Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heidelberger forever young?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heidelberger forever young?

Thematische catechismusprediking met bijzondere aandacht voor jongere gemeenteleden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. M.C. Batenburg e.a. (red.), Goed gelovig. Een thematische uitleg van de Heidelbergse Catechismus voor verkondiging en onderwijs (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015), 736 p., € 65, (ISBN 9789023928416).

In 1939 verscheen van de hand van dr. G. Oorthuys een uitleg van de Heidelbergse Catechismus onder de titel De eeuwige jeugd van Heidelberg. De Heidelbergse Catechismus wil maar niet verouderen, en zonder zich te storen aan enig anachronisme houdt Oorthuys zijn lezers in het voorwoord voor dat sinds Kaïn en Abel kinderen in deze leer zijn onderwezen. Of ze zich hieraan wilden houden of niet, voegt hij er met gevoel voor realisme aan toe.

Dat de Heidelbergse Catechismus als leerboek voor de gemeente, en in het bijzonder voor de jongere generaties in de gemeente, niet is verouderd, komt met grote overtuiging naar voren in de uitgave die onder redactie van ds. M. Batenburg e.a. tot stand kwam onder de titel Goed gelovig. Het boek wil de opvolger zijn van het in 1993 – eveneens bij uitgeverij Boekencentrum – verschenen boek Kennen en vertrouwen. Binnen dit genre, een postille met preekschetsen met het oog op de leerdienst, valt vooral de inhoudelijke aansluiting op. De redactie heeft – in overleg met mevrouw Noordegraaf – gekozen om de waardevolle bijdrage van dr. A. Noordegraaf (overleden in 2011) over de catechismusprediking voor een belangrijk deel over te nemen uit Kennen en vertrouwen. Noordegraaf schetst het fenomeen leerdienst in continuïteit met de geloofsoverdracht in Israël, het onderwijs van de apostelen, de vroegkerkelijke voorbereiding op de doop en de middeleeuwse preekdiensten als vormen van volkscatechese. Daarnaast geeft Noordegraaf een homiletische typering van de catechismusprediking als themaprediking.

Op dit punt gaat Goed gelovig een stap verder dan Kennen en vertrouwen. De ondertitel wijst het al aan: een thematische uitleg. In de vormgeving van het boek komt dit naar voren door de catechismus niet aan de hand van de 52 zondagen te behandelen, maar vanuit 17 hoofdstukken (ook wel ‘hoofdthema’s’ genoemd) met onderverdelingen. Er wordt in het boek ook niet verwezen naar de zondagen – die tenslotte een pragmatische indeling zijn – maar naar vragen en antwoorden (bijv. HC 1 als verwijzing naar vraag en antwoord 1), een gebruik dat na het Handboek Heidelbergse Catechismus (Kok, 2013) een nieuwe standaard lijkt te worden. Daarmee wordt ook een inhoudelijke beslissing genomen: door vragen en antwoorden als losstaande eenheden te zien, wordt de onderlinge structuur van de Heidelberger minder zichtbaar. De uitgave is daar expliciet in en helpt de gebruiker met een handig overzicht waarin de thema’s uit de postille te herleiden zijn tot de volgorde van de vragen en antwoorden in de Heidelberger. Was de Heidelberger vroeger het handvat om de gemeente te onderwijzen in de gereformeerde confessie en diende de catechismusprediking een breder kerkelijk belang om via de prediking de gereformeerde identiteit en de verankering in de confessie te verstevigen, in een meer thematische benadering wordt de agenda minder door de confessionalisering bepaald en meer door de vragen die opkomen in het doorgeven van de gereformeerde traditie in de hedendaagse cultuur.

Meer dan ordening alleen

De thematische benadering brengt een nieuwe ordening van de thema’s met zich mee en daarmee ook een andere definiëring. Een voorbeeld hiervan is de plaatsing en behandeling van de beide sacramenten, doop en avondmaal (hoofdstuk 15 en 16). Tussen kerk (’Over de kerk gesproken…’) en het gebed (’Biddend onderweg’) vinden we de thema’s ’Watermerk’ en ’Bij Hem aan tafel’. In de Heidelbergse Catechismus worden doop en avondmaal voorafgegaan door een bespreking van de vraag wat sacramenten zijn. Goed gelovig bespreekt dit echter op een heel andere plaats. Onder het hoofdthema ’Is God er wel?’ (hoofdstuk 5) worden de sacramenten besproken als ‘extra hulp bij ongeloof’. Kan de vraag naar Gods bestaan wel worden opgevangen door de sacramenten te bespreken? Tegelijk vindt hier een andere boeiende wisseling van betekenis plaats: de sacramenten worden als geloofsversterking verbonden aan de beeldcultuur en de belangstelling voor ritualiteit (pag. 172). Dit is een creatieve en contextuele greep, waarbij natuurlijk wel de vraag gesteld moet worden hoe dit in verband staat met de nadruk van de Reformatie op het Woord. Deze vraag komt te meer naar voren als in de homiletische aanwijzingen de suggestie wordt gedaan om de preek over de sacramenten te beginnen met de existentiële vraag van een jongere: hoe komt God mijn leven binnen? De soteriologische vraag wordt hiermee een epistemische vraag, niet onbelangrijk en passend bij de vragen van de tijd, maar tegelijk komt er een nieuwe definitie van de sacramenten in mee.

Goed gelovig doet dus meer dan een thematische uitleg geven van de Heidelberger. Het boek is zelf een neerslag van een receptieproces. Een ander voorbeeld hiervan is de behandeling van de schepping onder het kopje ‘hoe het begon’. G. van den Brink schrijft een schets onder de titel ‘wij zijn gewild, en niet toevallig’. Beide titels zeggen minstens zoveel over de context waarin het gesprek over de populaire psychologie (‘jij bent oké’) of over schepping en evolutie wordt gevoerd, als over de eigen thematiek die de Heidelberger aanbiedt. De aandacht die het thema krijgt, blijkt uit verdere verdieping in twee schetsen vanuit de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Een derde voorbeeld vinden we rond het thema ‘genezing’ (hoofdstuk 17.9). De interesse in ‘genezing’, zoals recentelijk weer in het nieuws naar aanleiding van de conferentie van het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk (There is more, september 2016), wordt verbonden aan vraag 123 van de Heidelberger die gaat over het gebed ‘Uw Koninkrijk kome’. De Heidelberger laat deze bede breed uitwaaieren: het gaat om het Rijk van God dat komt, voor heel de schepping, God alles in allen. Deze accenten komen ook in Goed gelovig voor. God wil dat ‘we ons aan Hem onderwerpen en Zijn koningschap erkennen. […] Kan gerichtheid op lichamelijke genezing ook een symptoom zijn van onze gerichtheid op deze aarde?’ (p. 707) De benadering is vanuit het bijzondere (de vraag naar genezing) naar het algemene (de Koning komt), maar lukt het dan ook om voorbij het bijzondere te komen? Daarmee past de preekschets in Goed gelovig bij onze hedendaagse cultuur: het individuele leven gaat voorop. Dat is meer een constatering dan een waardering. Het maakt duidelijk dat de Heidelbergse Catechismus inderdaad in elke tijd anders gelezen wordt. Het is niet alleen zelf een contextueel document, maar ook de uitleg en de receptie ervan worden gekleurd door de tijd.

Wat is contextueel preken over de Heidelbergse Catechismus?

Nu is dat allemaal heel begrijpelijk en terecht. Tegelijk wordt hier ten opzichte van bijvoorbeeld de voorganger Kennen en vertrouwen een nieuwe stap gezet in de receptie van de Heidelberger als leerboek van de kerk. De contextualiteit van de Heidelberger is nog meer voelbaar. Het boek bevat een schat aan handreikingen, waarin ruim geput wordt uit de hedendaagse cultuur, inclusief verwijzingen naar films en sociale media. Elke schets bevat uitgebreide reflecties gericht op de communicatie met tieners en kinderen. Nog meer dan de oudere postilles met preekschetsen vanuit de Heidelbergse Catechismus is de redactie van Goed gelovig zich bewust van de context waarin het gereformeerde geloof moet worden overgedragen en de onvanzelfsprekendheid daarvan. De uitgebreide aandacht voor tieners en kinderen in het boek, is illustratief voor de ervaring van veel opvoeders, jeugdwerkers en catecheten: ook in de binnenste kring van de gemeente, waar het belang van de leerdienst wordt gevoeld, is het verre van vanzelfsprekend dat er aansluiting ontstaat met de jongere generaties.

Daarnaast staat prof. Verboom in zijn inleiding ook stil bij het ‘missionaire element’ dat ‘als een rode draad door alle schetsen heen aan de orde wordt gesteld’. Hier wordt vooral de ‘missionaire taak’ van de gemeente benoemd, in de ontspanning dat de bewaring en uitbreiding van de kerk in eschatologisch licht staan – totdat het Koninkrijk van God komt. Toch is de gedachtevorming op dit punt meer begonnen dan afgerond. Want, leent de leerdienst, om dat woord toch maar te gebruiken, zich voor missionaire verkondiging? Niet slechts in toerustende zin, maar ook in deze zin dat de prediking gericht is op de inwijding in het christelijk geloof? Van jonge leden in de gemeente, zoals kinderen en tieners, maar ook van hen die nieuw of opnieuw tot de gemeente toetreden. Het succes van de Alphacursus, diverse boeken die in de afgelopen jaren in binnen – en buitenland verschenen zijn met inleidingen in het christelijk geloof, ze laten zien dat er vraag is naar en behoefte is aan een presentatie van de kernen van het geloof. Op het snijvlak van het missionaire en het contextuele biedt het boek geen inleidende reflecties, terwijl hier vanwege de eigen accenten in het boek voldoende reden toe zou zijn geweest.

In de diverse schetsen is veel materiaal samengebracht. Hierin worden praktische, uitlegkundige, bijbelse en theologische inzichten met elkaar verbonden. Een essay waarin wordt uitgewerkt op welke punten de Heidelberger missionair potentieel heeft en welke beslissingen de prediker moet nemen in de omgang met de Heidelberger om recht te doen aan de hermeneutische vraagstelling tussen oude tekst en nieuwe context met eigen vragen en accenten, had een homiletische aanscherping kunnen geven. Vanuit het bewustzijn van de eigen culturele vragen en thema’s, zonder de aansluiting met de oude teksten te verliezen, gevoelig voor de missionaire mogelijkheden een type prediking doordenken dat beoogt het gereformeerde geloof te bewaren, door te geven, op een manier waaruit de relevantie blijkt. De individuele schetsen zijn daar goede voorbeelden van, maar een meer theologische reflectie hierop, was behulpzaam geweest. Een voorbeeld waarin de noodzaak hiervoor aan het licht komt, is de keuze die gemaakt is om de geboden te bespreken onder het kopje ‘levenskunst’. Dat is een mooie vondst. Die tegelijk toelichting behoeft. Levenskunst is op zichzelf een filosofisch of humanistisch begrip. Heeft het niet te veel immanente associaties, gericht op het persoonlijk vormgeven van het leven? Hier wordt het woord dat in het gewone leven iets oproept, wat raakt aan postmoderne manieren van denken en stijlen van leven, en wat samenhangt met een ethiek van ‘het goede leven’, verbonden aan klassieke noties van de christelijke traditie, als gehoorzaamheid, gebod en een ethische gerichtheid op God. Dit is meer dan het inschakelen van een buzzwoord, hier worden interessante – mogelijk missionaire – verbanden gerealiseerd. Een seculier woord kan niet zonder meer bijbels en gereformeerd gevuld en geijkt worden. Voor je het weet annexeer je taal in de theologie die in een eigen context functioneert. Onder welke voorwaarden kan dat, wat gebeurt er dan en, doen de oude confessionele teksten dat ook niet door woorden als genoegdoening te gebruiken voor het heil dat in Christus gegeven is, maar die tegelijk ook wortels hebben in een (laat)middeleeuwse cultuur? Goed gelovig laat zien hoe het kan, biedt veel materiaal om in preken de verbinding met vandaag te leggen, maar laat de reflectie op de keuzes aan de gebruiker. Soms gaat dat wel heel snel, bijvoorbeeld bij de opmerking dat gebruik van een beamer goede diensten kan bewijzen. Dat is ongetwijfeld het geval. Het gebruik van een beamer in onderwijssituaties vraagt om zorgvuldigheid, dat is in een eredienst nog meer het geval.

Geen gemeente is hetzelfde

Gemeenten zijn nooit hetzelfde geweest, al was de leest waarop de catechismusprediking geschoeid was, vaak wel dezelfde. De catechismusprediking werd classicaal ondersteund en synodaal voorgeschreven. Die tijd is inmiddels voorbij. Maar hoe het wel moet, daar is geen algemeen antwoord op te geven. Dat doet Goed gelovig dus ook niet. In een hoofdstuk met praktijkvoorbeelden uit Alblasserdam, Gouda, Noordwijk, Kampen en Zoetermeer wordt duidelijk hoe in verschillende kerkelijke denominaties (Protestantse Kerk, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en Christelijke Gereformeerde Kerken) en vanuit een verschillende behoefte en gedachte, de leerdienst nieuwe invulling krijgt. De voorbeelden laten zien hoe de traditionele leerdienst plaatselijk opnieuw wordt georganiseerd en uitgedacht. Dit is een tendens die ook in brede zin in de liturgie waar te nemen valt. Gemeenten maken hun eigen keuzes en zoeken nieuwe wegen, om aan te sluiten bij de eigen vragen en overwegingen. Dat kan leiden tot versnippering. Maar tegelijk is dit ook een waardevolle ontwikkeling. Het gaat er tenslotte om plaatselijk verantwoordelijkheid te nemen, ook in de vernieuwing van de leerdienst. De praktijkvoorbeelden kunnen inspireren om in de eigen gemeente een proces op gang te brengen over de vraag hoe de leerdienst eruit zou kunnen zien en wat dit vraagt voor prediking en liturgie. De tijd dat het overal hetzelfde gaat – of de veronderstelling dat dit zo was – is voorbij. Goed gelovig presenteert dat als een nuchtere werkelijkheid. De liefde voor de gereformeerde traditie is in alle vijf de voorbeelden voelbaar. Met een enorme inzet van de gemeente, praktisch in het maken van werkboekjes bij leerdiensten voor allerlei leeftijden of in de inhoudelijke voorbereidingen van de diensten, soms vele maanden vooruit. Hieruit spreken zorg en aandacht voor de liturgie, vanuit het besef dat een kerkdienst niet zomaar op zichzelf staat, maar is ingebed in het gemeenteleven dat een eigen ritme heeft dat meer is dan weken die zich aaneenrijgen. Goed gelovig beweegt zich soepel in dit diverse veld. Een mooie samenwerking tussen auteurs vanuit diverse kerkelijke achtergronden, met bijdragen die verschillen in homiletische creativiteit en theologisch gehalte. Het vaste stramien van thema, leefwereld van de hoorder, uitleg, relevantie, bijbelgedeelten, aanwijzingen voor de kerkdienst, maakt het echter tot één geheel waar de gebruiker snel vertrouwd mee raakt.

T.T.J. Pleizier is universitair docent Praktische Theologie aan de PthU, locatie Groningen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

Theologia Reformata | 116 Pagina's

De Heidelberger forever young?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

Theologia Reformata | 116 Pagina's