Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op zoek naar een gereformeerde praktische theologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op zoek naar een gereformeerde praktische theologie

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Al geruime tijd kent de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland een zogenaamd promovendiberaad. Theologen die zich tot deze beweging rekenen, komen twee keer per jaar bijeen om zich te bezinnen op cruciale thema’s die te maken hebben met het theologisch onderzoek dat zij in verband met hun dissertatie verrichten. Zij behoren tot verschillende secties. Een ervan is de sectie praktische theologie. Aan het beraad nemen ook promovendi uit andere kerken deel. Zo participeren enkele theologen van de Theologische Universiteit te Kampen (Broederweg) in de bezinning van de sectie praktische theologie.
Nadat een tijdlang in deze sectie de werkstukken van de deelnemers werden besproken, rees de vraag naar het eigenlijke van een gereformeerde praktische theologie. Bestaat er een eigen gereformeerde vorm van praktische theologie? Zo ja, waar zit dat in? In het bewaken van het theologisch karakter van de praktische theologie? Of in het feit dat praktische theologie vooral op de praxis van de christelijke gemeente betrokken dient te zijn? En verder: welke plaats dient het kerugmatische, c.q. het normatieve element in het onderzoek in te nemen? En van welke inhoud en aard is dan dat kerugmatische- normatieve? En de empirie dan? Empirie is en blijft toch feitelijke empirie, ook als het gaat om geloofsexpressies van en in een geloofsgemeenschap? Is het misschien juist gereformeerd om de empirie als een intrinsieke werkelijkheid te beschouwen met een eigen waarde? Of bestaat empirie nooit als een op zichzelfstaande werkelijkheid? Kijkt de onderzoeker altijd vanuit bepaalde (hermeneutische) vooronderstelling naar de empirie? Moeten we in die vooronderstelling dan misschien het gereformeerde karakter van de praktische theologie plaatsen? Zegt het gereformeerd karakter ook iets over de wijze waarop men de plaats van kerk en geloof in de hedendaagse cultuur beziet? Hoe zit het bijvoorbeeld met de sociale wetenschappen? Wat betekent dit alles dan voor het eigen (kwantitatief of kwalitatief) onderzoek? De vragen buitelen over elkaar heen.
Ondergetekende stelde een notitie op, waarover we in diverse (extra) studiebijeenkomsten discussieerden. Vanuit deze discussie kwamen we tenslotte tot bepaalde voorlopige ideeën over een gereformeerde praktische theologie. Het plan kwam op om het resultaat van onze bezinning op schrift te stellen in een themanummer van het tijdschrift Theologia Reformata. Taken werden verdeeld, uitgevoerd en besproken. Het resultaat ervan ligt nu voor u.
Dat wij in dit tijdschrift publiceren heeft een reden. Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van Theologia Reformata is er een overzichtsartikel verschenen in nummer 2 van jaargang 50 (juni 2007) over de aard van de artikelen die in de loop der jaren in dit tijdschrift zijn geschreven. Daaruit blijkt dat de aandacht voor de praktische theologie niet bijster groot is geweest. Slechts 11 % van de bezinning betrof dit vakgebied. We hopen dat de verschijning van dit themanummer een bijdrage kan leveren om ook in Theologia Reformata meer en dus blijvende aandacht te besteden aan de praktische theologie, waarin kerk en theologiebeoefening zo nauw met elkaar vervlochten zijn.

Praktische theologie een meerstromenland

Binnen de praktische theologie kan terecht in ons land van een meerstromenland gesproken worden (F.G. Immink). De tijd dat zij zich richtte op de kerkelijke ambtspraktijk en er over ambtelijke vakken werd gesproken, ligt voor velen ver achter ons. Al decennia lang heeft de praktische theologie zich ontwikkeld tot een zelfstandige tak van theologiebeoefening. Daarbij worden onderling soms sterk verschillende posities ingenomen. G.D.J. Dingemans noemt bijvoorbeeld de opvatting, volgens welke praktische theologie als een empirisch-analytische handelingswetenschap gezien wordt (J.A. van der Ven, G. Heitink). Ook noemt hij een stroming, waarin praktische theologie als een hermeneutisch- interpretatieve wetenschap wordt beschouwd.1 Immink wijst op verschillende opvattingen van de praktische theologie in de Nederlandse Hervormde Kerk. In Utrecht reflecteerde H. Jonker op de praxis van geloof en gemeente vanuit het begrip ‘Waarheidsverwerkelijking’. Hem boeide de vraag hoe de openbaring ingaat in de menselijke existentie.2 Hij verwerkte - evenals de Duitse R. Bohren - in zijn theologiebeoefening de gedachte van een ‘theonome reciprociteit’ (A.A. van Ruler). In Leiden gaf een tijdlang F.O. van Gennep leiding aan het praktisch theologisch onderzoek. Hij plaatste de praxis van kerk en geloof vooral in het huidige maatschappelijke en culturele veld3 en vroeg zich af welke vragen vanuit de moderne cultuur aan het christelijk geloof gesteld worden. Ook kan genoemd worden de kritische, politiek geëngageerde inzet van D.K. Strijd in Amsterdam. Andere namen zijn die van W. Zijlstra, die de psychologie vruchtbaar maakte voor de pastorale vorming (KPV) en M. den Dulk, die op originele wijze praktische theologie en luisteroefeningen naar de Schriften met elkaar verbindt, waardoor de praktische theologie een bijbels theologische component krijgt. Ook kan gewezen worden op de invloed van het werk van F.G. Immink, die praktische theologie ziet als reflectie op het geleefde geloof. 4Wanneer we deze verschillende posities bezien en vergelijken met de wijze waarop in onze sectie praktische theologie gezien wordt, dan kunnen we zeggen dat de vroegere benaderingswijzen niet als tegenstellingen ervaren worden. De diversiteit wordt in het eigen onderzoek als complementair gezien. Dat brengt met zich mee dat gereformeerde praktische theologie niet per se als een geheel eigen manier van theologiebeoefening gezien wordt. Dat leidde ons er in de bezinning toe dat wij niet zozeer zochten naar een eigen antithetisch model waarin gereformeerde praktische theologie zich onderscheidt van de hierboven genoemde opvattingen. We kozen voor een thetisch getoonzette verwoording van een eigen visie op wat in het concrete onderzoek gereformeerde praktische theologie kan heten.

De opzet van de artikelen

De bezinning op gereformeerde praktische theologie begint met twee basisartikelen. In het eerste artikel gaat H. Wijnalda in op de prolegomena van de praktische theologie. Hij tekent de verschuiving van praktische theologie als een normatief-deductieve wetenschap naar een empirisch-inductieve wetenschap. Hij gaat in op de vraag wat wetenschappelijk spreken gereformeerd maakt. Zijn artikel mondt uit in een definitie van praktische theologie, waarin kernen voorkomen als empirische oriëntatie, gestalten van geloofspraxis, gemeente en samenleving. In zijn bezinning knoopt hij aan bij de visie van K. de Ruyter.5
T. Pleizier en H. Schaap-Jonker buigen zich in het volgend basisartikel over de methode die gehanteerd wordt bij de bestudering van empirisch materiaal in de praktische theologie. Wat wordt verstaan onder een theologische discipline met een empirische oriëntatie? Aan de hand van een model van R. Osmer wordt besproken hoe empirisch materiaal op een verantwoorde manier in de gang van het theologisch onderzoek kan worden ingebracht. Daarbij hebben zij oog voor de vragen omtrent multidisciplinariteit en normativiteit, waarmee de praktische theologie te maken heeft. Zij doen suggesties hoe het empirische en het gereformeerde van de praktische theologie zich tot elkaar kunnen verhouden. In de onderzoeksdoelstelling hoeft het niet altijd om strategische adviezen te gaan, maar om de verbinding van kennisinformatie met een kerkelijk en godsdienstig engagement. Hun artikel eindigt met drie stellingen over het gereformeerd karakter van praktische theologie.
Dan volgen vier reacties van promovendi of gepromoveerden, waarin vanuit het eigen onderzoek gereflecteerd wordt op de basisartikelen en andersom de vraag aan de orde komt, wat het gebodene voor hun eigen onderzoek betekent.
F.J.K. van Santen, die onderzoek doet naar het functioneren van pastorale zorg aan gemeenteleden met een verstandelijke handicap, stelt vragen bij de aard van de dialoog tussen de praktische theologie en de sociale wetenschappen in de basisartikelen. Welke plaats nemen de openbaring van de Heilige Schrift en daarnaast de gereformeerde belijdenissen in het praktisch theologisch onderzoek in? Anders dan in het tweede artikel waarin volgens Van Santen het normatieve element te veel naar de achtergrond verdrongen lijkt te worden, kiest hij voor het begrip bipolariteit als uitgangspunt van zijn onderzoek.
M. Beute houdt zich in zijn homiletisch onderzoek bezig met het theologisch spreken over de persoon van de prediker. Welk theologisch zelfbeeld heeft de prediker? Aan de hand van Paulus’ spreken in verschillende van zijn brieven over zijn eigen persoon en dienst aan het evangelie van Jezus Christus, wil hij een bijbels theologische spiegel ontwikkelen waarin het bestaande zelfbeeld van de prediker gespiegeld kan worden.
B. de Muynck heeft onlangs een empirisch onderzoek naar de wijze waarop de geloofsbeleving van leerkrachten zich verweeft met hun beroepsmatig handelen afgerond. 6 Zijn reactie op de basisartikelen raakt de verhouding tussen verschillende wetenschappelijke disciplines, zoals theologie en sociale wetenschappen. Ook gaat hij in op de vraag of de empirische oriëntatie een noodzakelijk element moet zijn in de praktische theologie. Verder bespreekt hij het begrip ‘methodologisch agnosticisme’ dat kenmerkend zou zijn voor de sociale wetenschappen. Daarin zou dan het verschil bestaan met de praktische theologie. Is dat zo?
G.C. Vreugdenhil tenslotte geeft als enige niet-praktisch theoloog een kritische reflectie op de uitgangspunten in de basisartikelen. Als bijbelwetenschapper doet hij onderzoek naar Psalm 91 en de realiteit van demonen. Wat is de oorspronkelijke ‘Sitz im Leben’ van deze psalm? Het is interessant te lezen hoe volgens hem het onderscheid in niveaus (Osmer), ook voor zijn eigen onderzoek relevantie bezit. Tegelijk verwoordt hij zijn verlegenheid met de antwoorden die in de beide artikelen gegeven worden op de vraag wat het gereformeerde van een gereformeerde praktische theologie nu eigenlijk is.
We zijn bijzonder blij met de bijdrage van H. de Roest aan onze bezinning. Wij vroegen hem om kritisch te reageren op de hier bovengenoemde zes artikelen. In zijn reactie geeft hij eerst een beschrijving van de omslag van een normatief-theologische benadering in de praktische theologie naar een insteek waarbij de praxis het primaat heeft (empirische Wende). Er rees daardoor een complex van vragen, dat vooral te maken hebben met de vrees voor het verlies van de theologische dimensie in de praktische theologie. De Roest ziet de discussie hierover in de artikelen terugkeren. Hij plaatst vraagtekens bij de opvatting die hij in de definitie van een gereformeerde praktische theologie waarneemt, namelijk dat de rationale van het gereformeerd praktisch theologisch onderzoek in de werkende werkelijkheid van God in het individu en in de gemeente gezocht moet worden. Hij zelf kiest voor een benadering waarbij het in het onderzoek gaat om openheid voor de mogelijkheid van het traceerbaar handelen en spreken (sprekend handelen, dabar) van God. Het gaat dan om het opteren voor een open plek, de mogelijkheid dat de grond onder de voeten van mensen heilige grond wordt, niet dat zij dat altijd al is. Precies daarin ziet hij het tegoed van een protestantse praktische theologie. Wie het artikel van De Roest leest merkt ogenblikkelijk zijn grote betrokkenheid bij de insteek van de andere scribenten op. Zijn vertrouwenwekkende benadering biedt een goede basis voor het voortgaande kritische gesprek rondom de betekenis van de open plek. Is gereformeerd inwisselbaar met protestants en zo ja, wat betekent dat dan? Zo nee, waar zitten de verschillen? Of zijn gereformeerd en protestants toch niet zulke gelukkige termen in praktisch theologisch onderzoek?

Tenslotte

Als sectie praktische theologie van het promovendiberaad danken wij H. de Roest voor zijn waardevolle bijdrage, alsook P.J. Visser, die in dit nummer van Theologia Reformata het focusartikel verzorgt over het boek van G. Noort, S. Paas, H. de Roest en S. Stoppels, Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming (2008). Dat de vroegere - ondertussen gepromoveerde - deelnemer aan het promovendiberaad, J.M. Burger de meditatie schrijft onder de veelzeggende titel Nieuw licht op de praxis (2 Kor. 5:16-17) waarderen we zeer. Met dank aan de redactie van Theologia Reformata spreken wij de hoop uit dat de lezer dankzij het gebodene gestimuleerd wordt om - hetzij direct of indirect - mee te denken en te doen in het voortgaand praktisch theologisch onderzoek.


Noten
1 G.D.J. Dingemans, Manieren van doen. Inleiding tot de studie van de Praktische theologie, Kampen 1996, 42 vv.

2 H. Jonker, Theologische praxis. Problemen, peilingen, perspektieven bij kenterend getij, Nijkerk 1983. Zie ook T.T.J.Pleizier, ‘De waarheid is praktisch’ in Theologia Reformata, 51/2 (juni 2008), 136-149.

3 F.O. van Gennep, De terugkeer van de verloren Vader. Een theologisch essay over vaderschap en macht in cultuur en christendom, Baarn 1989.

4 F.G. Immink, In God geloven. Een praktisch-theologische reconstructie, Zoetermeer 2003. Er zouden nog meer namen genoemd kunnen worden, bijvoorbeeld A. Ploeger, die veel nadruk legt op de opvattingen van Habermas. Zie Albert K. Ploeger en Joke J. Ploeger-Grotegoed, De gemeente en haar verlangen. Van praktische theologie naar de geloofspraktijk van de gemeenteleden, Kampen 2001.

5 Kees de Ruijter, Meewerken met God. Ontwerp van een gereformeerde praktische theologie, Kampen 2005.

6 A. de Muynck, Een goddelijk beroep. Spiritualiteit in de beroepspraktijk van leraren in het orthodox-protestantse basisonderwijs, Heerenveen 2008.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Theologia Reformata | 120 Pagina's

Op zoek naar een gereformeerde praktische theologie

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Theologia Reformata | 120 Pagina's