Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De complexe ontstaansgeschiedenis van het Schatboek van Zacharias Ursinus (1534-1583)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De complexe ontstaansgeschiedenis van het Schatboek van Zacharias Ursinus (1534-1583)

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract
From 1563 to 1577 Zacharias Ursinus (1534-1583) lectured on the Heidelberg Catechism at the University of Heidelberg. Edited by his student David Pareus (1584-1622), these lectures form an important and authoritative source for any explanation of the Heidelberg Catechism. Prior to Pareus’ publication, however, other students of Ursinus also edited and published these lectures based on notes taken during the lectures. Consequently, scholars are confronted with different editions of these lectures. This article examines the backgrounds of various editions and offers suggestions for their accurate use in understanding the Heidelberg Catechism.


1. Inleiding
Bij de uitleg van de Heidelbergse Catechismus en bij discussies over actuele thema’s in gereformeerde kring wordt vaak gebruikgemaakt van of verwezen naar het Schatboek van Zacharias Ursinus (1534-1583), een vertaling van de oorspronkelijk Latijnse catechismusverklaring gebaseerd op uitgaven van Ursinus’ leerling David Pareus (1548-1622).1 Het is de tekstbezorging van Pareus die te boek staat als de meest correcte weergave van Ursinus’ catechismusuitleg en het zijn diens uitgaven die als textus receptus ten grondslag liggen aan de talrijke vertalingen van de catechismusverklaring en die gebruikt worden in studies over Ursinus’ theologie.2

Op het Schatboek als gezaghebbende bron voor de uitleg van de catechismus e mente auctoris is echter wel wat af te dingen. Vergelijking van dezelfde passages in meerdere uitgaven leert namelijk dat er aanmerkelijke verschillen zijn tussen de tekst in de uitgaven van Pareus en die in eerdere – eveneens postume – edities van de verklaring. Ook verschillen de diverse uitgaven van Pareus van elkaar en zijn er van het op Pareus gebaseerde en door Festius Hommius (1576-1642) voor het eerst vertaalde Nederlandse Schatboek van elkaar afwijkende versies verschenen.

De vragen die de verschillen in de diverse uitgaven van Ursinus’ catechismusverklaring oproepen en de implicaties daarvan voor de uitleg van de catechismus in het Schatboek en het onderzoek naar Ursinus’ theologie zijn in het wetenschappelijk discours nog nauwelijks verdisconteerd.3 Dit artikel beoogt inzicht te geven in de ontstaansgeschiedenis van Ursinus’ catechismusverklaring en daarmee een handvat te bieden bij het gebruik van dit werk als historische en theologische bron. Het is de bedoeling om in een volgend artikel de tekstuele ontwikkeling van het Schatboek te illustreren aan de hand van een passage over de drieslag ellende-verlossing-dankbaarheid.

2. Zacharias Ursinus en David Pareus
Afkomstig uit het lutherse Breslau in Silezië (het huidige Polen), studeerde Ursinus sinds 1550 in Wittenberg, waar hij colleges volgde bij Philipp Melanchthon (1497-1560). In 1558 werd hij docent in zijn geboortestad, maar zijn affectie voor Melanchthon en zijn contacten met diverse gereformeerden maakten hem daar verdacht. Toenemende spanningen leidden uiteindelijk tot ontslag in Breslau en een verblijf in Zürich volgde, waar hij kennismaakte met de door hem bewonderde Petrus Martyr Vernigli (1499-1562). In 1561 kreeg Ursinus een benoeming in Heidelberg, waar een jaar eerder een decreet was uitgevaardigd waarin bepaald werd dat de Reformatie in de Palts volgens gereformeerde inzichten zou worden doorgevoerd.4

Ursinus werd in Heidelberg aangesteld als docent van het collegium sapientiae, een voormalig klooster waarin studenten gehuisvest waren, die vanaf dat moment aan zijn zorgen toevertrouwd werden. Een jaar later werd hij als opvolger van Caspar Olevianus (1536-1587) op 28-jarige leeftijd benoemd als hoogleraar met als bijzondere opdracht het behandelen op college van de zogenoemde loci communes.5 Na zijn dood werden deze loci gepubliceerd en een deel van dit werk vond zijn weg in de catechismusverklaring, die overigens meerdere inlassingen uit ander werk van Ursinus bevat.6 De catechismusverklaring gaat dus niet alleen terug op Ursinus’ verhandelingen over de Heidelberger, maar is een gecompileerde en gecompliceerde tekst.

Wellicht mede op grond van zijn positie als hoogleraar werd Ursinus door keurvorst Frederik uitgenodigd om deel te nemen aan de beraadslagingen over een nieuwe catechismus.7 Voordat deze een feit werd, verschenen van zijn hand in 1562 de Catechesis minor, bedoeld als instructie voor kinderen en leken, en de Catechesis maior, waarschijnlijk bedoeld als gids voor het onderwijs aan de universiteit.8 In januari 1563 volgde de eerste druk van de Heidelbergse Catechismus en in dat jaar startten ook Ursinus’ colleges over de catechismus die hij tot 1577 aan het collegium zou geven.9 Teneinde zijn studenten niet al te zeer te vervelen, wijzigde hij vorm en inhoud van deze lezingen jaarlijks, waarmee er waarschijnlijk diverse van elkaar afwijkende varianten van aantekeningen in omloop kwamen.10

Ursinus’ werkzaamheden in Heidelberg werden afgebroken toen Frederik III in 1576 opgevolgd werd door zijn lutherse zoon Ludwig VI, die alle gereformeerde theologen ontsloeg. Op verzoek van hertog Johann Casimir (1543- 1592) – vierde zoon van de overleden keurvorst – vestigde Ursinus zich in 1578 te Neustadt an der Haardt, waar de hertog een universiteit had opgericht om het erfgoed van zijn vader te bewaren.11 Daar gaf hij colleges over het boek Jesaja en colleges dialectiek en logica op basis van Aristoteles’ Organon.12 Mogelijk zette hij ook zijn lezingen over de catechismus hier voort.13 Ursinus’ laatste geschrift was een verweerschrift tegen het in 1580 gepubliceerde lutherse Concordiënboek.14 Op 6 maart 1583 stierf hij op 48-jarige leeftijd.

Ursinus’ leerling David Pareus, de redacteur van de meestgebruikte edities van Ursinus’ catechismuscommentaar, studeerde vanaf 1566 in Heidelberg.15 Hij woonde daar Ursinus’ colleges over de loci communes en over de catechismus bij. Ook bekwaamde hij zich er in oude talen, theologie en filosofie.16 Na als predikant gediend te hebben in enkele gemeenten en als docent aan het collegium sapientiae in Heidelberg, werd hij in 1584 de tweede hoogleraar aan het collegium. Bij deze benoeming nam hij zich voor zich te richten naar zijn voorbeeld en leermeester Ursinus.17 In 1591 werd Pareus rector van het collegium en zag zijn eerste uitgave van Ursinus’ verhandelingen over de catechismus het licht.18 In 1598 legde Pareus zijn functie als directeur van het collegium neer en werd hij professor Oude Testament aan de theologische faculteit van Heidelberg.19 Ook bekleedde hij sindsdien de nieuwe door de keurvorst ingestelde functie van ‘bestrijder van controversen en dwalingen’ en werd hij in 1599 rector van de universiteit.20 Tegen de achtergrond van zijn functie als ‘bewaker’ van de gereformeerde leer is het begrijpelijk dat er meer dan vierhonderd polemische disputaties op zijn naam staan.21 Qua vorm en inhoud zijn deze disputaties in hoge mate schatplichtig aan Ursinus’ colleges en disputaties. 22

Toen Pareus na de dood van Daniel Tossanus (1541-1602) hoogleraar Nieuwe Testament werd, oversteeg zijn faam inmiddels de grenzen van de Palts om door te dringen tot Frankrijk, Engeland, de Nederlanden, Hongarije en Polen; grote aantallen studenten uit deze landen kwamen naar Heidelberg.23 Pareus’ woonhuis functioneerde voor deze studenten als onderkomen en genoot grote bekendheid als Paraneum; zijn leerlingen beschouwden het als een eer om er met hun meester te wonen.24 Toen in 1618 het Spaanse leger Heidelberg binnenmarcheerde, zag Pareus zich genoodzaakt uit te wijken naar Neustadt, waar hij onderdak vond bij zijn zoon.25 In 1622 keerde hij terug naar Heidelberg en overleed daar op 74-jarige leeftijd.26

3. De Latijnse edities
Al snel na de dood van Ursinus werd er jacht gemaakt op de aantekeningen die studenten maakten tijdens zijn lezingen over de catechismus. De Duitse dogmenhistoricus H. Heppe (1820-1879) vermeldt in zijn werk over de dogmatiek van het Duitse protestantisme in de zestiende eeuw dat na Ursinus’ dood de aantekeningen overal werden gezocht, van hand tot hand gingen en talloze malen zijn overgeschreven.27
Het was Simon Goulart (1543-1628), een naar Genève gevluchte Franse hugenoot die – waarschijnlijk op instigatie van de medewerker en opvolger van Calvijn in Genève Theodoor Beza (1519-1605) – in 1584 de eerste uitgave van de aantekeningen in Genève op de markt bracht, waarna nog in datzelfde jaar een herdruk in Leiden volgde. De titel van de eerste uitgave van Ursinus’ catechismusverklaring luidt: Doctrinae christianae compendium.28

Hoewel Goulart voor zijn uitgave blijkens het voorwoord aantekeningen van verschillende studenten gebruikte, zijn het vooral de kort voor Ursinus’ dood gemaakte aantekeningen van Adam Tobolski, leermeester van de Poolse graaf Georg Lataski en student bij Ursinus in Neustadt in 1581, die aan de editie ten grondslag liggen. Goulart vergeleek deze aantekeningen met andere en die van hemzelf.29 Als aanleiding voor zijn uitgave noemt hij in het voorwoord de controverses rondom de menselijke natuur van Christus die in het Duitse Rijk het theologisch discours beheersten en waarin ondersteuning nodig was om dwalingen te weerleggen.30 Volgens de titelpagina bevat het werk niet alleen aantekeningen van leerlingen van Ursinus, maar zijn deze aangevuld met divers ander materiaal uit Ursinus’ werk.31 Volgens Ursinus-biograaf K. Sudhoff is er nog in hetzelfde jaar in Genève een tweede editie verschenen.32

In 1585 volgde een uitgave op Duitse bodem, die afweek van de Geneefse uit 1584. Deze werd verzorgd door de executeur-testamentair van de familie Ursinus, Johann Jungnitz (1540-1588), en gedrukt te Neustadt. De uitgave van Goulart was buiten Jungnitz’ medeweten tot stand gekomen.33 In zijn voorwoord merkt Jungnitz op dat Ursinus slecht verstaanbaar was en als reden voor de uitgave voert hij aan dat veel van wat in scholen gedicteerd wordt op een verminkte en verwarrende manier opgeschreven wordt, zodat werken van grote mannen vermengd zijn met corrupte gegevens. Daarom voegt hij aan zijn editie een catalogus van ander werk van Ursinus toe, zodat lezers een vergelijking kunnen maken. Hiermee suggererend dat het Compendium geen correcte uitgave zou zijn van Ursinus’ lezingen, kon hij de werkelijke reden weleens verbergen. In het voorwoord merkt hij namelijk eveneens op dat het ongepast is andermans werk als het zijne te beschouwen en daarmee een erfgenaam aan wie de ouders niets anders dan een bibliotheek hadden nagelaten, iets te ontnemen. 34 Jungnitz kwam niet verder dan een eerste deel van de uitgave, blijkens de titelpagina verrijkt met ander materiaal en voorzien van catalogus.

Een volgende editie verscheen in 1585 in Cambridge.35 Deze editie volgde de tekst van de Geneefse editie, maar laste daarbij invoegingen in uit Ursinus’ inmiddels ook gepubliceerde loci communes.36 Na een editie in Londen in 1586 die door de uitgever in Cambridge betiteld werd als een plagiale versie, verscheen in 1587 nogmaals een editie in Cambridge, onder de op de Neustadtse versie uit 1585 gebaseerde titel Explicationum catecheticarum.37

De uitgever van de tweede versie uit Cambridge beklaagt zich in het voorwoord over het feit dat zijn met veel moeite tot stand gekomen werk van twee jaar geleden in handen gevallen is van plagiaatplegers, terwijl deze wisten dat er een tweede uitgave van zijn hand op stapel stond. Dat zou nog acceptabel zijn, ware het niet dat deze Londense editie uit 1586 een opeenhoping van fouten bevat ten opzichte van de uitgave in 1585, zo waarschuwt hij tegen deze valse koopwaar. De nieuwe versie uit Cambridge volgt opnieuw de tekst van het Geneefse Compendium, maar maakt daarbij eveneens gebruik van ander werk van Ursinus en vult elementen aan of verwijdert noties op basis van Jungnitz’ editie. 38 De tekst behoudt volgens de titelpagina de invoegingen uit de loci communes van Ursinus. In 1589 moet er in Genève een volgende uitgave geweest zijn.39

Pareus zag in 1591 aanleiding zich te beijveren voor een nieuwe uitgave, die dat jaar in vier delen verscheen.40 In zijn voorwoord refereert hij aan de Latijnse uitgaven in Zwitserland, Holland en Engeland en zegt hij dat er geklaagd werd over andere edities waar op zich de nodige moeite aan besteed was, maar die niet correct waren naar taal en inhoud, veel overbodigs bevatten en veel hadden weggelaten, kortom eerder een beginneling waardig dan de grote godgeleerde Ursinus. Het is onduidelijk of de andere edities die hij hier noemt betrekking hebben op de door hem genoemde buitenlandse edities of op andere van eigen bodem. Er valt niet aan de indruk te ontkomen dat bij Pareus – evenals bij Jungnitz, zij het in een wat andere zin – de erfenis van Ursinus in het geding was. In het voorwoord claimt Pareus namelijk dat zijn studenten de wettige erfgenamen zijn van Ursinus’ werk, omdat zij tot de school behoren waar de aantekeningen eens zijn gemaakt.41 Hiermee legitimeert Pareus een in de Palts uitgegeven versie.

Pareus gebruikte voor de editie volgens eigen zeggen in zijn voorwoord aantekeningen die hijzelf gedurende zes jaar had gemaakt en vergeleek deze met andere exemplaren, maar het is niet duidelijk of hij daarmee doelt op aantekeningen van andere studenten of op gedrukte versies van de verklaring. Hij betoogt verder dat zijn werk werd bemoeilijkt omdat methode en inhoud van Ursinus’ lezingen jaarlijks wisselden. Daarbij sprak zijn meester snel en onduidelijk, met als gevolg dat de studenten haastig aantekeningen maakten die derhalve niet woordelijk overeenkwamen met de lezingen. Hiermee legitimeerde Pareus dat hij de aantekeningen niet letterlijk overnam, maar in zijn eigen bewoordingen. Doel van deze werkwijze was Ursinus’ woorden naar inhoud en geest getrouw uiteen te zetten.42 Het resultaat van Pareus’ inspanningen is een tekst die in grote lijnen de tekst van het Compendium uit 1584 volgt, maar in het eerste deel inlassingen uit Jungnitz’ tekst uit 1585 bevat en waarin in alle delen zowel eigen invoegingen als passages uit andere werken van Ursinus voorkomen.43 Blijkbaar functioneerde de tekst van het Compendium uit 1584 als standaardtekst en gebruikte Pareus de aantekeningen vooral voor aanvullingen en correcties op deze Geneefse uitgave, die vooral gebaseerd was op kort voor Ursinus’ dood gemaakte aantekeningen. Herdrukken van deze uitgave volgden in 1593 en 1595.44

Twee jaar lang gevangenschap binnen de muren van het collegium sapientiae als gevolg van een uitbraak van de pest gaf Pareus gelegenheid de uitgave uit 1591 te herzien en in 1598 met een nieuwe editie te komen.45 De aanleidingen hiertoe waren divers, zo blijkt uit het voorwoord van deze editie: het onhandzame formaat van de vorige uitgave (in casu de vier delen), de inlassingen in deze editie op basis van andere uitgaven die niet tot de lezingen van Ursinus behoorden en onvrede van lezers omdat in de uitgave van 1591 Ursinus’ mening in eigen woorden was weergegeven. Daarbij kon Pareus bij de nieuwe uitgave gebruikmaken van notities van Ursinus zelf, uit zijn nalatenschap beschikbaar gesteld door zijn zoon.46

Volgens het voorwoord hield Pareus zich in de nieuwe uitgave meer aan de woorden en zinnen van Ursinus dan in de vorige, wijzigde hij de plaatsen waarop de vragen en antwoorden van de catechismus – voorheen gegroepeerd aan het begin van elk ‘stuk’ – afgedrukt werden in de verklaring en koppelde hij deze aan de bijbehorende loci. Wat in andere edities niet van Ursinus was, verwijderde hij. Wel bleef hij noties van eigen commentaar voorzien, met name waar het actuele kwesties betrof, maar verhuisde dat naar de kantlijn of gaf het aan met een teken.47
Onder de titel Explicationum catecheticarum verschenen edities in 1600, 1603, 1607, 1608, en 1612, als Corpus doctrinae orthodoxae zagen verschillende uitgaven in 1612 en 1616 (2) het licht en in 1621 (2), 1623 (2), 1634 en 1651 kwam Ursinus’ catechismusverklaring als Corpus doctrinae christianae op de markt.48 In 1612 nam een leerling van Ursinus, Quirinus Reuter (1558-1613), het werk op in Ursinus’ verzamelde Opera theologica.49

Ondanks vermeldingen op de titelpagina’s van de latere edities dat ze gebaseerd zijn op de laatste en beste Latijnse uitgaven van David Pareus en het ontbreken van verwijzingen naar ander werk van Ursinus, bleken allerlei toevoegingen onuitroeibaar en bleven verschillende tekstvarianten naast elkaar bestaan, niet in de laatste plaats omdat Pareus zelf bleef schaven aan de tekst en in 1621 weer een ‘verbeterde’ versie uitbracht.50 Volgens het getuigenis van zijn zoon Philipp, in de door hem geschreven opdrachtbrief aan paltsgraaf Ludwig Philipp (1602-1655), is Pareus tot zijn laatste ademtocht bezig geweest met het polijsten van het Corpus doctrinae. Bij deze arbeid werd hij – volgens de opdrachtbrief – aangespoord door het verschijnen van uitgaven op zijn naam en op die van Ursinus die van vreemde persen buiten de Palts rolden.51

Toen na Pareus’ dood Heidelberg opnieuw werd geplunderd en ook Pareus’ huis het moest ontgelden, werd zijn eigen exemplaar van het Corpus doctrinae door een Kroatisch soldaat op straat gegooid, maar de volgende dag door een student theologie die het handschrift herkende, terugbezorgd bij zijn zoon. Zo kon Philipp de laatste wijzigingen die Pareus nog handmatig aangebracht had in dit exemplaar verwerken in de postume drukken van 1634 en 1651.52 In deze drukken is een oproep van Pareus opgenomen aan de drukkers om geen werk uit te geven zonder de laatste wijzigingen te verwerken.53

4. De Nederlandse uitgaven: het Schatboek
De ware religie in de harten van de mensen te planten: dat was het doel waarmee Festus Hommius (1576- 1642) op aandringen van zijn schoonvader en regent van het Statencollege van de Leidse universiteit Johannes Kuchlinus (1546- 1606) de taak op zich nam de Latijnse catechismusverklaring toegankelijk te maken voor leken.54 Hommius maakte bij zijn vertaalwerk gebruik van een niet nader aangeduide editie van Pareus, maar liet het niet bij het vertalen van deze bron.55 Aan de tweede druk (1606) voegde hij passages toe uit diverse andere catechismusverklaringen en aan de derde druk in 1617 de zogenoemde Tafelen, korte verklaringen van Hommius zelf voorafgaand aan elke zondagsafdeling.56

Johannes Spiljardus (1622-1658) vond het nodig het Schatboek opnieuw te herzien.57 In de voorrede van zijn herziene uitgave van 1657 zegt hij dat een heruitgave niet op zich kon laten wachten, want:

Dat werk onderhanden nemende, wierd [ik] terstond gewaar, hoe zeer nodig sodanig oversien ware, dewyle dat door gebrek van dien, in vorige drukken vele fauten waren ingeslopen; item somtyds heele woorden, gantsche regelen, ja ook wel Sectien overgeslagen; welke mitsgaders also van tyd tot tyd in her-drukken onverbetert, en daarenboven met nieuwe fauten vermeerdert wierden.58

Ook Spiljardus liet het niet bij het corrigeren van fouten, maar laste citaten uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels in, formuleerde eigen passages en maakte toepassingen (Toe-eygeningen) bij de Tafelen van Hommius.59 Naar eigen zeggen heeft hij bij zijn werk wel de laatste druk van Pareus geraadpleegd.60 De editie Spiljardus werd herdrukt in 1664, 1685 en 1694.61

Na de eeuwwisseling dreigde het Schatboek in onbruik te raken.62 Het was eerst in 1736 toen Joan van den Honert (1693-1758) een poging ondernam het werk weer ruimer ingang te doen vinden; hij bezorgde een uitgave die hij verrijkte met een 160 pagina’s tellende voorrede.63 Er bleek echter in de eerste helft van de achttiende eeuw weinig belangstelling voor het geschrift.64 Ook een aparte editie van de Tafelen van Hommius annex de Toe-eygeningen van Spiljardus bracht het niet verder dan een eerste deel.65

Had Hommius zelf zich al verschillende vrijheden gepermitteerd ten opzichte van Pareus, nog groter was het verschil tussen de uitgaven van 1602 en 1736, welke laatste inmiddels in feite de vrucht was van de arbeid van Ursinus, Pareus, Hommius en de verklaarders van wie hij gebruikmaakte, Spiljardus en Van den Honert. Hiermee waren de aantekeningen naar aanleiding van Ursinus’ colleges uiteindelijk ingeweven in een complex netwerk van verklaringen, opmerkingen en aantekeningen van anderen.66 Teneinde de originele lezingen van Ursinus weer te ontrafelen, bezorgde C. van Proosdij in 1886 een nieuwe uitgave, gebaseerd op een – door hem niet nader aangeduide – editie van Pareus.67 In zijn voorwoord schrijft hij dat het zijn streven was “zo zuiver en nauwkeurig mogelijk weer te geven wat Pareus ons heeft overgeleverd.”68

In 1977 sloot J. van der Haar met de tot nu toe laatste Nederlandse uitgave van de catechismusverklaring de rij. Van der Haar gebruikte op verzoek van de uitgever de editie van Van den Honert uit 1736 en raadpleegde ‘op minder duidelijke plaatsen’ de laatste uitgave van 1657 van Spiljardus.69 Met Van der Haar kwam een voorlopig einde aan de gang die de aantekeningen naar aanleiding van Ursinus’ voorlezingen over de catechismus door de geschiedenis hebben gemaakt.

5. Conclusie
Het mag duidelijk zijn dat Ursinus zelf geen enkele versie van de verklaring aan het papier heeft toevertrouwd en dat de reconstructie van zijn catechismusuitleg een complexe aangelegenheid is: vanaf het begin waren er diverse tekstvarianten in omloop. Jungnitz’ en Pareus’ pogingen om meer dan vorige uitgaven trouw te zijn aan Ursinus’ woorden, leverden waarschijnlijk geen tekst op waarvan we aan kunnen nemen dat hij de lezingen van hun leermeester daadwerkelijk meer nabij komt. Niet alleen wisselden deze lezingen immers jaarlijks van vorm en inhoud, wat voor van elkaar afwijkende aantekeningen zorgde, maar ook sprak Ursinus onduidelijk en waren de aantekeningen ‘haastig opgeschreven’, daardoor waarschijnlijk moeilijk leesbaar en niet in de stijl van Ursinus, zo bleek uit Jungnitz’ voorwoord uit 1585 en Pareus’ voorwoord uit 1591.

Hoewel het weliswaar de oprechte intentie leek Ursinus’ woorden zo nauwkeurig mogelijk te benaderen en Ursinus’ uitleg van de catechismus voor Jungnitz en Pareus ongetwijfeld samenviel met het erfgoed van de Reformatie dat meester en leerlingen bewaakten, is het ook nog wel de vraag of dat de enige drijfveer was om zich te beijveren voor nieuwe uitgaven van Ursinus’ colleges; in de voorwoorden zijn immers diverse meldingen aan te treffen over buitenlandse drukkers/drukken die erop zouden kunnen wijzen dat Jungnitz en Pareus edities van Duitse bodem voorstonden. Daarbij hebben de eigen inlassingen en de toevoegingen uit ander werk van Ursinus ongetwijfeld een bijdrage geleverd aan het eigen karakter van de uiteindelijke tekst die in ieder geval wat betreft de letterlijke verwoordingen vermoedelijk behoorlijk afwijkt van de oorspronkelijke colleges.70

Hoewel Pareus waarschijnlijk meer aantekeningen bezat dan de eerste uitgever in Genève en zijn aantekeningen een grotere periode van Ursinus’ uitleg bestreken, lijkt het vanzelfsprekende gezag van de uitgaven van Pareus en het op Pareus gebaseerde en door Nederlandse bewerkers met ander materiaal vermeerderde Schatboek toch discutabel en bevat het Schatboek in ieder geval niet zonder meer dé uitleg van de catechismus van Ursinus. De vraag naar de wijze waarop – als gevolg van de arbeid van de diverse bewerkers – de verschillende uitgaven zich inhoudelijk tot elkaar en tot de catechismus verhouden, wordt hiermee echter des te pregnanter. Het is in dit licht niet uit te sluiten dat de tekstvarianten te relateren zijn aan historische en theologische ontwikkelingen na de totstandkoming van de catechismus, mogelijk ook bij Ursinus zelf. Voorzichtigheid is daarom geboden bij het raadplegen van het Schatboek als bron voor de uitleg van de catechismus en het is raadzaam om ook het Compendium uit 1584 of een Engelse vertaling daarvan te raadplegen. 71 Dit is immers de versie die ook voor Pareus functioneerde als standaardtekst en gebaseerd is op aantekeningen die gemaakt zijn kort voor de eerste uitgave. Wel kunnen deze aantekeningen de neerslag bevatten van ontwikkelingen in de theologie van Ursinus zelf na de totstandkoming van het Heidelbergse leerboek. Analyse van passages in de opeenvolgende uitgaven kan duidelijk maken of de diverse Schatboekbewerkers hoewel niet woordelijk dan toch in de geest van Ursinus en de Heidelbergse Catechismus hun werk hebben gedaan, dan wel latere ontwikkelingen hebben verdisconteerd.


Noten
1 De meest recente versie van het Schatboek is die van J. van der Haar, Het Schatboek der verklaringen over de Heidelbergse Catechismus. Uit de Latijnse lessen van dr. Zacharias Ursinus, opgemaakt door dr. David Pareus. Vertaald door dr. Festus Hommius en vervolgens overzien door Johannes Spiljardus en Joan van den Honert, Dordrecht 1977, 2 dln. In 1989 werd deze editie opnieuw uitgegeven door uitgeverij Den Hertog in Houten. Festus Hommius werd in Jelsum geboren, was predikant in Dokkum van 1599 tot 1602 en overleed te Leiden, zie Van der Haar, Schatboek, dl. I, XI.

2 T.D. Smid, ‘Bibliographische opmerkingen over de explicationes cateceheticae van Zacharias Ursinus’, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift 41 (1940), 228, 229. Zie ook G. den Hartogh, Voorzienigheid in donker licht, herkomst en gebruik van het begrip ‘providentia’ in de reformatorische theologie, in het bijzonder bij Zacharias Ursinus, Heerenveen 1999, 66. Tussen 1587 en 1619 verschenen zeker zeven edities van een Engelse vertaling door Henry Parry, onder de titel The Summe of Christian Religion, zie C.J. Burchill, “On the Consolation of a Christian Scholar: Zacharias Ursinus (1534-1583) and the Reformation in Heidelberg”, Journal of Ecclesiastical History 37 (1986), 578. De vertalingen vanaf 1601 zijn gebaseerd op uitgaven van Pareus. Van Parry’s vertaling zijn edities uit 1587, 1589, 1591, 1595, 1601, 1611, 1617, 1633 en 1645, te raadplegen op Early English Books Online via de site www.eebo.chadwyck.com. Deze site is niet vrij toegankelijk, maar wel via bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Koninklijke Bibliotheek. In 1851, 1852 en 1888 verschenen edities van de vertaling van G.W. Williard, getiteld The Commentary of Dr. Zacharias Ursinus on the Heidelberg Catechism. De vertalingen van Williard zijn eveneens gebaseerd op edities van Pareus en te vinden via de site books.google.nl. Eerdmans Publishing (Grand Rapids) gaf in 1965 een reproductie uit van een editie van Williard, Presbyterian and Reformed Publishing Company (Pittsburgh) gaf in 1985 opnieuw een editie van Williard uit. J. Platt maakt melding van een Duitse vertaling in 1584, zie J. Platt, Reformed Thought and Scholasticism, the Arguments for the Existence of God in Dutch Theology, 1575-1650, Leiden 1982, 50. Latere Duitse en Engelse vertalingen dan de hierboven genoemde ben ik niet op het spoor gekomen.

3 Den Hartogh is illustratief voor de vanzelfsprekendheid waarmee Pareus’ edities als bron voor Ursinus’ theologie gebruikt worden. Hij gaat bij de bestudering van de voorzienigheidsleer van Ursinus uit van de uitgave van Pareus in Ursinus’ Opera theologica uit 1612 (Heidelberg), zie Den Hartogh, Voorzienigheid, 66. Smid meent dat de edities van Pareus uit 1634 en 1651 de meest betrouwbare zijn, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 241. Smid baseert zich op de voorwoorden van deze edities die vermelden dat in deze uitgaven de ‘allerlaatste verbeteringen’ van Pareus door zijn zoon zijn aangebracht.

4 Den Hartogh, Voorzienigheid, 8-15.

5 L.D. Bierma, An Introduction to the Heidelberg Catechism, Sources, History and Theology, Grand Rapids 2005, 70.

6 Platt, Reformed Thought, 50. De colleges over de loci werden gepubliceerd als ‘Quaestiones et theses breviter complectentes summam locorum aliquot theologicorum’, in: Z. Ursinus, Volumen tractationum theologicarum, Neustadt 1584. Platt vermeldt niet welke quaestiones en theses in de verklaring terechtkwamen. Ook een deel van zijn in 1559 gepubliceerde Theses completenter breviter et perspicue summam verae doctrinae de sacramentis (stellingen over avondmaal en doop, opgenomen in Ursinus, Opera theologica, dl. I, 766-802), kwam terecht in de verklaring, zie D. Visser, Zacharias Ursinus, leven en werk van een Hervormer tegen wil en dank, Kampen 1991, 62.

7 Den Hartogh, Voorzienigheid, 16. Den Hartogh put voor deze veronderstelling uit M. Adam, ‘Vita Ursini’, in: Vita Germanorum Theologorum, Frankfurt 1620, 534.

8 Ursinus’ Catechesis minor en Catechesis maior zijn opgenomen in Ursinus, Opera theologica, dl. I, 200-218, 10-33.

9 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 228. Zie ook Bierma, Introduction, 71. Bierma betoogt dat Ursinus tot zijn dood in 1583 verhandelingen over de catechismus gaf. Zie ook Burchill, ‘Consolation’, 578. Burchill vermeldt dat Ursinus twintig jaar aan deze colleges heeft gewerkt.

10 H. Hotson, ‘Irenicism and Dogmatics in the Confessional Age: Pareus and Comenius in Heidelberg, 1614’, Journal of Ecclesiastical History 46 (1995), 436.

11 Adam, ‘Vita’, 536.

12 Den Hartogh, Voorzienigheid, 19. Het Organon is een verzameling geschriften van de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) over de logica, zie G. van den Brink, Oriëntatie in de filosofie, Zoetermeer 2000, 58 e.v.

13 Zie noot 9.

14 Den Hartogh, Voorzienigheid, 21. De titel van het werk luidt: Defensio admonitionis Neustadianae, etc., Neustadt 1581, opgenomen in Ursinus, Opera theologica, dl. II, 889- 1138. Het Concordiënboek is een verzameling lutherse geschriften waarin de Luthersen hun leerstellingen vastlegden, zie D. Visser, Zacharias Ursinus:The Reluctant Reformer, His Life and Times, New York 1983, 185.

15 G. Brinkmann, Die Irenik des David Pareus, Hildesheim 1972, 1. Hoewel ook Pareus al op jonge leeftijd uitblonk ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten en later excelleerde als professor in de theologie, heeft na zijn zoon Johann Philipp (1576-±1643) niemand de moeite genomen een biografie aan hem te wijden. De gegevens over het leven van Pareus zijn ontleend aan de monografie van Brinkmann. De titel van J.P. Pareus’ werk luidt: Narratio historica de vita et obitu Davidis Parei, opgenomen in D. Pareus, Operum theologicorum exegeticorum, etc., 4 dln., dl. I, Frankfurt 1628, heruitgegeven in 1647 in Frankfurt.

16 Brinkmann, Irenik, 3. Zie ook Hotson, ‘Irenicism’, 436.

17 Brinkmann, Irenik, 3, 4.

18 Hotson, ‘Irenicism’, 436.

19 Brinkmann, Irenik, 5.

20 Brinkmann, Irenik, 5. Zie ook Hotson, ‘Irenicism’, 437, 438. De officiële naam van de – wegens toenemende spanningen tussen de confessionele groeperingen – door de keurvorst in het leven geroepen functie luidt: ‘Extraordinarius controversiarum theologicarum exactor et censor’. Zie ook K. Maag, Seminary or University? The Genevan Academy and Reformer Higher Education, 1560-1620, Aldershot 1995, 162. Er ontstond met de nieuwe functie een tweedeling in het onderwijs van de gereformeerde leer; enerzijds kwam er een focus op de doctrines, anderzijds op controversiële punten en dwalingen.

21 Hotson, ‘Irenicism’, 438. De disputaties waren gegroepeerd in negentien collegia, die bestonden uit ongeveer twintig disputaties, eens per week gehouden gedurende ongeveer een halfjaar en gezamenlijk het hele systeem van de gereformeerde leer bevattend. In 1611 werden de eerste tien collegia in Heidelberg uitgegeven als Collegiorum theologicorum quibus universa theologia orthodoxa…decuria una, etc., zie Brinkmann, Irenik, LXIX. De overige negen kwamen in 1620 in Heidelberg uit onder dezelfde titel: Collegiorum….pars secunda, etc.

22 Hotson, ‘Irenicism’, 439. Hotson wijst op woordelijke overeenkomsten tussen Pareus en Ursinus met betrekking tot de behandeling van het avondmaal in D. Pareus, Collegiorum… decuria una, 79, 80 en Ursinus, Opera theologica, dl. I, 436-438.

23 Brinkmann, Irenik, 6. Zie ook H.J. Selderhuis, ‘Eine attraktive Universität. Die Heidelberger theologische Fakultät 1583-1622‘, in: H.J. Selderhuis en M. Wriedt (ed.), Bildung und Konfession, Tübingen 2006, 1.

24 Selderhuis, ‘Attraktive Universität’, 7. Zie ook Brinkmann, Irenik, 6.

25 Brinkmann, Irenik, 7. Zie ook Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 240.

26 Brinkmann, Irenik, 7. In 1618 begon de Dertigjarige Oorlog als een lokaal conflict tussen protestanten in Bohemen en de Duitse keizer, maar dit verspreidde zich snel over het hele Duitse Rijk, zie N. van den Akker en P. Nissen, Wegen en dwarswegen. Tweeduizend jaar christendom in hoofdlijnen, Amsterdam 1999, 198.

27 H. Heppe, Die Dogmatik des Deutschen Protestantismus im sechzehnten Jahrhundert, Gotha 1857, 158. In de universiteitsbibliotheek van Heidelberg bevindt zich een manuscript dat college-aantekeningen van Ursinus’ lezingen uit 1572 bevat, getiteld: ‘Dictata in Catechismum Heidelbergensem a Zach. Ursino in aedibus sapientiae incepta mense julio anno 1572. Describebat Johannes Borgensis anno rep. sal. 1581’, 132 fols., HS 994, zie K. de Wildt, ‘Commentaren op de Heidelbergse Catechismus, 1567-1620’, in: J. Fesko e.a. (ed.), Handboek Heidelbergse Catechismus, Utrecht, 2013, 85-95.

28 Burchill, ‘Consolation’, 578 en Hotson, ‘Irenicism’, 437. Zie ook www.puritanboard.com, voor het laatst geraadpleegd op 5 november 2012. De Geneefse uitgave is te raadplegen via books.google.nl, de Leidse in de universiteitsbibliotheek in Leiden. Op de titelpagina van het Compendium staat vermeld dat de sets van aantekeningen waarop het gebaseerd is ‘nu voor het eerst in het licht gegeven zijn’ (nunc primum in luce editi). Wanneer er als vindplaats van edities alleen bibliotheken vermeld zijn, is er bij mij geen digitale uitgave bekend. De vermelding van bibliotheken is niet uitputtend. Om verwarring te voorkomen, zijn bij de Latijnse uitgaven steeds jaar en plaats van uitgave herhaald.

29 Voorwoord Ursinus, Compendium, Genève 1584. Zie ook Burchill, ‘Consolation’, 578. De titelpagina vermeldt dat er gebruik is gemaakt van zeven exemplaren (ad septem exemplaria) van aantekeningen.

30 Voorwoord Ursinus, Compendium, Genève 1584. Gereformeerden en lutheranen twistten over de zogenoemde ubiquiteitsleer die leert dat Christus ook naar zijn lichamelijke natuur alomtegenwoordig is en derhalve ook aanwezig kan zijn in brood en wijn bij de viering van het sacrament van het avondmaal, zie Visser, Reluctant Reformer, 21.

31 Ursinus, titelpagina Compendium, Genève 1584; “Ad septem exemplaria... variis questionibus, thesibus & argumentis auctiores facti.”

32 K. Sudhoff, C. Olevianus und Z. Ursinus: Leben und Ausgewählte Schriften, Eberfield 1857, 457. Van deze editie is geen exemplaar bekend.

33 Burchill, ‘Consolation’, 578. Zie ook Platt, Reformed Thought, 50. De titel van dit werk luidt: Pars prima explicationum catecheticarum, quae tractationum locorum theologicorum ...complectuntur... additus est catalogus librorum a Zacharia Ursino, etc., Neustadt 1585. Van deze uitgave is een exemplaar aanwezig in de Staatsbibliotheek in Berlijn, de universiteitsbibliotheek van Halle (Saksen) en de Zeeuwse bibliotheek van Middelburg. Het deel behandelt de vragen 1-36 van de Heidelbergse Catechismus, zie De Wildt, ‘Commentaren’, 85-95. Jungnitz was bevriend met Ursinus en werd na diens dood voogd over zijn zoon. Naast de uitgave van de catechismusverklaring, bezorgde hij uitgaven van verschillende andere werken van Ursinus, onder welke zijn commentaar op Aristoteles, zie D. Sinnema, ‘Johann Jungnitz on the Use of Aristotelian Logic’, in: C. Strohm (ed.), Späthumanismus und Reformierte Konfession, Tübingen 2006, 131.

34 Voorwoord Ursinus/Jungnitz, Pars prima explicationum catecheticarum, Neustadt 1585: “Cum vero plerumque, accidat, ut quae in scholis etiam dictantur... transcribantur mutila, confusa et deprivata: nonnumquam etiam sub magnorum Virorum nomina multa falsa & adulterina, in ipsorum scriptis obrepant & admisceantur; ipsa necessitas postulavit, ne idem forte D. Ursini laboribus enemiret, ut his Explicationibus Catecheticis adiungeretur Catalogus scriptorum librorum ipsius... Meminerint alii, valde iniquum esse, alienos labores vel suos facere, vel haeredit, cui parens praeter bibliothecam... fere nihil reliquit, praeripere.”

35 Platt, Reformed Thought, 50. De titel van dit werk luidt: Doctrinae christianae compendium: seu commentarii catechetici, ex ore D. Zacharias Ursini, etc., Cambridge 1585, te raadplegen via www.eebo.chadwyck.com.

36 Platt, Reformed Thought, 50. De titelpagina vermeldt dat aan de uitgave van 1584 is toegevoegd: “quae in commentariis desiderabantur (quod ex indice facile apparebit) locupletati”. Uit de index blijkt volgens Platt dat het gaat om toevoegingen uit de in 1584 gepubliceerde loci communes.

37 Platt, Reformed Thought, 50. De titel van de Londense editie luidt: Doctrinae christianae compendium: seu commentarii catechetici ex ore D. Zachariae Ursini, etc., Londen 1586, te raadplegen via www.eebo.chadwyck.com. De titel van de uitgave uit Cambridge (1587) luidt: Explicationum catecheticarum, quae tractationem locorum theologicorum kat’ epitomen complectuntur, etc., te raadplegen via www.eebo.chadwyck.com.

38 Voorwoord Ursinus, Explicationum catecheticarum, Cambridge 1587. Zie ook Platt, Reformed Thought, 50.

39 Hotson, ‘Irenicism’ , 437. Deze uitgave heb ik niet kunnen traceren.

40 De uitgave in 1591 staat te boek als Explicationum catecheticarum doctoris Zachariæ Ursini Silesii ...pars... retexta, & nunc edita studio Davidis Parei, etc., Neustadt 1591, uitgegeven in vier delen met elk een eigen titel(pagina) en voorrede. De Herzog-August bibliotheek Wolffenbüttel bezit alle vier de delen, andere hebben deel I uit 1585 van Jungnitz en deel 2, 3, en 4 uit 1591 (onder meer de Zeeuwse bibliotheek in Middelburg en de universiteitsbibliotheek in Halle). Deel 1 behandelt van de Heidelbergse Catechismus de vragen 1-36, deel 2 de vragen 36-65, deel 3 de vragen 65-86 en deel 4 de vragen 86-129.

41 Voorwoord Ursinus/Pareus, Explicationum catecheticarum, Neustadt 1591; “Vos in eorum successistis locum, quibus illi olim traditi, propriique dicati fuerunt. Ad vos igitur iure quasi haereditario pertinent.”

42 Voorwoord Ursinus/Pareus, Explicationum catecheticarum, Neustadt 1591; “Adhibui & contuli exemplaria non pauca, sed eas cum primis notas, quas ipsemet olim per annos vere sex exceperam... quoniam has tutius sequi potui. In locorum explicationae quaestiorum numerum & ordinem non unum semper, sed alios annis alium Ursinum proposuisset, omnes discipuli eius norunt. Itaque in eius secutum sum, quod methodo rerum magis, convenire virum. Norunt quoque, dictionem eium quae in exemplaribus circunfertur magna ex parte Ursinum non esse. Neque enim ille adeo inculte loquebatur. Sed cum vel submissius, vel in disputationum fervore concitatius diceret…Ego itaque verbis vulgo exceptis minime me astrinxi: sed satis habui, sententias mentemque autoris... fideliter explicare.”

43 Heppe, Dogmatik, 159.

44 De vier delen van de uitgaven in 1593 en 1595 verschenen onder één titel: Explicationum catecheticarum absolutum opus, totiusque theologiae purioris quasi novum corpus, Davidis Parei opera extrema recognitum, etc. in Neustadt. Alle delen van de uitgave in 1593 zijn te raadplegen via daten.digitale-sammlungen.de en de eerste twee delen (in één band) van de uitgave uit 1595 in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Alle vier de delen van deze uitgave bevinden zich in de bibliotheek van de Hogeschool van Fulda (Hessen).

45 De titel van het werk in 1598 luidt: Explicationum catecheticarum absolutum opus, totiusque theologiae purioris quasi novum corpus, Davidis Parei opera extrema recognitum, etc., Neustadt 1598, te raadplegen via books.google.nl.

46 Voorwoord Ursinus/Pareus, Explicationum catecheticarum, Neustadt 1598.

47 Voorwoord Ursinus/Pareus, Explicationum catecheticarum, Neustadt 1598. Zie ook Hotson, ‘Irenicism’, 444. Hotson verwijst met betrekking tot toevoegingen van Pareus naar passages over de avondmaalsleer in Ursinus/Pareus, ‘Explicationes’, in: Opera theologica, dl. I, 277-280. Zie ook Platt, Reformed Thought, 53. Platt merkt op dat bij de koppeling van de afzonderlijke vragen en antwoorden aan de loci een catechismusvraag (met het antwoord) niet altijd congrueert met het commentaar waar ze bijgeplaatst is.

48 Ursinus/Pareus, Explicationum catecheticarum absolutum opus, totiusque theolgiae purioris quasi novum corpus, Davidis Parei opera extrema recognitum, etc., Neustadt 1600, Genève 1603, Heidelberg 1607 en Genève 1608. De uitgaven uit 1600, 1603 en 1607 zijn te raadplegen via books.google.nl, de editie uit 1608 via de universiteitsbibliotheek van de Vrije Universiteit van Amsterdam; Ursinus/Pareus, Corpus doctrinae orthodoxae sive catecheticarum explicationum opus absolutum: Davidis Parei opera extrema recognitum, Heidelberg 1612, Heidelberg 1616 en Genève 1616 , te raadplegen via books.google.nl (Heidelberg 1612 en Genève 1616) en www.dilibri.de (Heidelberg 1616); Corpus doctrinae christianae ecclesiarum à papatu romano reformatarum: ex ore quondam magni theologi d. Zachariae Ursini, etc., Heidelberg 1621, Genève 1623, Hannover 1634 en Hannover 1651. De uitgaven uit Heidelberg (1621) en Hannover (1651) zijn te raadplegen via books.google.nl, de uitgave uit Hannover (1634) via www.dilibri.de en de editie uit 1623 via de bibliotheek van de Leidse universiteit. Smid noemt nog een uitgave in Bremen uit 1623 (Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 240), aanwezig in de Staatsbibliotheek van Berlijn. Hotson vermeldt een uitgave in Frankfurt in 1621, zie Hotson, ‘Irenicism’, 437 (aanwezig in de universiteitsbibliotheken van Dresden en Leipzig). De drukken uit 1634 en 1651 zijn bezorgd door David Pareus’ zoon Philipp, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 241.

49 Opgenomen als ‘Explicationes catecheseos Palatinae, sive corpus theologiae’, in: Ursinus, Opera theologica, te raadplegen in de universiteitsbibliotheek van Utrecht. Het derde deel van de drie is ook in te zien via www.libguides.calvin.edu. De in de Opera theologica opgenomen versie is nagenoeg identiek aan de uitgave van het Corpus doctrinae uit Heidelberg (1612), zie Hotson, ‘Irenicism’, 437. Reuter was een leerling van Ursinus, zie Visser, Ursinus, 53.

50 Platt, Reformed Thought, 50. Toevoegingen uit de loci communes bleven voortdurend gehandhaafd. Zie ook Smid, ‘Bibliographische opmerkingen’, 230, 239. Het voorwoord van de Heidelbergse uitgave uit 1621 dat ik heb geraadpleegd werpt geen licht op de aard van de herzieningen, gezien deze editie het vooraf uit 1598 bevat. Smid merkt op dat het verschil tussen de edities van 1616 en 1623 ‘tamelijk belangrijk’ is. Ook hier geeft het (in de Geneefse uitgave van 1623 geraadpleegde) vooraf uit 1598 geen uitsluitsel over de aard van de wijzigingen.

51 Opdracht Corpus doctrinae christianae, Hannover 1634. In de uitgave Explicationum catecheticarum, Genève 1608 is een puntdicht te vinden waarin Pareus zich beklaagt over elkaar beconcurrerende drukkers.

52 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 242. Smid ontleent deze gegevens aan Pareus, Narratio uit Pareus, Operum theologicorum dl. I, I, Frankfurt 1647.

53 Oproep Corpus doctrinae christianae, Hannover 1634.

54 Van der Haar, Schatboek, dl. I, VIII. Zie ook Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 230. De titel van het werk luidt: Het Schat-boeck der christelycke leere ofte uytlegginghe over den catechismus; ende verclaringhe der besonderste hooftstucken der christelijcke religie, van doctor Zacharias Ursinus eertijts in de universiteyt van Heydelbergh int Latijn voorgelesen... ende nu nieuwelijcx ten dienste der Nederlantsche gemeynten also overgeset, dat dit werck den ghemeynen man nu mede dienstich kan wesen, Leiden 1602, te raadplegen in de bibliotheek van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Kuchlinus had in Heidelberg gestudeerd en vond daar onderdak in het collegium bij Ursinus, zie Platt, Reformed Thought, 79.

55 Van der Haar, Schatboek, dl. I, VIII. Zie ook Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 230.

56 Van der Haar, Schatboek, dl. I, VIII. Zie ook Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 230. De titel van de druk in 1606 luidt: Het Schat-boeck der christelycke leere; ofte uytlegginge over de catechismus der gereformeerde kercken in Nederlandt,van doct. Zacharias Ursinus eertijdts ... in’t Latijn voorgelesen, ende van doct. David Pareus uijtgegeven, inde welcke bij gedaen is uyt Balt. Copius, Hier. Bastingius, Phil. Lansbergius, Georg. Spindler ende andere die over de catechismum geschreven hebben ... overgeset ende t’samengestelt door Festus Hommius, Leiden 1606, te raadplegen in de universiteitsbibliotheek van Utrecht. Zie Van der Haar, Schatboek, dl. I, X voor informatie over de catechismusverklaringen waaruit Festus Hommius passages overgenomen heeft. In de kantlijn is aangegeven wanneer er passages uit andere verklaringen ingelast zijn en wiens verklaring het betreft. De titel van de editie uit 1617 luidt: Het Schat-boeck der verclaringhen over de catechismus der christelicke religie, die in de ghereformeerde kercken ende scholen van Hoogh ende Neder-Duytsch-landt gheleert wort, uyt de Latijnsche verclaringhen van ... Zacharias Ursinus, ende van anderen ... overgheset ende te samen ghestelt door Festus Hommius, Leiden 1617, te raadplegen in de bibliotheek van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Deze derde editie is herdrukt in 1622, 1630, 1638, 1642, 1747 en 1650, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 231.

57 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 231. Het is niet precies bekend waar Johannes Spiljardus is geboren. In 1615 kwam hij als kandidaat naar Roozendaal en in 1618 vertrok hij naar Gorkum om daar te blijven en te overlijden. Voor zover bekend heeft hij geen eigen werken nagelaten, maar volgens Van der Haar was hij wel een invloedrijk theoloog in zijn tijd, zie Van der Haar, Schatboek, dl. I, XI.

58 F. Hommius, Schat-boeck der verklaringen over den Nederlandschen catechismus, uyt de Latijnsche lessen van Zacharias Ursinus, op-gemaeckt van David Pareus; vert., ende met tafelen, &c. verlicht, door Festus Hommius. Nu van nieuws overs., ende ...verrijckt ... met noch twee registers, etc., door Johannes Spiljardus, Amsterdam 1657, 2 dln., 5. Het werk is te raadplegen in de universiteitsbibliotheek van Utrecht. Een voorbeeld van een door Spiljardus verbeterde fout is het toevoegen van het woordje ‘en’ in de laatste zin van het antwoord op vraag 81 van de Heidelbergse Catechismus (“Maar de hypocrieten en die zich niet met een waar hart tot God bekeren, die eten en drinken zichzelf een oordeel”, geciteerd via Van der Haar, Schatboek, dl. II, 153). Het woordje ‘en’ was in de druk van 1606 weggevallen, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 231, 232.

59 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 232.

60 Hommius, Schat-boeck, ed. Spiljardus, Amsterdam,1657, dl. I, 6. Daar waar Spiljardus wijzigingen aanbracht op grond van de laatste druk van Pareus, is dit aangegeven met een teken. Datzelfde teken gebruikte hij echter ook wanneer hijzelf iets toevoegde, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 232.

61 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 232.

62 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 232.

63 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 232. De titel van deze tweedelige uitgave luidt: Schat-boek der verklaringen over den Nederlandschen catechismus ...uyt de Latynsche lessen van Zacharias Ursinus, opgemaakt van David Pareus, vertaalt en met tafelen &c. verligt door Festus Hommius. en ...vervolgens overzien, en ...verrykt met toe-eygeningen ... als mede met nog twee registers &c. door Johannes Spiljardus…en nu van nieuws verrykt, met eene voorrede van Joan van den Honert, Gorinchem 1736. Van den Honert is geboren in Hendrik-Ido- Ambacht en werd in 1734 hoogleraar in Leiden, waar hij in 1758 overleed, zie Van der Haar, Schatboek, dl. I, XI.

64 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 233.

65 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 233. De titel van de apart uitgegeven Tafelen luidt:De leere der gereformeerde kerke, vervat in den Heydelbergzen Catechismus, bevestigt met de getuigenissen der H. Schriftuur, en beknoptelyk voorgestelt in de tafelen van Festus Hommius, met der zelver toe-eigeningen van Johannes Spiljardus, Amsterdam 1725. Onder de titel F. Hommius, Tafelen bij de catechismus der christelijke religie gaf uitgeverij Snoek te Ermelo dit werk in 2008 opnieuw uit.

66 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 236, zie ook H. Beuker e.a. (ed.), ‘Boekaankondiging’, De Vrije Kerk. Vereeniging van Christelijke Gereformeerde Stemmen 9 (1882), 431- 434. De recensent prijst hier de – voor een deel al uitgekomen – uitgave van C. van Proosdij aan, omdat deze voor het eerst ‘zuiver en van alle toevoegselen ontdaan’ het Schatboek onder de ogen van het niet met de Latijnse taal bekende publiek brengt.

67 Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 237. De titel van Van Proosdijs werk luidt: Verklaring op den Heidelbergschen Catechismus. Uit het Latijn door C. van Proosdij, Kampen 1886. Proosdij was gereformeerd predikant en diende de gemeenten te Stroobos (1881), Hallum (1883), Baarn (1890), Leiden (1893) en Amsterdam (1899). Hij maakte deel uit van de generale synodes van Leeuwarden 1891 en Amsterdam 1892, zie www.neocalvinisme. nl, voor het laatst geraadpleegd op 5 november 2012. Smid veronderstelt dat Van Proosdij uitgaat van de uitgave van de verklaring in Ursinus’ Opera theologica, zie Smid, ‘Bibliographische Opmerkingen’, 237.

68 Van Proosdij, Verklaring, XX. 69 Van der Haar, Schatboek, dl. I, V. Van der Haar noemt de uitgave uit 1736 zelf ook ‘uiterst betrouwbaar’. Van den Honert sprokkelt volgens Van der Haar geen afwijkingen binnen en ‘bleef het oude Schatboek werkelijk trouw’.

70 Met name kunnen hier genoemd worden de inlassingen uit de in 1584 uitgegeven loci communes, die evenals de catechismuslezingen ten doel hadden de hoofdpunten van de christelijke leer over te dragen. Hoewel deze voor de hand liggende aanvullingen op de aantekeningen van de voorlezingen vormden, werd het materiaal wel op een meer systematische manier behandeld, zie Burchill, ‘Consolation’, 572.

71 Zie noot 2.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Theologia Reformata | 108 Pagina's

De complexe ontstaansgeschiedenis van het Schatboek van Zacharias Ursinus (1534-1583)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Theologia Reformata | 108 Pagina's