man."" Zo was er sterke aandacht voor de christelijke zede en overeenkomstig strenge controle op een puriteinse levenshouding.'^

3. De achtergronden

De vraag is, waar 'deze sterke ader van bevindelijkheid' (R. Dijkstra") vandaan komt. J.W. Oudendag beweert, dat de conventikel-vroomheid in Friesland verhoudingsgewijs altijd al gebloeid had.'" In dit verband moet ook Ten Hoeve's opvatting, dat het Friese Reveil uit de Nadere Reformatie voortgekomen is, genoemd worden." Met deze stelling wijkt hij af van Wumkes, die suggereert, dat de beweging in het begin van de negentiende eeuw ontstaan is. Toch laat ook Wumkes zien, dat er lijnen van het Friese Reveil naar het piëtisme van de zeventiende en achttiende eeuw lopen. De Reveil-personen lazen veel 'oude schrijvers'. Ook bestudeerde men de geschriften van Engelse puriteinen.''

Uiteraard werd het Friese Reveil ook door het Hollandse gevoed. Daardoor stond het zelfs in verbinding met de internationale beweging en had het deel aan de geestelijke opwekking in het geheel van het negentiende-eeuwse West-Europa. Kluit stelt het begin van de Hollandse variant van het Reveil op 1826." In Friesland kwam de vernieuwing iets later op gang: 'de dingen hebben soms wat langer werk om van Amsterdam en Den Haag naar Edens en Makkum te komen', verklaart D.P. Rijpma.'" De contacten tussen Friese en Hollandse leiders hebben de ontwikkelingen wel versneld." Er waren echter ook belangrijke verschillen tussen het Friese en het Hollandse Reveil. In Holland was het een beweging van aanzienlijken. Het werd bepaald door aristocraten; het stedelijke patriciaat speelde een grote rol: 'Hollands Réveil rijkt naar deftigheid en Haagsche salons en Amsterdamsche patriciërshuizen', aldus Rijpma."" In Friesland was het Reveil meer een volksbeweging. We komen vooral vertegenwoordigers van de midden-

stand tegen: boeren"', handelaren en ambachtslieden.''^ Naast deze leken waren er veel predikanten die meededen, in tegenstelling tot de situatie in Holland"': 'Gewone mensen en enkele leraars hebben Friesland teruggewonnen voor Christus', schrijft Hobma."" Door de medewerking van predikanten was het Friese Reveil ook sterk kerkelijk gericht. Een belangrijk Reveil-fonds als Zaak des Heeren wilde de zuivere prediking van het Woord dienen en was duidelijk binnenkerkelijk van karakter."' Het Friese Reveil was ook minder interkerkelijk dan de Hollandse pendant. Tenslotte: op sociaal gebied was het Friese Reveil minder actief dan het Hollandse."''

De verworteling in het piëtisme van de Nadere Reformatie en de invloed van het Hollandse Reveil hebben zonder meer met de herkomst van het Friese Reveil te maken. Abma is van mening, dat de poging om het Reveil met behulp van het begrip 'romantiek' in de tijdgeest in te passen, moet falen."' Hij bestrijdt ook, dat de opkomende industrialisering in het midden van de vorige eeuw al bepalend is geweest. Wel is het waarschijnlijk, dat sociale problemen een rol gespeeld hebben."* In die tijd heerste er grote armoede en sociale nood."' Tenslotte kan nog op psychologische factoren gewezen worden. F. Bloemhof spreekt over de sterke emotionaliteit van het Friese volkskarakter: 'De Fries is vatbaar voor ontroering, hij wil ook ontroerd worden. Piëtisme en methodisme hebben bij hem een goede kans. (...) Geestdriftige opwekkingsbewegingen, prediking "die op het gevoel werkt", "krachtdadige" bekeringen enz. maken een sterke indruk'.''" Bloemhof citeert verder uit een studie van H.C. Koek over het Friese volkskarakter.'' Koek beweert, dat daarin zeker een voedingsbodem voor idealisme aanwezig is. In hun bijdrage aan het Handboek Pastorale Sociologie spreken Bloemhof en L. Luteyn over de sterke neiging tot een beschouwelijke levensopvatting in het zuidwesten van Friesland (waar het Friese Reveil - meer dan elders in de provincie - grote aanhang had).'' Volgens de auteurs uit zich dat godsdienstig in een onmiskenbare

neiging tot mystiek. Zij spreken in dat verband ook over een zekere 'Doperse mijding'.

4. De verdere ontwikkeling

In de loop der jaren ging de gereformeerde stroming van het Friese Reveil een steeds kerkelijker koers varen.'' Voorwerpelijke predikanten trokken het volk meer en meer los uit de vaak ziekelijke zucht tot het bevindelijk ervaren van de waarheid. De onderwerpelijke prediking, die in de kringen van oefenaars en ook bij de ouderen van het Reveil grote invloed had gehad, moeten we op den duur meer buiten dan binnen de Hervormde Kerk zoeken. Met deze koerswijziging begon ook een proces van bewustwording van de Friese orthodoxie. Dat leidde tot concentratie en organisatie van rechtzinnige groeperingen. J.W. Felix, die van 1853 tot 1860 predikant in Heeg was, richtte in 1854 de Provinciale Friesche Vereeniging van Vrienden der Waarheid'''* op. Die stelde zich ten doel aspirantpredikanten bij hun studie te ondersteunen en verder in elke gemeente rechtzinnigen te verenigen in ressort-bijeenkomsten, waar de Heilige Schrift en de belijdenisgeschriften besproken konden worden. Zo kwam de dogmatische bezinning op gang. Oudendag schrijft: 'De betekenis van de "Waarheidsvrienden" voor het geestelijk leven in Friesland is moeilijk te overschatten. Door haar activiteiten is een belangrijke rechtzinnige groepering in Friesland in de Hervormde Kerk gebleven tot aan de Doleantie. Het is zeer waarschijnlijk dat velen de Kerk zouden hebben verlaten als de "Waarheidsvrienden" hun zegenrijke werk niet hadden gedaan. Hierdoor hebben zowel Modemisme als Afscheiding als sectarisme aan invloed in Friesland ingeboet'." De oprichting van de vereniging was van meer dan enkel provinciaal belang. Zij was voor het hele land 'het eerste sein, dat de orthodoxe opleving in onze Kerk tot klaarder bewustzijn begon te komen' (P.J. Kromsigt'*). Uit de vereniging kwam in 1864 de Confessionele Vereeniging voort, waarvan Felix een van de oprichters was. Het Kerkelijk Weekblad van de Provinciale Friesche Vereeniging van Vrienden der Waarheid werd toen ook orgaan van de Confessionele Vereeniging.

De orthodoxie van Felix en de zijnen streed allereerst tegen het opkomende Modemisme. Steeds duidelijker tekenden deze twee richtingen zich af. Bovendien kwamen de rechtzinnigen op voor de sanering van de volkskerk. De vereniging van Waarheidsvrienden was daarom tegen separatisme. Dit kerkelijke karak-

ter van hun opstelling blijkt duidelijk uit de brochure Scheiden? ^^, waarin alle sektarisme afgewezen wordt. De Doleantie leverde in de gelederen van de vereniging grote spanningen op.^^ Een deel van de leden verliet de vaderlandse kerk der Reformatie, onder leiding van L.H. Wagenaar. Felix volgde Kuyper niet, hoe groot zijn bezwaren tegen de gang van zaken in de Hervormde Kerk ook waren." Vanaf 1888 bestreed hij de Doleantie in De Gereformeerde Kerk^, samen met Ph.J. Hoedemaker en Ph.S. van Ronkel. Een belangrijke medestander in de strijd was de Friese Reveil-predikant G.J. Vos A.Zn.

In de tweede helft van de vorige eeuw heeft het Friese Reveil niet alleen voor het kerkelijke leven grote betekenis gehad. Het was ook van invloed op de politieke bewustwording van 'de confessionelen'.*' Abma besteedt in Geloof en politiek aandacht aan die beïnvloeding.''^ Hij stelt, dat de betrokkenheid van de confessionelen op het staatkundig reilen en zeilen aarzelend op gang kwam. In 1864 kwam er een opleving. In dat jaar werd veelvuldig geadverteerd voor confessionele Tweede Kamer-kandidaten. Belangrijker was nog de oprichting van de eerste christelijke kiesvereniging, ook in 1864 (te Dokkum). Zij ging uit van 'de beginselen: de Nederlandsche natie is, blijkens hare historie eene Christelijke, met het Oranjehuis naauw verbondene natie. Voor den vernieuwden bloei en voortdurend welzijn van het vaderland is de heerschappij van het Evangelie en van den Vorst uit het roemrijk stamhuis van Oranje, Koning bij de gratie Gods, en niet door den wil des volks, even onmisbaar als de ziel en het hoofd voor de regelmatige bewegingen des ligchaams. Alleen van de staatkunde: de Christelijke historische genaamd, verwacht zij menschelijker wijze gesproken: volksheil, volksverlichting, volksvrijheid en volkswelvaart'." Vanaf 1868 stuwden Modernisme en schoolstrijd de confessionele partijvorming voort. In 1908 gingen de zelfstandige stromingen die met de verzamelnaam Friesch-christelijk-historischen

werden aangeduid, .samen in de Christelijk-Historische Unie, en wel voor de Bond van kiesverenigingen op christelijk-historische grondslag in de provincie Friesland.

5. Beoordeling

Wumkes waardeert in het bijzonder de aard van de Reveil-vroomheid. Dat komt op elke bladzijde van zijn boek duidelijk tot uitdrukking. Veelzeggend is ook het getuigenis in een brief die hij aan Noordmans schreef: 'Het Friese Réveil heeft zoveel te zeggen tot onze tijd die bedorven is door de geest van intellectualisme. Wat tintelen de brieven van die mannen van geloofsleven'.*^ Hobma schrijft in soortgelijke trant over 'die rijke, koesterende, stralende warmte van toen'.*' Van belang is ook, dat het Friese Reveil nieuw leven in de kerk bracht en vooral, dat het de gedachte van de volkskerk vasthield en overdroeg naar de twintigste eeuw. Naarde mens gesproken, is die invloed vooral te danken geweest aan 'gewone' 'boeren, burgers en buitenlui' en predikanten. Zo heeft Felix' inzicht in de betekenis van bundeling van krachten er toe bijgedragen, dat het grootste deel van de Friese orthodoxie voor de Hervormde Kerk behouden bleef. Buiten het verband van strikt gelovig en kerkelijk leven moeten de impulsen die het gewestelijk Reveil aan de politieke organisatie van de Friese confessionelen gaf, genoemd worden.

In dit verband willen wij ook stilstaan bij de invloed die het Friese Reveil op Noordmans gehad heeft.** In zijn gepubliceerde werk zijn twee plaatsen waar hij expliciet over 'de spiritualiteit van het Réveil' (G.W. Neven*^) als het klimaat van zijn opvoeding spreekt. In de lezing 'Kritieke spanningen in de gereformeerde theologie' zegt hij over zijn godsdienstige afkomst: 'Ik stam uit een gezin, waarover nog iets van de naschemer van het Réveil lag (...)'.*'* In de lezing 'Verschuivingen in de theologie van de laatste honderd jaar' vertelt hij, dat hij komt 'uit een gezin, waarin het Réveil naleefde en waar de theologische en kerkelijke vragen in de huiskamer met gasten van allerlei richting werden besproken'.*"* Een fraaie sfeertekening vinden we in de 'Dankrede' bij zijn promotie: 'Ik zou graag nog iets

zeggen van meer elementaire dingen, over sfeer en stemmen. Over de schoot der vroomheid, de kerk, waarin ook mijn theologie is ingebed. Niet allereerst aan het kerkelijk instituut denk ik nu, maar aan de kerk als moeder. Ik denk aan de sfeer en de stemmen, zoals die openbaar worden in de huiskerk en de groep. De Schrift leerde ik kennen viva voce gelezen en niet als palimpsest. De mystieke tonen van psalmen en gezangen streken over het bewogen leven. Het gebed was geen formulier maar gemoduleerd, zoals de Geest gaf uit te spreken. Rondom de huiskerk was de hele levenssfeer in beweging. Symbool daarvan blijft mij een zeldzame ervaring toen ik eens van de academie terugkerende op een afstand van nog geen vijf minuten gaans van mijn ouderlijke woning de 64 trillingen van de lage C van de Bourdon op het huisorgel kon waarnemen. Zo heb ik de kerk leren kennen, vol sfeer en stemmen. (...) Tussen deze kerk en de geïnstitueerde kerk is de grens, als men van de huiskerk uitgaat, niet scherp getrokken'.™ Elders in Noordmans oeuvre vinden we overal indirecte verwijzingen naar deze geestelijke achtergrond. In het bijzonder noemen wij de meditaties." Sommige vermelden treffende jeugdherinneringen, die een goed beeld geven van Noordmans' thuissituatie. In dit verband wijzen wij ook op de brieven van (en aan) Noordmans die bewaard gebleven zijn.'^ Die bieden een schat aan informatie, niet alleen zakelijk, maar ook persoonlijk.'^

Een en ander neemt niet weg, dat het Friese Reveil ook zijn schaduwzijden heeft gehad. De wereldvreemde gezindheid van de vertegenwoordigers van de beweging bleef lang doorwerken en vervulde latere generaties met wrok en afschuw jegens hun jeugd en de wereld van hun vaderen.^'* Een andere zwakke kant is, dat men het sociale vraagstuk te weinig heeft onderkend.^' De Reveil-filantropie was te individualistisch gericht. Kalma is het scherpst in zijn oordeel. Hij kijkt niet (met Wumkes en Hobma) vol heimwee achteruit, maar met zorg vooruit: 'De gemoedelijke vroomheid betekent te weinig, als straks de dynamisch wordende wereld met zijn vragen komt'.'*


1 G.A. Wumkes, // Fryske Réveil yn portretten (Snits 1911 - 1, Boalsert 1938-2).

2 G. A. Wumkes (1869-1954), tot 1924 hervormd predikant, daama bibliothecaris van de Friese Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden. W. was medeoprichter van het Kristlik Frysk Selskip. In 1943 kwam de Friese bijbelvertaling, die hij samen met E.B. Folkertsma verzorgd had, uit.

3 A.D. Wumkes, Het Friese Reveil in portretten (Kampen 1994).

4 A.W. Bronsveld, 'Biographisch Album', in: Stemmen voor Waarheid en Vrede, 49e jg. (1912), p. 386.

5 Vgl. H.Th. Obbink, 'Van de Boekentafel', in: De Nederlander, 30 maart 1912: 'Niet alles heb ik begrepen, doordat ik sommige woorden en uitdrukkingen met geen mogelijkheid thuis kon brengen'.

6 M.E. Kluit, Het Protestantse Réveil in Nederland en Daarbuiten, I8I5-IH65 (Amsterdam 1970).

7 M.E. Kluit, a.H'., p. 459.

8 G.A. Wumkes, Nei sawntich jier. Tinkskriften fan Dr. G.A. Wumkes (Boalsert 1949), p. 196-199.

9 A. Kuyper, Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid, 3 din. (Amsterdam 1893-1894-1, Kampen 1908-1909-2).

10 De briefwisseling tussen Wumkes en Noordmans berust bij het Frysk Letterkundich Museum te Leeuwarden.

11 Vgl. G. Abma, Geloof en politiek. Confessionele partijvorming in Friesland. Ontstaan en eerste jaren (1852-1871) (Leeuwarden/Ljouwert 1980), p. 28: "Vooral door het ijverige speurwerk van Dr. G.A. Wumkes die in zijn ft Frysk Réveil yn portretten vele, thans niet meer of uiterst moeilijk te achterhalen schriftelijke bronnen en talloze mondelinge mededelingen bundelde tot een steeds levendig en vaak indrukwekkend geheel, is men nu in staat kennis te nemen van een belevingswereld, van een vroomheid zoals die thans niet meer gevonden wordt en waaraan de herinnering zonder dit werk voor altijd verloren zou zijn gegaan.'

12 Brief G.A. Wumkes-0. Noordmans, 15 april 1910.

13 Zie voor hem: W. Balke, 'Durk Pier Noordmans', in: Heel het Woord en heel de Kerk (KLnpen 1992), p. 127-136.

14 Brief O. Noordmans-G.A. Wumkes, 24 april 1910.

15 Brieven O. Noordmans-G.A. Wumkes, 19 en 22 mei 1914.

16 P.C. Mohlhuysen, P.J. Blok (red.). Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, 10 dln. (Leiden 1911-1937).

17 G.A. Wumkes, a.w., p. 196: 'Ofskieding en Doleansje mochten tsjerkelik in spjalt brocht hawwe, wy bieauwen soannen fan itselde hüs. Oan dat betinken skriuw ik ta dat dizze Réveilsketsen der sa ynfoelen èn by de Herfoarmden èn by de Grifformearden'.

18 G. Abma, a.w., p. 29. Vgl. G. Abma, 'Varianten van religieuze verdichting. Beschrijving en interpretatie van plaatselijke Doleantieprocessen in Zuid-en West-Friesland (1886-1887), in: J. Frieswijk e.a. (red.), Frieslands verleden verkend. Problemen, methoden en onderzoek met belrekking tot de Friese geschiedenis na 1750 (LJouwert 1987), p. 243: 'Het Frysk Reveil is monumentaal beschreven in dr. G.A. Wumkes, It Fryske Réveil yn portretten (1938, 2e dr.)'.

19 J.J. Kalma, 'Touwtrekken tussen "fyn" en "grou" ', in: De vrije Fries, 57e deel (1977), p. 55.

20 M. Staverman, Buitenkerkelijkheid in Friesland (Assen 1954), p. 104-116.

21 G.H. Wagenaar, 'Leestafel', in: De Gereformeerde Kerk, 9 september 1911.

22 J.J. Kalma, 'De wegen en de Weg', in: J.J. Kalma, J.J. Spahr van der Hoek, K. de Vries (red.). Geschiedenis van Friesland (Leeuwarden 1973-1, 1980-2), p. 541-573.

23 J.J. Kalma, a.w., p. 546-551.

24 Zie daarvoor: J. Vree, De Groninger godgeleerden. De oorsprongen en de eerste periode van hun optreden (1820-1843) (Kampen 1984).

25 Zie daarvoor: J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Friesland, 3 dln. (Groningen 1980-1983).

26 Brief G.A. Wumkes-0. Noordmans, 15 april 1910.

27 S. ten Hoeve, 'It Fryske Reveil. Een orthodox-piëtistische beweging in de Friese zuidwesthoek', in: A.P. Crom e.a. (red.), Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land. Friesland (Kampen 1985), p. 13.

28 Vgl. M. Staverman, a.w.. p. 110.

29 J. Hobma, 'Het Friesche Réveil', 'm: Stemmen voor Waarheid en Vrede, 52e jg. (1915), p. 812.

30 Vgl. M. Staverman, a.w., p. 108; R. Dijkstra, 'Het Friesche Reveil. XXVIII', in: De Gereformeerde Kerk, 1 december 1955.

31 Vgl. A.D. Wumkes, 'Het Friesche Réveil', bijlage 3 van het lóell7e Jaarverslag van de Stichting: Réveil-Archief {kmiisT& am 1947), p. 11.

32 Vgl. G. Abma, Geloof en politiek, p. 43v.

33 R. Dijkstra, a.w.

34 J.W. Oudendag, 'Provinciale Friesche Vereeniging van Vrienden der Waarheid (1854-1890). Een réveil-beweging in Friesland', in: It Beaken, 42e jg. nr. 1/2 (1980), p.47.

35 S. ten Hoeve, a.w., p. 13.

36 Vgl. P.H. van Harten, De prediking van Ebenezer en Ralph Erskine. Evangelieverkondiging in het spanningsveld vari verkiezing en belofte ('s-Gravenhage 1986), p. 241 v.

37 M.E. Kluit, a.w., p. 167v.

38 D.P. Rijpma, 'Biografische notities over Dr Oepke Noordmans' (manuscript), p. 1.

39 Vgl. M. Staverman, a.w., p. 104.

40 D.P. Rijpma, a.w., p. 1. Vgl. S. ten Hoeve, a.w., p. 13.

41 Vgl. M.E. Kluit, a.w.. p. 459.

42 A.D. Wumkes stelt, dat de standsverschillen vervaagden: A.D. Wumkes, a.w., p. 7. Stavemian noemt enkele leden van adellijke geslachten: M. Staverman, a.w., p. 106.

43 Vgl. G. Abma, a.w., p. 48.

44 J. Hobma, a.w., p. 822.

45 Vgl. J.W. Oudendag, a.w., p. 53-55, 65.

46 G. Abma, a.w., p. 44; S. ten Hoeve, a.w., p. 13.

47 G. Abma, a.w., p. 27.

48 G. Abma, a.H'., p. 46v.

49 G. Abma, a.w., p. 109-148.

50 F. Bloemhof, 'Enkele opmerkingen over de Z.W.-hoek van Friesland', in: Vox Theologica, 20e jg. nr. 2 (1949), p. 43.

51 H.C. Koek, Het volkskarakter der Friezen (Drachten 1946).

52 F. Bloemhof en L. Luteyn, 'De Greidhoek van Friesland', in: W. Banning (red.), Handboek Pastorale Sociologie, dl. II ('s-Gravenhage 1955), p. 300.

53 Vgl. M. Staverman, a.w., p. 552.

54 Zie daarvoor: J.W. Oudendag, .a.w.

55 J.W. Oudendag, a.w., p. 66.

56 Geciteerd bij: M. Staverman, a.w., p. 110.

57 Scheiden? Een woord van de Vereeniging van Vrienden der Waarheid in Friesland, aan allen die de Nederlandsch Hervormde Kerk liefhebben (Leeuwarden 1867). Vgl. J.W. Oudendag, a.w., p. 62.

58 Vgl. J.W. Oudendag, a.w., p. 35, 56-59.

59 Vgl. G.Abma, a.H'., p. 33.

60 De Gereformeerde Kerk werd in 1888 door Ph.J. Hoedemaker opgericht, die het blad ook redigeerde. In 1890 werd het gedeeltelijk ten dienste van de Confessionele Vereeniging en van het fonds Zaak des Heeren uitgegeven, vanaf 1896 geheel vanwege het Comité tot verspreiding der beginselen van de Confessionele Vereeniging.

61 Het begrip 'confessionelen' wordt hier niet als benaming voor de leden van de Confessionele Vereeniging gebruikt, maar als aanduiding voor degenen die bij de belijdenis der vaderen wilden blijven.

62 G. Abma, a.w.. p. 167-183.

63 G. Abma, a.w., p. 276.

64 Brief G.A. Wumkes-O. Noordmans, 15 april 1910.

65 J. Hobma, a.w., p. 908.

66 Zie daarvoor: J.D.Th. Wassenaar, De schoot der vroomheid. O. Noordmans' biografische achtergrond, in het bijzonder zijn verworteling in het Friese Reveil (Oudega-W. 1989).

67 'Oepke Noordmans 1871-1956 - verzameld werk', in: Rondom het Woord, 26e jg., nr. 2 (1984), p. 62.

68 O. Noordmans, 'Kritieke spanningen in de gereformeerde theologie', in: Verzamelde Werken (voortaan V.W.\ 10 din. (Kampen 1978-? ), dl. 4, p. 107.

69 O. Noordmans, 'Verschuivingen in de theologie van de laatste honderd Jaar', in: V.W., dl. 4, p. 22.

70 O. Noordmans, 'Dankrede', in: V.W., dl. 4, p. 15v,

71 Meditaties zijn opgenomen in deel 8 van V.W.

72 Brieven zullen opgenomen worden in deel 9 van V.W.

73 Noordmans noemt de brief ook de plaats voor persoonlijke uitingen: O. Noordmans, 'Gemeenschap en persoonlijkheid', in: V.W., dl. 1, p. 208; 'De Brief', in: V.W., dl. 8, p. 427v. Vgl. H.W. de Knijff, Geesl en gestalte. O. Noordmans' hijheluitlegging in hermeneutisch verband (Wageningen 1970-1, Kampen 1985-2), p. 81.

74 Vgl. M. Staverman, a.w., p. 118; G. Abma, a.w., p. 26.

75 A.D. Wumkes, a.w., p. 11.

76 J. Kalma, a.vf., p. 554.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Theologia Reformata | 340 Pagina's

‘HET FRIESE REVEIL IN PORTRETTEN’

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Theologia Reformata | 340 Pagina's