Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reflexen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reflexen

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘De conclusies van de visitatiecommissie zijn van dien aard dat ik het nodig acht u thans te informeren over de noodzaak op korte termijn tot maatregelen te komen’, aldus minister Jo Ritzen in 1998 naar aanleiding van het rapport van de visitatiecommissie Godgeleerdheid. Het gevolg was de concentratie van de hervormde, gereformeerde en lutherse opleidingen in de PThU, eerst op drie en nu op twee locaties.
Zal de geschiedenis zich herhalen nu een verkenningscommissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen oproept om alles over een andere boeg te gooien? Wat zijn de consequenties voor de theologie en wat betekent het rapport voor de verdere samenwerking van de opleidingen? Het nieuwe academische jaar wordt een periode van inhoudelijke bezinning in de Netherlands Academy of Religion. Op naar Wassenaar.

Toekomst kerkgeschiedenis
De historici onder de theologen en godsdienstwetenschappers hebben met die bezinning al een klein begin gemaakt. Op 15 juni vergaderden de collega’s die aan de verschillende faculteiten en departementen werkzaam zijn om na te denken over de toekomst van hun vakgebied.
Vijfentwintig jaar geleden – ten tijde van de visitatiecommissie Smits/ Oberman (1989) – telde Nederland dertien verschillende academische instellingen voor theologisch onderwijs en onderzoek. Voor de kerkgeschiedenis had elke instelling fulltimeaanstellingen voor patristiek, Middeleeuwen, reformatiegeschiedenis, en de kerk- en theologiegeschiedenis van de moderne tijd.
Misschien was dat wel erg luxe, maar na vijfentwintig jaar heeft de kerkgeschiedenis een marginale positie gekregen. Geen enkele andere theologische discipline heeft te kampen met zo’n sterke personele krimp. De historische discipline is bij bezuinigingen – zelfs in Kampen en Apeldoorn – een gemakkelijke prooi. De bestuurders moeten overtuigd worden van het belang van de historische expertise.
In de afgelopen decennia woedde ook een debat over kerkgeschiedenis versus religiegeschiedenis dat culmineerde in de twee handboeken: Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis en Nederlandse religiegeschiedenis. Het is hoog tijd om de krachten te bundelen. Feitelijk gaat het immers om de bestudering van de geschiedenis van het christendom. Kerkhistorici moeten samenwerken met wetenschappers uit andere faculteiten en vooral ook met de amateurs, het grote leger van liefhebbers onder het vaandel van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis.
Inhoudelijk moet de kerk- en theologiegeschiedenis in verband gebracht worden met de ontwikkeling van de culturele context. Ook moet de geschiedenis van het christendom in Nederland worden gerelateerd aan ontwikkelingen in Europa en wereldwijd. De door het KNAW voorgestelde inhoudelijke focus op ‘geleefde religie’ biedt uitgelezen kansen, met name voor de bestudering van de rituele praktijk en de spiritualiteit.
Het object van de kerkgeschiedenis is immers altijd breder geweest dan het instituut ‘kerk’. Het is dan ook niet de belangrijkste vraag wat de historische discipline precies bestudeert – kerkgeschiedenis of religiegeschiedenis – maar hoe en waarom zij de geschiedenis van het christendom bestudeert. Moeten historici vooral beschrijven en construeren – nadat zij gedeconstrueerd hebben wat anderen geconstrueerd hadden – of valt er ook iets te leren uit de bestudering van de geschiedenis en is daarover wellicht iets theologisch te melden, iets over Gods leiding in de geschiedenis? De bestudering van de theologiegeschiedenis moet vruchtbaar gemaakt worden voor de doordenking van actuele theologische vragen.

Sola scriptura
Naar aanleiding van de conferentie over sola scriptura in Kampen (11 en 12 juni) ontstond in het Reformatorisch Dagblad een discussie over de bruikbaarheid van de term voor de gereformeerde schriftleer.
Het ter discussie stellen van gebruikelijke historische termen ligt vaker gevoelig, zeker als de geschiedenis belangrijk is voor de identiteit. Denk aan discussies over de Tachtigjarige Oorlog of Opstand en over de Nadere Reformatie als ‘invention of tradition’.
De trits sola scriptura, sola gratia, sola fide is pas gesmeed in de aanloop naar de reformatieherdenking van 1917. Vanwege het voortschrijdend inzicht in de theologische diversiteit van de middeleeuwse katholieke kerk en in de theologische katholiciteit van de Reformatie is het onverstandig om de Reformatie nog langer aan de hand van deze slogans te definiëren, zo betoogde ik in Kampen. Het Reformatorisch Dagblad nam de lezing bijna integraal over en daardoor kreeg het betoog buiten de academische context een eigen dynamiek.
Het viel mij op dat mijn historische betoog vooral dogmatische reacties opriep. Blijkbaar werkt dat zo als je iets beweert over de Reformatie. Dat mechanisme maakt het lastig om ingeburgerde termen ter discussie te stellen, zeker als die een warme en vertrouwde klank hebben gekregen.
De wat moeizame wisselwerking tussen de historische en de systematische benaderingen van de Reformatie is misschien wel symptomatisch voor de wijze waarop de verschillende theologische disciplines zich tot elkaar verhouden. Zelf heb ik de indruk dat de afstand toeneemt, denk aan de sterk empirische benadering van de praktische theologie en aan de vaak wat moeizame verhouding tussen bijbelwetenschap en dogmatiek.
Het is natuurlijk in praktische zin gewoon ook lastig om bij te blijven. De meeste theologen zijn al blij als zij op hun eigen terrein kunnen lezen en bestuderen wat er zoal verschijnt, laat staan dat zij de tijd en de energie hebben om zich in de jongste resultaten van de andere vakken te verdiepen. Vanwege het eigen karakter van de theologie schuilt in de versplintering in subdisciplines wel een latent gevaar. Het mag niet zo zijn dat theologen elkaars werk voor kennisgeving aannemen en overgaan tot de orde van de dag. Er moet dan ook meer geïnvesteerd worden in onderlinge contacten en gezamenlijke initiatieven. De conferentie in Kampen met dogmatische, exegetische en historische bijdragen was daarvan overigens een uitstekend voorbeeld.

Tiendimensionale ruimte
De bezinning op de samenhang van de theologische disciplines is te meer belangrijk omdat er onduidelijkheid lijkt te bestaan over de vraag wat theologie nu precies is en hoe ze zich verhoudt tot de godsdienstwetenschap. Met enige regelmaat laait de discussie over de wetenschappelijkheid van de theologie op. Zo riep Frank van der Duyn Schouten in april de theologie op om uit haar disciplinaire schulp te kruipen. ‘Theologie buiten de wetenschap verstart en wetenschap zonder theologie wordt bijziend’ (Reformatorisch Dagblad 17 april 2015).
Daarmee reageerde hij op de prikkelende stelling van de verkenningscommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen dat de Nederlandse academische wereld zonder theologieopleidingen kan; iedereen die theologie wil studeren kan terecht bij de kerkelijke ambtsopleidingen.
Onomwonden stelt de rector van de Vrije Universiteit dat theologie godgeleerdheid is en dat het dus in de theologie om de studie van God gaat. Dat vindt hij niet bezwaarlijk, want ook in zijn eigen vakgebied, de wiskunde, is vaak sprake van puur theoretische reflectie. Toch heeft ‘een wiskundige die zich oriënteert op de wetmatigheden van een tiendimensionale ruimte of van het oneindige’ het gemakkelijker dan ‘een theoloog die over God spreekt.’
Ook op internet ontspon zich een discussie over de aard van de theologie tussen Taede Smedes en Hendro Munsterman naar aanleiding van de vraag of een ongelovige theoloog wel een theoloog kan zijn (www.nieuwwij.nl). Smedes definieert theologie als de verzameling subdisciplines die het gelovig spreken over God bestuderen. ‘Theologie gaat dus over God, maar God is niet direct het object van onderzoek (hoe zou dat kunnen?), maar theologie bestudeert het spreken óver God.’ Zo heb ik het zelf ook in Leiden geleerd. Zet God tussen aanhalingstekens en de wetenschappelijkheid van de theologie is gered.
Munsterman, die in Frankrijk theologie doceert, betoogt dat godsdienstwetenschappen het verschijnsel godsdienst bestuderen en ‘op een afstandje’ naar religie kijken. Voor een theoloog gaat het ten diepste ‘om de christelijke traditie, en om het spreken en denken over God in die traditie, in verleden, heden en toekomst.’ Hij vindt het wrang dat de theologie, waaraan de universiteit haar ontstaan te danken heeft geëxcommuniceerd dreigt te raken. Goede theologie is wetenschappelijk qua methode maar bekijkt de werkelijkheid vanuit het binnenperspectief van het geloof.
De discussie over de verhouding tussen godgeleerdheid en godsdienstwetenschap is natuurlijk al zo oud als de invoering van de door de scheiding van kerk en staat geïnspireerde duplex ordo in 1876. In zijn inaugurele rede in Kampen zes jaar na de invoering van het nieuwe stelsel noemde Herman Bavinck deze secularisering het doodvonnis van de theologie en voorspelde hij dat er uiteindelijk aan de universiteiten geen theologische faculteiten zouden blijven bestaan. Je kunt religie net zo goed vanuit de geschiedenis of de psychologie bestuderen, als het alleen nog maar over godsdienst gaat.

Wenden
Het uiteindelijke rapport van de verkenningscommissie van de KNAW kreeg de veelzeggende en aan de zeilsport ontleende titel Klaar om te wenden... Als de wind draait en een koerswijziging nodig maakt, moet de bemanning zich gereedmaken. Het voorstel is om religiewetenschappers en theologen van de verschillende subdisciplines in Wassenaar samen te laten komen om te werken aan het programma van de Netherlands Academy of Religion.
Dat de theologie in de voorgestelde naam ontbreekt, is veelzeggend; het huidige NOSTER is nog een onderzoeksschool voor theologie en religiewetenschap. Het zou echter onverstandig zijn om meteen in een kramp te schieten en bij voorbaat te concluderen dat theologie buitenspel gezet wordt.
Het rapport biedt ook positieve aanknopingspunten voor de theologie. De euforie over de te verwachten studentenaantallen als resultaat van de switch van theologie naar religiewetenschappen, blijkt gebakken lucht te zijn. Het waren juist die switch en de opheffing van de klassieke theologische opleidingen in Leiden en Utrecht die de aanleiding vormden voor de instelling van de commissie. De commissie betreurt het uitdrukkelijk dat de expertise in Nederland in de klassieke theologische vakken verdwijnt.
Het is een zorgelijke ontwikkeling als de religiewetenschappelijke benadering geen gebruik meer kan maken van de expertise van de confessioneel-theologische faculteiten en als anderzijds de confessionele theologie zich in een isolement begeeft (87). Met name de teloorgang van de expertise op het terrein van de bijbelwetenschappen wordt betreurd. Het is een ‘ironisch verschijnsel’ dat de expertise van het Arabisch en de Koran wordt binnengehaald, ‘die in principe de evenknie vormt van recent afgebroken theologische subdisciplines.’ De opheffing van de theologische faculteiten was geen shift van theologie naar religiewetenschap, omdat ‘vakken als bijbelwetenschap, kerkgeschiedenis, godsdienstfilosofie en vergelijkende godsdienstwetenschap binnen de theologie aan openbare faculteiten de facto beoefend werden vanuit een religiewetenschappelijk perspectief ’ (86).
Het rapport biedt expliciet ruimte voor een theologische benadering van de religie, maar de gebruikte definities zijn niet erg helder. Van der Duyn Schouten stelt onomwonden dat theologie over God gaat. Munsterman is iets voorzichtiger en verbindt theologie aan de christelijke traditie. De verkenningscommissie geeft twee definities:

Theologie is de kritische, systematische en methodische reflectie op het geloofsgoed van een religie, al dan niet vanuit een normatieve verbondenheid.

Religiewetenschappen zijn de interdisciplinaire studie van religieuze teksten, opvattingen, praktijken, voorwerpen en ruimten zonder dat de waarheidsclaim van het bestudeerde religieuze fenomeen daarin een normatieve rol speelt (25).

Hier lopen drie dingen door elkaar: a) een enkelvoud (een religie) versus een meervoud, b) het ‘geloofsgoed’ versus ‘religieuze teksten, opvattingen, praktijken, voorwerpen en ruimten’ en c) ‘al dan niet vanuit een normatieve verbondenheid’ versus ‘zonder normatieve rol van de waarheidsclaim.’
Bij elk van de drie aspecten zijn vragen te stellen. Er zijn veel godsdienstwetenschappers die de facto maar één religie bestuderen, ook al citeert het rapport Friedrich Max Müllers adagium: ‘Who knows one religion, knows none’. Vergelijking is voor religiewetenschappers heel belangrijk, maar niemand zal toch beweren dat een expert in het boeddhisme geen boeddhistisch theoloog is omdat hij geen vergelijkingen maakt met andere religies. Ook het onderscheid tussen geloofsgoed enerzijds en teksten en rituelen anderzijds is kunstmatig, denk aan de praktische theologie.

Normativiteit
De definities doen vermoeden dat het eigenlijke onderscheid gezocht wordt in de normativiteit. Nu heeft elke wetenschap te maken met normativiteit, maar hier gaat het om de waarheidsclaim van de bestudeerde religie en dat is blijkbaar een ander verhaal. Opvallend is dat de normativiteit bij de religiewetenschappen geen rol speelt, maar bij de theologie ‘al dan niet’.
Nog afgezien van het feit dat deze uitdrukking aan elke zin de zin ontneemt, is het vooral erg onduidelijk waarin het onderscheid ligt met de godsdienstwetenschap. Of ligt de hermeneutische sleutel in de opvatting van Ruard Ganzevoort, een van de commissieleden, die in zijn Spelen met heilig vuur betoogt dat ook de theologie haar claim op de waarheid moet opgeven? Op andere plaatsen in het rapport komt het onderscheid tussen theologie en religiewetenschappen ook aan de orde.

Al dan niet ondergronds speelt de discussie over de verschillen tussen theologie en religiewetenschappen nog steeds een rol. Een benadering waarbij het uiteindelijk object van reflectie het denken over God is – waarbij het er methodisch niet toe doet of dit de God is van jodendom, christendom of islam – is wezenlijk anders dan die waar een breed veld van religieuze praktijken en culturen voorwerp van studie is (16).

Hier staan opeens ‘God’ als object van onderzoek tegenover ‘een breed veld van religieuze praktijken en culturen.’ Hoe verhoudt deze afbakening zich tot het vooroordeel dat er wetenschappelijk over God Zelf niets zinnigs gezegd kan worden? Kan theologie dan wel wetenschappelijk zijn?
Theologie als fides quaerens intellectum kent ‘een existentiële en normatieve verbondenheid van de theologen met het geloof dat zij onderzoeken’ terwijl in de religiewetenschappen ‘de normatieve verbondenheid geen rol mocht spelen, maar juist de onafhankelijkheid van het onderzoek werd beklemtoond’ (29). Daarin schuilt dan meteen ook het probleem voor het sympathieke pleidooi van de commissie om de theologie aan de openbare universiteiten te handhaven. Theologie lijkt alleen wetenschappelijk acceptabel als zij zich aan de godsdienstwetenschappelijke spelregels houdt.
Theologen doen er verstandig aan om niet vanuit een reflex te reageren en het rapport af te serveren. Theologie is meer dan systematische theologie. Niet alle systematisch-theologische verhandelingen gaan direct over God. Ook de wetenschappelijke bestudering van de Bijbel als Woord van God en de bestudering van het geleefde en beleefde geloof in de geschiedenis van het christendom is theologie. Maar het is wel belangrijk om alert te blijven op de koers die Klaar om te wenden voorstelt.
De opstellers van het rapport betreuren het expliciet dat door sluiting van de theologieopleidingen aan alle brede universiteiten behalve in Groningen en Amsterdam de expertise daar verdween en de theologie steeds meer confessionaliseert. Die eenzijdigheid is riskant nu het protestantisme evangelicaliseert en de Rooms-Katholieke Kerk steeds behoudender wordt. Dan is er behoefte aan ‘onafhankelijke academische theologie’ (86).
Moeten we daaruit concluderen dat godsdienstwetenschappelijke theologie – theologie die de bronnen van één godsdienst bestudeert – thuishoort aan de openbare universiteit om religieuze radicalisering te voorkomen? Dat was precies het argument van de liberale regenten dat bij de invoering van de duplex ordo de doorslag gaf om de godgeleerdheid aan de openbare universiteiten te houden.

Geert Wilders
In ieder geval zou het goed zijn als de vraag naar de definitie van 'theologie' en de vraag naar de wetenschappelijkheid van de theologie in Wassenaar hoog op de agenda staan. De wetenschapsleer schept meer en meer ruimte voor de openlijke erkenning van normativiteit en subjectiviteit in elke wetenschap. Daarom zou het oneigenlijk zijn als de theologie buitenspel gezet wordt of alleen als specifieke vorm van godsdienstwetenschap mee mag doen in het academische discours omdat er een bepaald soort normativiteit in het geding is.
Gelukkig lijken godsdienstwetenschappers zich soms meer dan theologen bewust te worden van het feit dat neutrale wetenschap een illusie is en dat ook een cultureel antropoloog religie alleen maar kan bestuderen vanuit een zekere inbedding en daarbij zijn eigen vooroordelen niet kan uitschakelen en ook niet hoeft uit te schakelen.
In een workshop georganiseerd door ons Groningse departement ‘Comparative study of Religion’ stelde ik aan de hand van een historisch onderzoek naar de afbeeldingen bij Luthers Kleine Catechismus de vraag aan de orde wat mijn onderzoek nu theologisch maakte. Volgens mij zijn er dan drie niveaus te onderscheiden.
Het eerste is het niveau van het object van mijn onderzoek. Dat het om plaatjes gaat die voor de reformatiegeschiedenis interessant zijn, maakt het onderzoek niet per se theologisch. Een kunsthistoricus zou de afbeeldingen ook kunnen onderzoeken. Ik heb veel baat gehad bij een kunsthistorische dissertatie over de afbeeldingen. Het object van mijn onderzoek is niet God Zelf en zelfs niet God-tussen-aanhalingstekens, maar de religieuze praktijk van catechetisch onderwijs in de zestiende eeuw. Niet elk theologisch onderzoek onderscheidt zich qua object.
Op een tweede niveau is er echter sprake van een bepaalde betrokkenheid op het object van onderzoek vanuit een verbondenheid daarmee. Zelf zou ik de verwarrende term ‘normativiteit’ liever vervangen door existentiële of confessionele betrokkenheid. Een godsdienstwetenschapper kan ook wel verklaren waarom Luther en Melanchthon hun illustraties voor de Tien Geboden vooral uit het Oude Testament putten, maar als theoloog – delend in het katholieke geloof van de Reformatie – verhoud ik mij ook op een andere wijze tot de resultaten van mijn onderzoek en vind ik er ook iets van.
Normativiteit suggereert dat een theoloog niet kritisch kan reflecteren op de inhoud van de theologie. Het omgekeerde is eerder waar: de zogenaamde neutraliteit of objectiviteit leidt vaak tot onverschilligheid en tot een onkritische beschrijving van de werkelijkheid. Juist de theoloog kan kritisch reflecteren op de geloofsleer en zich afzetten tegen de heersende normen.
Een collega stelde onlangs dat zij het verkeerd vond om als antropoloog te zeggen dat Geert Wilders de Koran verkeerd interpreteert. De godsdienstwetenschap constateert slechts dat hij de Koran op een bepaalde manier uitlegt. Ik betwijfel of alle godsdienstwetenschappers dat gevoelen delen, maar als theoloog kan ik wel uitleggen waarom Geert Wilders de Koran verdraait en daar hoef ik niet eens een moslimtheoloog voor te zijn.

Gesloten wereldbeeld
Het gangbare onderscheid tussen een binnen- en een buitenperspectief is bij nader inzien ook discutabel. Het verschil in betrokkenheid leidt misschien wel vaak tot een verschil in perspectief, maar de gebruikte termen ‘binnen’ en ‘buiten’ suggereren toch dat het godsdienstwetenschappelijke perspectief objectiever en het theologische perspectief minder wetenschappelijk zou zijn. In een wetenschappelijke context waarin het gesloten wereldbeeld van de moderniteit domineert, is het enige echte buitenperspectief het theologische perspectief. Niemand is neutraal en het is belangrijker om je bewust te zijn van en transparant te zijn over je vooronderstellingen, dan om die weg te moffelen door andere benaderingen een verbindende waarheidsclaim en een verblindende normativiteit in de schoenen te schuiven.
Het viel mij bij de workshop op dat de godsdienstwetenschappers met de theologie op dit tweede niveau weinig moeite hadden en dat sommige uit het buitenland afkomstige collega’s nog nooit van een God-tussen-aanhalingstekens gehoord hadden.
Op een derde en laatste niveau is het ook mogelijk om het kerkhistorisch onderzoek aan het geloof in God te verbinden door te belijden dat God de hand in de geschiedenis heeft of liever dat Hij de geschiedenis in de hand heeft. Niet dat dat tot afwijkende wetenschappelijke resultaten leidt, want ook de gelovige historicus houdt zich aan de reductionistische spelregels van de historische discipline die de geschiedenis zo goed mogelijk probeert te interpreteren en te duiden aan de hand van oorzaken en gevolgen.
Maar dat neemt niet weg dat de gelovige historicus, net als ieder ander gelovig wetenschapper, af en toe achteroverleunt en omhoogblikt. Dan vraagt hij zich in verwondering af hoe de aardse wetten van oorzaak en gevolg die hij analyseert zich verhouden tot de geschiedenis die God schrijft; history is Hisstory.
Nu moeten we dit laatste punt niet op de spits drijven omdat het eigenlijk buiten het gewone wetenschappelijke bedrijf valt, althans voor de historicus. Dat zal overigens ook wel gelden voor de andere theologische disciplines, behalve voor de systematische theologie. Het valt er niet buiten omdat verwondering onwetenschappelijk is of omdat we over God niets zinnigs kunnen zeggen. De reflectie op onze vooronderstellingen behoort echter niet tot het alledaagse wetenschappelijke werk.
Voor iedere christenwetenschapper is wetenschap uiteindelijk het na-denken van Gods gedachten die in de geschapen werkelijkheid uitgedrukt zijn. Maar dat betekent niet dat die wetenschapper door dat perspectief beïnvloed wordt bij de concrete resultaten van zijn of haar onderzoek. Op het derde niveau reflecteert de theoloog op zijn epistemologische vooronderstellingen en beziet hij het geheel van onze kennis vanuit een theologisch perspectief.
Wat het rapport van de KNAW uiteindelijk betekent voor de opleidingen, zal de toekomst leren. Jo Ritzen schreef zeventien jaar geleden dat ‘het theologisch wetenschappelijk onderwijs in Nederland zeer gebaat zou zijn bij een concentratie van de huidige protestantse klassieke opleidingen op niet meer dan drie locaties.’ Hij lijkt met de vorming van de Gereformeerde Theologische Universiteit uiteindelijk zijn zin te krijgen, maar intussen is er wel veel expertise verloren gegaan door de oneigenlijke tegenstelling tussen theologie en religious studies.
Om een academisch isolement te voorkomen lijkt het zowel voor de godsdienstwetenschappelijke als voor de theologische benadering wel wenselijk dat de beoogde GTU goed ingebed wordt in een bredere academische context en dat de drie overgebleven opleidingen intensief samenwerken.

Memorabilia
Bij de Theologische Universiteit Kampen heeft er een wisseling van de wacht plaatsgevonden. Mees te Velde is opgevolgd door Roel Kuiper als rector, of officieel als voorzitter van het College van Bestuur. Collega Te Velde nam afscheid met een uitnodiging om de gemeente van Christus als koninklijk priestervolk te herwaarderen. We wensen ons redactielid een periode van rust toe en hopen ook in de toekomst van zijn bijdrage aan de theologische bezinning te kunnen genieten. Kuiper wensen we in een dynamische periode veel wijsheid toe om in Kampen leiding te geven.
Als opvolger van Te Velde en van Frank van der Pol is door de synode van de Gereformeerde Kerken Erik de Boer tot hoogleraar kerkgeschiedenis benoemd. We feliciteren hem van harte en hopen dat het in de toekomst mogelijk zal zijn om de ingekrompen formatie kerkgeschiedenis weer uit te breiden.
Ook feliciteren we Theo Boer die op 8 juni zijn ambt als bijzonder hoogleraar op de Lindeboom Leerstoel voor Ethiek van de Zorg aan de Theologische Universiteit te Kampen aanvaard met een rede over vroegdiagnostiek en voorspellende geneeskunde aan de hand van het schriftwoord ‘Wie kennis vermeerdert...’
Op een drukbezocht symposium over de betekenis van de klassiek-gereformeerde theologie voor het huidige predikantschap nam ons redactielid Gijsbert van den Brink op 2 juli afscheid van de Protestantse Theologische Universiteit als bijzonder hoogleraar Theologie van het Gereformeerd Protestantisme. We zien uit naar de verdere bijdragen van collega Van den Brink aan de doordenking van de verhouding tussen theologie en (natuur)wetenschap. In ieder geval feliciteren wij hem met de promotie van Sze Sze Chiew over de relatie tussen de bijbelse theologie en de zogenaamde scientia media.
Ook Bart van Egmond en Elsbeth Visser-Vogel willen we met hun promoties gelukwensen. Beiden participeerden in het promovendiberaad van de Gereformeerde Bond. Bart promoveerde op de betekenis van het oordeel voor de verlossing in het werk van Augustinus en Elsbeth op de religieuze identiteitsontwikkeling van orthopraxe islamitische jongeren. Het zijn twee voorbeelden van kwalitatief goed wetenschappelijk onderzoek vanuit een gelovige – noem het een theologische – attitude. In de theologie gaat het misschien niet altijd over God, maar het draait uiteindelijk wel om God.
Ten slotte willen we ons redactielid Theo Pleizier van harte gelukwensen en Gods zegen toewensen bij zijn benoeming als docent praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hij hoopt per 1 september van start te gaan en met ingang van volgend kalenderjaar voltijds aan de vestiging Groningen te komen werken. Welkom onder de schaduw van de Martinitoren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Theologia Reformata | 102 Pagina's

Reflexen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015

Theologia Reformata | 102 Pagina's