Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TRITS SCHEPPING - ZONDEVAL - VERLOSSING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TRITS SCHEPPING - ZONDEVAL - VERLOSSING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een en ander maal heb ik reeds mijn waardering uitgesproken voor de moed en de denkkracht van dr. H. de Leede die hij in zijn dissertatie aan de dag legt, teneinde het bijbels getuigenis van het handelen van God en het (gesloten) wereldbeeld van de hedendaagse mens met elkaar in rapport te brengen.

Mijn recensie van het proefschrift van De Leede in dit tijdschrift' besloot ik met te zeggen dat het gesprek over de dingen die hij aan de orde stelt nodig is. Daar gaan we dus nu mee verder.

In deze reactie op het proefschrift en het artikel van De Leede wil ik graag met hem in gesprek gaan over zijn visie op de trits : schepping, zondeval en verlossing. Dit naar aanleiding van wat hij op p. 251 van zijn boek en p. 7 en 8 van zijn artikel zegt. Ik doe dit voor de helderheid van de discussie puntsgewijs.

1. Allereerst gaat De Leede in op de historisering van de volgorde schepping, zondeval - verzoening - verlossing. Hij zegt dat een historisering van de volgorde vreemd is aan het bijbelverhaal van schepping en zonde. Wat is historisering? Het is volgens Van Dale dat je iets historisch maakt. Nu, naar mijn mening is het niet zo dat een historisch lezen van Genesis I - 3 een historisering ervan is, maar dat een historisch lezen ervan een lezen van een historie is, zoals deze zichzelf aandient. Dat is ook de reden waarom de kerkelijke theologie de eeuwen door de gebeurtenissen in Genesis 1 - 3 in historisch - chronologisch perspectief heeft gelezen. Wanneer dan theologen als Barth-en Berkhof en anderen, ook De Leede, dit bijbelgedeelte niet in historische volgorde lezen, dan denk ik dat je moet zeggen dat zij deze gedeelten niet maar onthistoriseren, maar ze niet lezen, zoals ze zich aandienen, namelijk historisch - chronologisch. Ik sluit m^ dus aan bij de klassieke lezing van de Schriften - met alle nuances daarin - , terwijl De Leede daar niet in mee gaat. Dat kan! Daar kun je je dwingende redenen voor hebben, maar dat is dan wel een opvatting die op gespannen voet staat met de klassiek gereformeerde Schriftbe-

schouwing. In die zin is de discussie over de historische zondeval typisch een modem discours. Hier hgt mijn probleem. Niet omdat het klassiek gereformeerde standpunt het criterium moet zijn, maar omdat hetgeen in het klassiek gereformeerde hierover vertolkt is ( nogmaals, met al zijn nuances) mijns inziens het meest recht doet aan de bedoeling van de Schriften zelf.

2. Laat ik nu eerst zeggen wat ik onder de historiciteit van schepping en zondeval versta. Ik deel de mening dat Genesis 1 - 3 zich niet aandienen als geschiedenis in de wetenschappelijke betekenis van het woord. De hoofdstukken bieden geen exact verslag, geen natuurwetenschappelijk relaas van de schepping en de zondeval. In taal, stijl en structuur is er sprake van verhaalde geschiedenis, zelfs vertolkte geschiedenis, waarin de symboliek voluit meedoet. We zijn hier wat mij betreft de kwestie Geelkerken voorbij. Maar dat neemt niet weg, dat de verhaalde geschiedenis geschiedenis is, Gods geschiedenis. Geen 'Ideeën-Geschichte' van (religieuze) mensen in verhaalvorm, dooreen vertolker in een bepaalde theologische (volg) orde geplaatst. Ik wil dus het geschieden en daarmee het handelen van God voluit serieus nemen, zoals het zich aandient in de Schrift. Als De Leede ervan spreekt dat het kwaad er bij gekomen is'*, dan kun je dat alleen maar zeggen omdat de geschiedenis van Genesis 3 bij, in de zin van na (post), de geschiedenis van Genesis 1 en 2 gekomen is.

Heeft ook Paulus niet zó de Thora gelezen als hij in Romeinen 5 : 12 - 21 de ongehoorzame daden van de eerste mens en de gehoorzame daden van Christus als historische feiten naast elkaar plaatst? Het historische feit van het een raakt dat van het ander. Te zeggen dat het kwaad er bij gekomen is, verliest zijn bijbels fundament op het moment datje de historiciteit van Genesis 1 - 3 loslaat.

3. De Leede wijst een evolutionistische visie op de werkelijkheid af, al vindt hij wel dat je er rekening mee moet houden in het gesprek met moderne mensen'. Toch komt bij mij de vraag op: hoe voorkom je dat je bij een onthistorisering van Genesis 1 - 3 in de valkuil van het evolutionistisch denken valt. H. Berkhof kiest daar bewust voor*. Hij ziet de komst van de mens binnen de kaders van een evolutionair wereldbeeld. Kan De Leede aangeven welke weg hij zelf in deze kiest?

4. Het is van groot belang dat er tussen de goede schepping en de zondeval - ook historisch bezien - onderscheiden wordt. Wie het historisch factum van de zondeval laat vallen komt volgens mij in de problemen inzake de Godsleer en de scheppingsleer. Is er nog wel sprake van een goede schepping, als je Genesis 3 niet historisch - chronologisch

leest? En wanneer er geen sprake is van een goede schepping, dan ontkom je er niet aan om te zeggen dat het kwaad uit Gods hand is voortgekomen. Dan is het er niet meer bij gekomen. Dan ga je een grens over, die bijbels gezien ongeoorloofd is. Dan kom je toch uit bij de gedachte dat God de auteur van de zonde is. Bovendien kom je dan ook in de problemen met de exegese van Genesis 1:31: En God zag al wat Hij gemaakt had en ziet, het was zeer goed.' De oplossing van Berkhof dat goed hier betekent dat de schepping geschikt is voor het doel dat God met de schepping nastreeft, namelijk zijn liefdevolle omgang met de mensen, overtuigt me niet.^

5. Als het niet historisch lezen van Genesis 1 - 3 betekent datje de trits: schepping, zondeval en verlossing loslaat, dan raakt dit ook de soterologie. Wat is de betekenis van het heilswerk van God in zijn Zoon Jezus Christus? Het is toch de redding van de schepping ( het eerste deel van de trits) van de ellende die de zondeval heeft veroorzaakt ( het tweede deel in de trits). De zondeval betekent opstand en daarmee schuld tegenover God. Genesis 3 wil niet alleen maar onder woorden brengen dat de mens schuldig staat, maar ook waarom hij schuldig staat. Omdat het verbijsterende is gebeurd dat de mens Gods woord tot leugen maakte. En daarmee God tot Leugenaar. Waarom dat is gebeurd o, dat zal altijd een groot raadsel blijven. Dat is het bittere raadsel van het kwaad. Maar dat het is gebeurd, dat het historisch is gebeurd, dat is nu precies de reden waarom het kruis in deze wereld heeft gestaan ( niet alleen als een zwaard, maar ais een vloekhout) en dat God in zijn Zoon de schuld van mensen heeft willen dragen en zo mensen met Zich heeft verzoend.

6. Ook raakt deze problematiek de eschatologie. Ik citeer daarvoor wat ik in mijn boek Kostbaar belijden*' schreef. 'Tenslotte biedt de trits schepping - zondeval - verlossing een instrument om in het denken over het einde recht te doen aan verschillende dingen die de Schriften daarover zeggen. Het einde waar het op aangaat betekent het gericht over al het onrecht dat God en zijn schepping is aangedaan ( Van de Beek, 1996, p. 212). Maar er is meer. Eens zullen de elementen van de oud geworden wereld brandende versmelten (2 Petr. 3:12). Dwars door dat louteringsproces heen zal het koninkrijk van God komen. Het koninkrijk van God is naar mijn mening de herstelde schepping, zoals God haar heeft bedoeld.(..) In Openbaring 22 : 1-2 zien we de herstelde hof van Eden terugkeren, met de rivier en de boom des levens uit Genesis 2. En met beeldende taal bezingt Jesaja de toekomst van de wereld als herstel van de schepping in Genesis 1 en 2: En de wolf zal met het lam verkeren en de luipaard bij de geitenbok neerliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee tezamen, en een klein jongske zal ze drijven.'"

7. Als ik De Leede goed begrijp wil hij voorkomen dat we door het historisch lezen van Gen. 1 - 3 Gods handelen vastzetten in het verleden ( het 'toen en daar'). Hier worden

me enkele dingen niet duidelijk. Waarom zou je Gods handelen vastzetten in het verleden als je Genesis I - 3 historisch leest? Gods handelen in de schepping, in het verleden, sluit toch Zijn handelen in de voortgaande geschiedenis, ook vandaag niet uit? Zeker je kunt het uitsluiten, met alle deterministische gevolgen van dien, als het gaat over de zondeval. En je moet daarop alert zijn. Maar dat hoeft toch niet per se te gebeuren? Dat is in elk geval in mijn beleven van Gods handelen niet zo. Ook niet in mijn ongereflecteerde beleven. Vervolgens wordt me niet duidelijk waarom de schepping en onderhouding ( creatio ex nihilo en creatio continua) niet uit elkaar gehouden moeten worden. De Leede doet dat niet om te voorkomen dat we God gaan zien als een Deus ex machina. ( p. 251) Maar ik snap niet waarom dat zo moet werken. Waarom betekent een apart stellen van de creatio ex nihilo ( Genesis 1 ) een concurrentie ten opzichte van de creatio continual Het gaat bij het laatste toch om de trouw van God aan zijn schepping? Het genadig leiden van zijn schepping naar zijn doel? Door oordeel en gericht heen. God verandert toch niet van inzicht inzake dat doel? Hij verandert daarbij toch ook niet van koers en is toch niet - voor zover wij daartoe kunnen en mogen oordelen - inconsistent in zijn handelen? 8. Kom je volgens de visie van De Leede niet dicht in de buurt van een ineenschuiven van het verstaan van het handelen van God en het handelen van God zelf? Ik bedoel : is er niet veel meer distantie tussen de cultuur en Gods bedoeling met zijn schepping? Ik probeer De Leede te volgen in zijn worsteling om de dialoog met de (post)modeme mens te zoeken. Deze mens leeft in een gesloten wereld. In die wereld dienen de Sprake en de Aanspraak van God werkelijkszin te hebben. Dat kan natuurlijk nooit linea recta. Dat benadrukt De Leede voortdurend. De Geest doet herkennen en antwoorden. Er zijn de breuklijnen van de zonde. Maar juist daarom vraag ik me af of je hiermee echt verder komt in het proberen Gods handelen en het leven in een gesloten werkelijkheid bij elkaar te krijgen. Biedt het model van artikel 2 van de NGB niet een betere weg dan het ineen-schuiven van algemene en bijzondere openbaring? Krijgt dan bij De Leede de voortgaande openbaring niet een te groot gewicht? Die voortgaande openbaring kan toch alleen goed verstaan worden vanuit de bijzondere openbaring in de Schriften?

9. Dit alles overwegende kom ik tot de vraag wat nu de winst is van het loslaten van de trits schepping - zondeval en verlossing inzake het hedendaags verstaan van het handelen van God in de werkelijkheid nu. Ik zie die winst niet en ik wil toch echt niet alleen maar premodern zijn. Een bijkomende vraag is of de postmoderne mens nog wel in zo'n gesloten wereld leeft als de moderne mens. Is er juist binnen een nieuwe hang naar het transcendente niet een nieuwe mogelijkheid om de zelfstandige transcendente werkelijkheid van God te handhaven, zonder in de idee van de Deus ex machina te vervallen?

10. Ik spreek de wens uit dat de discussie die we in dit blad voeren vruchtbaar zal zijn en een aanzet zal vormen tot een gesprek in breder verband. Om wat De Leede aandraagt en om wat daarop aan reacties komt, kunnen we dunkt me niet heen.


1. Theologia Reformaia, jaargving 44 - no. 1 - maart 2001. p. 88 - 89.

2. K. Barth, K.D., IV. I. , 567.

3. H. Berkhof, Christelijk Geloof, 6, p. 188 v.v.

4.Disserlalie, p. 172, 227.

5. Stelling 6 van zijn dissertatiefin een post - copernicaans, evolutionistisch verstaan van de werkelijkheid heeft juist de reformatorische theologie, vanuit een pneumatologisch gearticuleerd trinitarisch verstaan van Gods werken in en aan deze werkelijkheid, de mogelijkheid aan moderne mensen een kader te geven om God te ervaren in onze culturele context. Dat impliceert echter wel dat zij het oude paradigma van een periodisering van een (volmaakt goede) schepping - zondeval - heilsgeschiedenis - verzoening in Christus - voleinding, theologisch loslaat.'

6. H. Berkhof, Ihitlem, p. 206 - 207.

7. Verg. TWzAT, III, p. 32.^ ff.. 'Etwas, das in der rechten Ordnung steht, seinem Wesen, d.h. .seiner Aufgabe, entspricht.'

8. Kostbaar belijden. De iheoloi^ie van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, mei preekschetsen. Zoetermeer 1999, p. 141.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Theologia Reformata | 83 Pagina's

DE TRITS SCHEPPING - ZONDEVAL - VERLOSSING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Theologia Reformata | 83 Pagina's