Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebed en aanvechting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebed en aanvechting

Ervaring van de Reformatie voor een seculiere tijd1

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract

Changed worldviews and ongoing secularization have raised new temptations for the Christian practice of prayer. How can believers, who are also profoundly influenced by this environment, persist in prayer and teach the next generation how to pray? Reformers Luther and Calvin teach that prayer and temptation belong together. In this article I examine three core elements from the Reformation teaching on prayer that can challenge secularization: (1) the importance of praying from the heart; (2) the role of the Holy Spirit in prayer; and (3) the use of written prayer.


1. Inleiding

Het bidden van hedendaagse West-Europese christenen vindt plaats in een cultuur die sterk wordt beïnvloed door een seculier wereldbeeld. In dit artikel verbind ik een aantal kernen uit het gebedsonderwijs van de reformatoren aan de gebedsaanvechtingen die deze seculiere tijd met zich meebrengt. Het zwaartepunt ligt bij hetgeen de reformatoren ons aanreiken. Ik verken welke handvatten de gebedservaring uit de Reformatie geeft om ook vandaag te volharden in de gebeden. Deze ervaring wijst ook wegen om een volgende generatie vertrouwd te maken met de praktijk van het gebed. De kerk is natuurlijk niet begonnen met bidden in de tijd van de lutherse en gereformeerde reformatie. Wel is dit een moment in de kerkgeschiedenis waarin belangrijke geloofsthema’s opnieuw werden geijkt. Elke tijd en generatie heeft te maken met aanvechtingen die de praktijk van het gebedsleven raken. Sommige van deze beproevingen zijn nieuw. Andere zijn gegeven met de tijd en het overheersende levensklimaat waarin bidders ademen.

In de volgende paragraaf laat ik eerst Calvijn en Luther aan het woord met hun omschrijvingen van het gebed. Typerend voor deze twee reformatoren is het gegeven dat gebed en aanvechting niet los verkrijgbaar zijn. Daarna volgt een paragraaf waarin wordt ingegaan op de gebedsaanvechtingen die de seculiere tijd met zich meebrengt. Vervolgens exploreer ik in een drietal paragrafen kernen uit de gebedservaring van de Reformatie die van belang zijn voor het hedendaagse bidden en gebedsonderwijs.

2. Gebed en aanvechting gaan samen op

Met een opvallend moderne zinswending omschrijft Calvijn in zijn Instruction et confession de foy (1536/7) het gebed als een gesprek (une communication) waarin de bidder zijn wensen aan God bekendmaakt.2 Tijdens het gebed is er contact tussen God en de bidder. De typering van het gebed als een gesprek in dit vroege didactische werk van de reformator om de jeugd van Genève te onderwijzen, blijft ook later karakteristiek voor zijn denken. In de uitgave van de Institutie van 1559 omschrijft Calvijn het gebed als volgt: ‘Het gebed is immers een soort communicatie tussen de mensen en God, waardoor mensen het heiligdom van de hemel kunnen binnengaan en God kunnen aanspreken op Zijn beloften’.3 Deze woorden spreken van een vertrouwensband tussen God de Vader en de bidder. Er valt nadruk op de beloften van God. Voor Calvijn is het gebed geen slag in de lucht. De gebedsomgang met God is onvergelijkbaar met een audiëntie bij een vreemde en grillige vorst. Biddende handen, zo leert Calvijn, zijn gevuld met de beloften van God.

Dit betekent niet dat het gebed altijd vlak en zonder strijd verloopt. Calvijn kent de aanvechting en beproeving van een God die lijkt te slapen en te sluimeren. Over bidden en wachten op antwoord schrijft Calvijn:

Dat zijn de redenen waarom onze zeer vriendelijke Vader, al slaapt en sluimert Hij nooit, het toch vaak doet voorkomen alsof Hij slaapt en sluimert. Zo wil Hij ons erin oefenen tot Hem te bidden, te vragen en te smeken en dat is heel goed voor ons, want anders zouden we daarin maar traag en lui blijven.4

De Geneefse reformator wijst erop dat het voor de ontwikkeling van de bidder een voordeel heeft wanneer het soms lijkt alsof de Vader slaapt. Het wachten op gebedsantwoord zet trage gelovigen in beweging. Juist in deze ervaren aanvechting groeit het verlangen naar God. Zo leert de bidder om het gehele hart uit te storten voor de Gever van alles wat nuttig is voor de mens. Bestrijding blust het gebed niet uit; ‘Maar voor de heiligen is het juist een goede prikkel om God aan te roepen, wanneer zij in diepe nood verkeren en door de grootste rusteloosheid gekweld worden, en innerlijk bijna bezwijken, als het geloof hen niet tijdig te hulp komt’.5 Calvijn is niet immuun voor de raadsels en vragen die het Godsbestuur met zich meebrengt. De kwetsbaarheid van het gebed strijkt hij niet glad. Een bidder blijft een worstelaar aan de troon van Gods genade. Maar in de benauwdheid ziet hij de goedheid van God stralen. Dat God goede hoop op de verlossing schenkt staat volgens Calvijn vast.6

Het thema van de aanvechting komt in de geschriften van Luther veelvuldiger en sterker geaccentueerd naar voren dan bij Calvijn.7 Gevormd door de praktijk van het gebed komt Luther in zijn Grote Catechismus tot de definitie dat bidden ‘God aanroepen in alle nood’ is.8 In het midden van de storm van aanvechting, zonde en bestrijding klampt het gebed zich vast aan de onwankelbare beloften van God. Luthers korte omschrijving van bidden staat tegenover het bidden op goed geluk, waarin men denkt dat het voldoende is wanneer het werk maar gedaan is. Luther maakt duidelijk dat gelovigen juist door de ervaring van nood en aanvechting heen leren bidden. Buiten dat gaat het niet. De aanvechting is voor Luther ook nooit een gepasseerd station welke door intensief gebed overwonnen kan worden. Niet voor niets neemt hij afstand van de middeleeuwse methode van meditatie waarin de trits lectio, meditatio, oratio, contemplatio leidend is. Luther spreekt liever over oratio, meditatio, tentatio.9 Dat de lectio verdwijnt hoeft niet te verwonderen. Lezen en overdenken van een tekst vallen samen in dit schema. De herplaatsing van de oratio is van betekenis. Voorafgaand aan de meditatie wendt de gelovige zich tot de liefde van God in gebed. Zonder Gods hulp is de meditatie vruchteloos. Het meest opvallend is dat de contemplatio wordt vervangen door tentatio. Meditatie en gebed hebben niet langer de ervaring van het mystieke genieten van God als doel. De aanvechting is voor Luther ‘der Prüfestein’ waardoor de gelovige leert ‘wie tröstlich Gottes wort sey’.10 In de meditatie en het gebed vindt de strijd van het geloof een climax. De gelovige worstelt om houvast te vinden bij God.

De bitterste kern van Luthers aanvechtingen betreffen geen twijfels aan het bestaan van God. Met dit laatste worstelen veel gelovigen vandaag. Binnen het wereldbeeld van Luther geeft de vraag naar het bestaan van God geen hevige aanvechting. De grootste aanvechting ondervond Luther in de ervaring dat hij als zondaar niet voor God kan bestaan. Als een klein, nietig en zondig mens staat hij midden tussen de bestrijding van eigen vlees, duivel en wereld. Aanvechting betekent bij Luther leven onder de aanstormende krachten die de macht hebben om ons van God weg te trekken.11 Vanuit zijn geschriften wordt duidelijk hoe Luther werd bestreden door deze aanvechtingen. Ook wordt zichtbaar hoe hij zich in het midden van de bestrijding aan God en zijn beloften vastklampt. Hij gelooft dat de aanvechtingen hem niet bij God vandaan zullen trekken, maar het geloof verdiepen.

Bij zijn uitleg van Psalm 118 schrijft Luther dat God de gelovigen niet in nood brengt tot hun verderf. Door de strijd van de aanvechting wordt geleerd ‘was glaube, Wort, geist, gnade, sünde, tod odder teufel were’.12 Zonder deze aanvechtingen kunnen wij volgens Luther geen christen worden of blijven. De aanvechting is voor Luther een beproeving, maar waar ze ontbreekt kan het geloof niet blijven bestaan. Daarom is volgens Luther God zelf uiteindelijk aan het werk in de aanvechting. De werken van de duivel keert Hij ten goede. De aanvechtingen bewerken dat de bidder de toevlucht tot God zoekt en Hem van een andere zijde leert kennen. Aanvechting verdiept de kennis van God. Zo wordt het geloof een toevluchtnemend geloof. Een geloof dat nergens anders heen kan dan tot God. Het heeft geen grond in zichzelf, maar verwacht alles van God. Dit geloof klampt zich vast aan het kruis. In het aangevochten leven heeft Luther de betrouwbaarheid van het Woord van God leren kennen. Dat is ook het doel van de aanvechting volgens Luther. Aanvechting leert op het Woord van God te vertrouwen. Met Christus wist Luther zich veilig. Bij de uitleg van de zesde bede van het Onze Vader schrijft hij dan in de Kleine Catechismus ook:

En leid ons niet in verzoeking. Wat is dat?

Antwoord: God brengt weliswaar niemand in verzoeking, maar wij bidden in deze bede, dat God ons wil bewaren en staande houden, opdat de duivel, de wereld en ons vlees ons niet bedriegen en verleiden tot ongeloof, vertwijfeling of andere grote en zware zonden en opdat wij, als wij daardoor aangevochten worden, ten slotte toch overwinnen en de zege behouden mogen.13

De overwinning op de aanvechting staat voor Luther vast. Deze overwinning wordt echter niet behaald door het bereiken van een langdurige contemplatio tijdens dit aardse bestaan. Zowel Luther als Calvijn taxeert de aanvechtingen bij de omgang met God als noodzakelijke voorwaarden om het geloofsleven en de kennis van God te verdiepen. Ik leg deze ervaring uit de Reformatie nu naast aanvechtingen welke de tegenwoordige bidder beproeven.

3. Seculiere context

Onmiskenbaar zit er een enorme distantie tussen Luther, Calvijn en onze tijd. Wij leven in een samenleving die verregaand is geseculariseerd.14 De afstand tussen de huidige eeuw en de Reformatie is onder andere ontstaan door een veranderd wereldbeeld. Voor Luther was het bestaan van God boven alle twijfel verheven. Vandaag worstelen gelovigen met de vraag of God werkelijk bestaat. Het geloof in God is niet langer vanzelfsprekend omdat er alternatieven zijn. Veel minder dan in de tijd van de Reformatie houdt de moderne mens rekening met een direct ingrijpen van een almachtige God die hemel en aarde heeft gemaakt en bestuurt. De wijze waarop zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus spreekt over het Godsbestuur is in de 21e eeuw – zowel binnen als buiten de kerk – geen algemeen aanvaarde opvatting.

De toename van de wetenschappelijke kennis en het veranderde wereldbeeld, waarin steeds minder rekening wordt gehouden met ingrijpen van buitenaf, stelt nieuwe vragen aan de biddende omgang met God. Het bidden tot God om een ingrijpen in de wereld lijkt in deze context achterhaald.15 In een gesloten systeem van natuurwetten blijft er voor bidden als gesprek met God geen plaats over. Wanneer oorzaak en gevolg alles in deze wereld bepalen raakt Gods voorzienig bestuur, waarvan de reformatoren vast overtuigd waren, op de achtergrond. Het rationalisme uit de voorgaande eeuwen heeft een kloof geslagen tussen ons bidden vandaag en de gebeden uit de tijd van de Reformatie. Tussen Calvijn en de huidige tijd staan onder andere de gedachten van de filosoof Spinoza. Systematisch ontkent hij het bestaan van wonderen en een direct ingrijpen van God.16 In het begin van de 18e eeuw staat hij nog alleen in zijn gedachten. In de volgende eeuwen krijgen zijn denkbeelden grote invloed in bredere kringen. Niet voor niets geeft de historicus Jonathan Israël zijn boek Radicale Verlichting de ondertitel mee ‘Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderen’.

Een ander aspect waardoor de hedendaagse bidder diepgaand wordt beïnvloed, is de snelheid waaraan velen in de 21e eeuw gewend zijn geraakt. We zagen reeds dat een zeker wachten voor de reformatoren een wezenlijk onderdeel van de omgang met God is. In de dynamiek van de huidige tijd wordt dit wachten meer dan in voorgaande eeuwen aangevochten. In het streven naar efficiëntie is de tegenwoordige internetconsument gewend aan ‘voor 23:00 besteld morgen in huis’.17 Bidden wordt problematisch wanneer dit beeld van een aankoop op internet de verwachtingen omtrent het gebed gaat bepalen. Het uitblijven van onmiddellijke verhoring van een gebed kan zelfs een breekpunt zijn waardoor voormalig trouwe kerkgangers, de kerk en het geloof teleurgesteld achter zich laten.

Predikanten die voorgaan in de gebeden, gebedsonderwijs geven en zelf ook bidders zijn hebben een scherp oog nodig voor de diverse factoren die het gebedsleven in onze tijd beïnvloeden. De invloed van de omgeving houdt namelijk verband met veel van de hedendaagse worstelingen en aanvechtingen met betrekking tot het gebed. Gelovigen ademen meer van de geest van de tijd in dan zij zich vaak bewust zijn. Het gebedsleven speelt zich niet af in een vacuüm. De invloed van de overheersende cultuur begint al jong volgens ontwikkelingspsychologen.

De psycholoog Bronfenbrenner (1917-2005) is de grondlegger van de zogenaamde ecologische systeemtheorie.18 Zijn theorie geeft inzicht in de systemen die van invloed zijn op het huidige bidden en het gebedsonderwijs. Hij maakt aannemelijk dat een persoon zich in een complex systeem van relaties ontwikkelt. In zijn model gaat Bronfenbrenner uit van een aantal systemen rondom het leven van een kind.19 Er is een microsysteem waarbinnen de activiteiten en interacties met de onmiddellijke omgeving plaatsvinden. Dit zijn onder andere de ouders maar hij rekent hiertoe ook het kinderdagverblijf, de school en de religieuze gemeenschap waar een kind deel van uitmaakt. Bronfenbrenner wijst ook op een buitenste schil. Deze noemt hij het macrosysteem. Hier plaatst hij de algemeen heersende opvattingen, waarden en inzichten die een samenleving domineren. Ouders, leerkrachten en medeleerlingen beïnvloeden de ontwikkeling van het kind. Op hun beurt worden ze echter ook beïnvloed door hetgeen zich voltrekt in het macrosysteem. Er is een voortdurende wisselwerking, betoogt Bronfenbrenner. De dominante waarden en normen in een cultuur beïnvloeden alle onderliggende systemen.

In deze paragraaf noemde ik reeds het veranderde wereldbeeld en de snelheid waarmee velen in de 21e eeuw vertrouwd zijn als kenmerken van de huidige tijd. Naast deze twee is het verlangen van het hart, dat in een seculiere cultuur permanent bij God vandaan wordt geprikkeld, een factor van belang in de huidige gebedsaanvechting. De overheersende verlangens en idealen van de cultuur beïnvloeden de christelijke gemeente. Herman Paul wijst erop dat we secularisatie niet zozeer moeten duiden aan de hand van een proces dat zich voltrekt door de geschiedenis heen. ‘Van secularisatie is sprake wanneer mensen in deze “tussentijd” dusdanig opgaan, dat zij hun verlangens meer en meer in het hier en nu vervuld willen zien’, merkt hij op over de ontwikkelingen die zich in levens van mensen voltrekken.20 Secularisatie is in de eerste plaats een proces dat zich voltrekt in het hart. En daarmee is het geen ontwikkeling die zich direct en altijd laat meten aan de hand van de afname van het kerkbezoek. ‘Al zit ik iedere zondag met vrouw en kinderen in de kerk, mijn leven seculariseert als verlangens naar onbezorgd familiegeluk of nieuwe carrièrestappen in mijn hart de overhand verkrijgen op verlangen naar God.’21

Als het gaat om bidden in een seculiere tijd raakt Paul hier een cruciaal punt. Bidden kan alleen werkelijk een gesprek worden met de levende God wanneer het hartsverlangen op God is gericht. Wanneer de verlangens naar de ‘tussentijd’ de overhand krijgen boven God dan seculariseert ons leven. Deze secularisatie voltrekt zich in het leven van mannen, vrouwen en jongeren wanneer dat gesprek, waar Calvijn over spreekt, stopt. Dat laatste kan niet zonder gevolgen blijven. Volgens het gebedsonderwijs van de Reformatie is bidden geen vrijblijvend gesprek. Het is een gesprek dat God van mensen vraagt. Het gebed is met de woorden van de Heidelbergse Catechismus het voornaamste stuk van de dankbaarheid dat Hij van ons ‘vordert’.22 Er is een God die wil dat mensen in zijn tegenwoordigheid verkeren. Dat aanbod gaat uit naar mensen die met hun verlangens vaak alle kanten uitschieten, regelmatig niet weten hoe ze bidden of danken moeten, tekortschieten in het gebed en geen kans zien om te blijven bidden vanwege alle aanvechtingen. God vordert dat dit soort mensen zonder ophouden met hartelijk zuchten tot Hem komt om te bidden en te danken. Hartelijk zuchten staat er in het gebedsonderwijs van de Heidelbergse Catechismus expliciet bij. Op dat woord hartelijk ga ik in een volgende paragraaf dieper in.

4. Ervaring van de Reformatie

In verband met de bovengeschetste problematiek van een seculariserend hart maakt het leerboek uit Heidelberg een punt dat ook in de huidige tijd relevant is en aandacht behoeft. Bidden met het hart is één van de kernelementen van het gebedsonderwijs van de reformatoren.23 Dit gebed met het hart is, naast de aandacht voor de pneumatologie en het bidden met voorgegeven woorden, één van de drie spirituele lessen die ik in de volgende paragrafen trek uit de gebedservaring van de Reformatie. Deze drie bieden een goed handvat om, in de confrontatie met de aanvechtingen waarmee de tegenwoordige bidder strijdt, te volharden in het gebed.

4.1 Leren bidden met het hart

De Reformatie maakt de gemeente mondig wanneer het gaat om de gemeentezang en het gebed. Gemeenteleden worden niet langer afhankelijk gehouden van de priesters en geestelijken. De betrokkenheid van het hart maakt het verschil tussen bidden als werkelijke omgang met God en lippendienst. Bidden met het hart staat tegenover een gebed dat alleen met de mond wordt uitgesproken. Luther, Calvijn en in mindere mate ook de auteurs van de Heidelbergse Catechismus gaven hun gebedsonderwijs tegen de achtergrond van de middeleeuwse gebedspraktijk. Wanneer de reformatoren een pleidooi voeren voor het bidden met het hart keren zij zich tegen gebeden die zij als formalistisch beschouwen. Over de gebedspraktijk van de Middeleeuwen merkt Luther in zijn Grote Catechismus op dat wat men tot nu toe aan gebeden heeft opgedreund geen gebeden zijn geweest.24 Luther keert zich tegen gebeden die, volgens zijn waarneming, slechts uiterlijke oefeningen zijn. Calvijn en de Heidelbergse Catechismus gaan in het spoor van Luther wanneer zij benadrukken dat echt bidden om een hartelijke betrokkenheid op God vraagt. In het gebedsonderwijs van de Heidelbergse Catechismus speelt het begrip hart en hartelijk een sleutelrol. In antwoord 116 is, zoals wij reeds zagen, sprake van een ‘hartelijk zuchten’. Het 117e antwoord spreekt bij het gebed over een ‘van harte aanroepen’. De auteurs van de Heidelbergse Catechismus willen onderwijs geven in een manier van bidden waarin het verlangen werkelijk op God wordt gericht. Het gaat om een gebed waarin gelovig het aangezicht van God wordt gezocht. Dit is een bidden in het besef van de tegenwoordigheid van God.25

De nadruk die de reformatoren leggen op het bidden met het hart vraagt voor het gebedsonderwijs vandaag om een leerweg waarbij het hart van meet af aan is betrokken. Jonge kinderen leren vaak eenvoudige gebedsteksten. Toch is het belangrijk dat bidden meer is dan een ritueel waarin een aantal teksten wordt opgezegd. Luther merkt stellig op dat er in dit laatste geval van een gebed geen sprake is. Bidden vraagt om een hartelijke betrokkenheid op de levende God. Om een nieuwe generatie te oefenen in deze betrokkenheid en om te volharden in de aanvechtingen zijn er oefenplaatsen nodig waar de omgang met God geleerd kan worden.26 Een hartelijke betrokkenheid op God vraagt om voorbeelden in het gezin, de school, de club of zondagsschool, catechisatie en kerk. Op de catechese is een openhartige sfeer waarin over het gebed gesproken wordt een factor van belang. Zo mogelijk wordt er hier ook door de jongeren zelf gebeden. Gebedscatechese aan jongeren schiet tekort wanneer zij alleen onderwijs bevat over het gebed; zij dient ook uit te nodigen tot zelfstandig bidden.

Naast de catechese vormen de zondagse erediensten een voorname plaats in het gebedsonderwijs aan de gemeente. In het bedehuis wordt de gemeente geoefend in de omgang met de levende God. De gebeden in de eredienst hebben een didactische waarde. Wat in de eredienst wordt voorgebeden mag doorwerken in de gebeden die in de week over de lippen van eenieder persoonlijk komen. Tijdens de godsdienstoefening neemt de voorganger de gemeente bij de hand. De kerkgangers komen de kerk binnen met de ervaringen van de week. Het is mogelijk dat zij dankbaar zijn vanwege een jubileum, gezondheid en bewaring tijdens een operatie. Ze zijn mogelijk teleurgesteld, boos of verdrietig vanwege allerlei omstandigheden. De hele week worden de verlangens van de kerkgangers op allerlei manieren geprikkeld. Het merendeel van de Nederlandse gelovigen leeft en werkt hele dagen in een wereld waarin niet wordt gebeden. Het is een wereld die ‘godloos’ lijkt te zijn. De invloed van wat Bronfenbrenner het macrosysteem noemt is groot. Wanneer mensen hele dagen in een klimaat ademen waar God afwezig lijkt te zijn, is de aanvechting groot om ook zelf te stoppen met bidden.

Het gezamenlijk gebed in de eredienst wil het hart richten op God. Tijdens de gebeden in de eredienst wordt de gemeente geoefend om het hart voor Hem uit te storten. De voorganger is geroepen om taal en woorden aan te reiken zodat de gemeente gezamenlijk voor God kan naderen. Door het gebed in de eredienst raakt de gemeente (opnieuw) betrokken op God en leert zij dat Hij ook betrokken is op het leven vandaag. Op deze manier gaat er een transformerende werking van het gebed in de kerkdienst uit. Aangevochten gelovigen worden geoefend in het richten van hun hart op God.

De reformatoren leren dat het gebed niet zonder hartelijk verlangen naar Gods genade in Christus kan. Daarbij maken ze duidelijk dat dit verlangen van het hart geen actie van de mens uit is. Het is een antwoorden op de genade van God. Hij verlangt dat er gebeden wordt en verleent door zijn Geest kracht om te bidden. God spreekt eerst en pas daarna antwoordt de mens door het hart voor God uit te storten. Deze afhankelijkheid brengt ons bij een volgende kern van de gebedservaring van de Reformatie, namelijk de pneumatologie.

4.2 Pneumatologie

De reformatoren leren dat het zonder de hulp van de Heilige Geest spoedig is gedaan met al ons bidden. Wanneer de doodsvijanden duivel, wereld en vlees de gelovige aanvechten dan is er een gebed nodig ‘wil ons toch staande houden en sterken door de kracht van Uw Heilige Geest’.27 Vanuit zichzelf zijn mensen veel te zwak om te blijven bidden. Lutherse en gereformeerde reformatoren sluiten in hun gebedsonderwijs aan bij de nieuwtestamentische gemeente die heeft ondervonden dat de Geest een levendmakende Geest is.28 Met name het gereformeerde gebedsonderwijs ruimt een robuuste plaats in voor het werk van de Heilige Geest in de gelovigen.29 Deze Geest van God is de Leidsman van de bidder, schrijft Calvijn nadrukkelijk.30 Vraag en antwoord 244 van de Catechismus van Genève laat er geen misverstand over bestaan waar het gebed vandaan komt. We lezen hier:

Predikant: Komt dit uit onze natuur voort of uit de genade van God? Kind: God moet ervoor zorgen. Want van onszelf zijn wij te stompzinnig, maar de Geest van God brengt onuitsprekelijke verzuchtingen in ons teweeg en doet in onze harten een genegenheid en een ijver zoals die God vraagt opkomen, zoals de heilige Paulus zegt [Rom. 10:14].31

Ook de Heidelbergse Catechismus benoemt het werk van de Geest diverse keren expliciet wanneer het gaat over het gebed.32 Met betrekking tot het gebedsonderwijs is er een accentverschil tussen de gereformeerde en lutherse traditie. In deze laatste traditie is er in catechetische lesboekjes minder frequent expliciete aandacht voor het werk van de Geest. Over het algemeen brengen zij de Heilige Geest slechts nadrukkelijk ter sprake bij de tweede bede (‘Uw koninkrijk kome’). Buiten deze catechetische leerboekjes treffen wij bij de reformator Luther echter uitspraken waarin ook hij op robuuste wijze spreekt over het werk van de Heilige Geest in het gebedsleven.33 In het voorwoord van zijn Duitse geschriften (1539) raadt Luther aan om neer te knielen in gebed en te vragen of God door zijn Zoon de Heilige Geest wil geven Die ons verlicht en leidt en verstand geeft.34 Uit deze woorden van Luther blijkt dat hij er net als Calvijn van overtuigd is dat ons bidden slechts plaats kan vinden onder de leiding van de Heilige Geest.

Met betrekking tot de vragen die de huidige tijd aan het gebedsleven stelt, is de aandacht die de reformatoren vragen voor de pneumatologische kant van het gebed heilzaam.35 Het zwaartepunt wordt niet gezocht in het biddende individu met zijn of haar vragen en twijfels. De Geest van God werkt het gebed in harten van gelovigen. Om vandaag te kunnen volharden in het gebed is het nodig dat wij niet uitgaan van een gesloten wereldbeeld waarin er voor het ingrijpen van Gods Geest geen plaats is. Het geloof dat de Geest machtig is om de verlangens van onze harten van de ‘tussentijd’ te richten op de eeuwige God is een noodzakelijke vooronderstelling die ten grondslag ligt aan het gebed. De Reformatorische notie dat wij totaal afhankelijk zijn van Gods Geest biedt in een tijd van aanvechting perspectief om te volharden in de gebeden. Het gebed is geen goed werk dat in eigen kracht volbracht hoeft te worden.

Een tijd waarin er relatief veel aandacht is voor het gebed en spiritualiteit is vatbaar voor de middeleeuwse gedachte dat het gebed een goed werk is. De kracht om te volharden in het gebed wordt dan in de bidder gezocht. Wanneer de eigen bron opdroogt geeft dat teleurstelling. Het gebedsonderwijs van de Reformatie wijst dan op het werk van de Heilige Geest. Zij vertellen ons dat een trage geest actief gemaakt kan worden. Een hart dat gevuld is met een seculiere geest kan een nieuwe blikrichting ontvangen. De Geest is werkzaam in zowel de micro- als de macrosystemen van onze maatschappij. Besef van deze werkzaamheid biedt perspectief om te volharden in de gebeden. Deze nadruk op de Geest zal bij de lutherse en gereformeerde reformatoren overigens nooit ten koste gaan van het Woord van God. In het gebedsonderwijs komt dit tot uiting doordat er gebruik wordt gemaakt van door God voorgegeven woorden waarmee de bidder tot Hem kan naderen.

4.3 Voorgegeven woorden

Wanneer het gebed wordt aangevochten, bieden voorgegeven gebedsteksten houvast. Dat geldt zowel voor de persoonlijk gebeden van de individuele gelovige als voor de gezamenlijke gebeden in de kerk. Met name het Onze Vader voedt het gebedsleven van de kerk. Het zijn de woorden die Christus de gemeente in de mond legt. Jan Muis stelt over dit door Jezus geleerde gebed ‘het is niet voor te stellen hoe iemand christen zou kunnen zijn zonder ooit het Onze Vader te bidden. Het bidden van het Onze Vader is de meest “uitgesproken” christelijke geloofspraktijk’.36 Hij sluit met deze woorden aan bij de traditie van de kerk.

In het catechetisch onderwijs van de Reformatie, maar ook in de daaraan voorafgaande catechese van de Middeleeuwen, neemt het Onze Vader een centrale plaats in. We kunnen ons de catechismi van Luther niet voorstellen zonder hun uitleg van het Onze Vader. Het Onze Vader is van invloed op de gehele theologie van Luther.37 De focus op het Onze Vader treffen we aan in zijn gebedsboekjes. De befaamde brief aan meester Peter over het gebed bevat korte gebeden die voortborduren op de tekst van het Onze Vader. Luther onderkent ook het gevaar van de voorgegeven tekst en noemt het Onze Vader ‘de grootste martelaar op aarde’.38 Hij doelt hierbij op een gebedspraktijk waarbij het hart niet is betrokken en woorden zonder na te denken over de lippen komen. Het bidden met voorgegeven teksten heeft onder protestanten ook vandaag niet altijd een even goede naam.39 Het gevaar van een herhaald opzeggen van teksten zonder dat het hart erbij betrokken is, sluit voor Luther een hartelijke verbondenheid met voorgegeven gebedsteksten echter niet uit. Deze ondersteunen gelovigen in de omgang met God. In een tijd van biddeloosheid, bestrijding en aanvechting kan het spontane gebed met eigen woorden spoedig opdrogen. Luther drijft meester Peter in dergelijke omstandigheden niet naar zijn eigen gevoel en ervaring terug. Hij reikt hem voorgegeven teksten aan. Naast het Onze Vader, zijn dat de Tien Geboden, de Twaalf Artikelen en de Psalmen. Luther schrijft:

In de eerste plaats: Wanneer ik voel, dat ik door bezigheden en gedachten, die mij afleiden, onverschillig ben geworden voor het gebed en daarin geen lust heb – daar immers het vlees en de duivel altijd het gebed weren en verhinderen – neem ik mijn Psalmboekje, ga in de kamer of, zo dag en tijd het toelaat, in de kerk tot de gemeente en vang aan, de Tien geboden, het Geloof en, zover ik tijd heb, enige woorden van Christus, van Paulus of uit de Psalmen hardop bij mij zelf op te zeggen, juist zoals kinderen doen.40

Luther kende de dorheid, biddeloosheid en het gebrek aan vurigheid om te bidden. Hij raadt meester Peter aan om zich te laten vullen met woorden die ons worden aangereikt.

Bij Calvijn zien we dezelfde nadruk op het door Christus geleerde gebed. Het grootste gedeelte van zijn hoofdstuk over het gebed in de Institutie is gewijd aan de uitleg van het Onze Vader. In zijn catechetische geschriften komt de uitleg van het Onze Vader in navolging van de catechetische traditie ook ruim aan bod. Dit laatste geldt ook voor de Heidelbergse Catechismus. Een krachtig didactisch element in dit onderwijsboekje is het slotgedeelte waar gebeden op de lippen worden gelegd die een uitleg vormen van het Onze Vader.41 Jongeren kunnen zich door middel van deze teksten oefenen in het zelfstandig bidden. De omgang met God werd in de geschiedenis van de kerk altijd gevoed vanuit het Onze Vader.

De nadruk die er in de traditie wordt gelegd op het Onze Vader is een elementaire bouwsteen voor de volharding in de gebeden en het huidige gebedsonderwijs. Het Onze Vader zal in de praktijk van de catechese en ander onderwijs binnen de christelijke gemeente geen zwerfkei moeten zijn. Dit gebed vraagt om een leerweg waarbij de tekst van het Onze Vader bede voor bede aan de orde komt. Naast het Onze Vader zijn er ook nog andere voorgegeven gebedsteksten die de gemeente oefenen in het volhardend bidden. Daarbij kan vooral gedacht worden aan de Psalmen. Deze vormen de oude formuliergebeden van de kerk.

De waardering voor de Psalmen treffen wij niet alleen aan bij een reformator zoals Luther die nog sterk beïnvloed was door de middeleeuwse kloostertraditie. De hedendaagse anglicaanse theoloog N.T. Wright voert een pleidooi voor de Psalmen.42 Vanuit zijn traditie heeft hij meer zicht op het belang van voorgegeven teksten dan menig gereformeerd theoloog. Hij wijst op de invloed die de Psalmen kunnen uitoefenen in het leven van gelovigen. Over de Psalmen merkt hij op dat deze aansluiten bij de gebedspraktijk van Jezus, de eerste gemeente (Handelingen 4). Zij vormen volgens Wright ‘de gestage, onafgebroken onderstroom van een gezond christelijk leven’.43 Voor het onderhouden van een gezond gebedsleven hebben we het ritme van de Psalmen nodig. Het bidden (en zingen) van de Psalmen bewerkt een transformatie in het leven van gelovigen. Deze oude teksten zorgen ervoor dat de manier van kijken naar God, naar de wereld en naar onszelf verandert. Ze reiken ons een levensbeschouwing aan die doortrokken is van een fundamenteel vertrouwen op God. De Psalmen willen het hart van gelovigen vullen. Zo dringt het Woord van God het centrum van het leven binnen. De Psalmen reiken een kader aan waarmee het leven in alle weerbarstigheid voor God neergelegd kan worden.

In een cultuur waarin alles draait om snelheid, directe vervulling van verlangens en wensen leren de Psalmen het ritme van God. De Psalmen leren dat geloof een overgave vraagt aan Gods tempo. Ze oefenen gelovigen in het omgaan met de complexe en rauwe weerbarstigheid van dit leven. De ene keer wordt een bittere klacht in de mond gelegd. Anderzijds bruisen de Psalmen van de vreugde van Gods heil. Ze zingen over een God die in gunst naar broze en zondige mensen omziet. Deze kunnen zich hierover alleen maar verwonderen. De Psalmen willen gelovigen leren dat tijd en leven in de hand van God de Schepper liggen. Ze oefenen om de werken van zijn vingers te zien in de schepping en in het bijzonder in het eigen persoonlijk leven. Hierdoor komt er ruimte voor het gebed: ‘HEERE maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden (Psalm 25:4)’. Het gebedsonderwijs aan de gemeente wordt voedsel voor de ziel wanneer de teksten van de Psalmen en het Onze Vader worden aangereikt. Voorgegeven teksten zijn een krachtig hulpmiddel om te blijven bidden in tijden waarin het gebed wordt aangevochten.

5. Tot slot

Uit de gebedservaring van de reformatoren heb ik een drietal kernpunten, namelijk het hartelijk bidden, de rol van de Heilige Geest en het nut van voorgegeven gebedsteksten, verbonden aan de aanvechtingen waarmee het bidden vandaag gepaard gaat. Luther, Calvijn en de schrijvers van de Heidelbergse Catechismus wijzen op de noodzaak van het hartelijk bidden omdat zij weten dat het hart van gelovigen spoedig bij God vandaan wordt getrokken. Zij geloven dat de hulp van de Geest van God nodig is om te blijven bidden. Zonder Heilige Geest komt het gebed niet van de grond en is volharding onmogelijk. Ook onderkennen zij het nut van Psalmgebeden, het Onze Vader en andere voorgegeven gebedsteksten. Deze leggen woorden op de lippen van gelovigen en transformeren het leven.

De geloofsvragen waar de huidige tijd gelovigen voor stelt, zijn moderne aanvechtingen. Ik noemde in dit artikel: 1) een veranderend wereldbeeld waarin voor een ingrijpen van God geen plaats is, 2) de snelheid en dynamiek waaraan mensen van de 21e eeuw gewend zijn en 3) de door de context gevoede secularisatie van het hart. Theologen in de context van de 16e eeuw hoefden zich tot deze vragen niet te verhouden. Dat laatste is weggelegd voor hedendaagse gelovigen.

Vanuit het perspectief van de reformatoren krijgt de kerk vandaag de boodschap mee dat aanvechtingen geen aanleiding zijn om te stoppen met bidden. Alle machten en krachten die op de gemeente afkomen zijn volgens hen in de hand van God. Door de bestrijdingen leert de gemeente de geloofsinhoud beter verstaan. Hoewel deze machten verwarring en chaos scheppen, zijn het eveneens middelen van God die de gemeente aanvuren om te volharden in de gebeden. Aanvechtingen staan daarom niet alleen op gespannen voet met volharding in de gebeden. Er is een vruchtbare correlatie tussen de aanvechtingen en de gebedsaanwijzingen. Door de aanvechtingen leert de bidder het belang van de juiste gerichtheid van hart, de hulp van de Geest en voorgegeven gebedsteksten. Het gebedsonderwijs van de reformatoren en hun inzicht in de aanvechtingen waarmee bidden gepaard gaat, inspireert de kerk in deze seculiere tijd om te blijven volharden in de gebeden.

P. Veerman is predikant van de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee en geassocieerd onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit.


1 Bewerking van een lezing uitgesproken tijdens de predikantencontio van de Gereformeerde Bond, Doorn 04-01 2018.

2 Calvijn, Instruction et confession de foy (1536/7), in: Heiner Faulenbach, Reformierte Bekenntnisschriften 1/2, Neukirchen 2006, 126.

3 Institutie III, 20, 2.

4 Calvijn, Institutie III, 20,3 (vertaling C.A. de Niet, Houten 2009).

5 Institutie III, 20, 11.

6 Institutie III, 20, 11.

7 Vgl. voor het thema van de aanvechting in Luthers theologie Horst Beintker, Die Uberwindung der Anfechtung bei Luther. Eine Studie zu seiner Theologie nach den Operationen in Psalmos 1519-21, Berlijn 1954; Paul Theophil Bühler, Die Anfechtung bei Martin Luther, Zürich 1942; A. de Reuver, Aangevochten geloof, Heerenveen 2011, 10-54.

8 ‘Das heißet aber gebet, wie das ander Gebot lehret: ,,Gott anrufen in allen Nöten’, Maarten Luther, Grote Catechismus in: Die Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche (BSLK), Göttingen 1998, 663.

9 WA 50, 659, 4.

10 WA 50, 660, 1-4.

11 Vgl. Martin Nicol, Meditation bei Luther, Göttingen 1990, 94.

12 WA 31 I, 95.

13 Vertaling: K. Zwanepol en C.H. Campenhout (red.), Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland, Heerenveen 2009, 70. Vgl. voor het origineel Kleine Catechismus in: BSLK, 514.

14 In dit artikel verbind ik enkele dominante kenmerken van de seculiere tijd aan het gebed. Voor een diepgaande beschrijving van de secularisatie verwijs ik naar literatuur zoals Charles Taylor, A Secular Age, Cambridge 2007. Vgl. voor kanttekeningen bij Taylors secularisatiesjabloon Herman Paul, Secularisatie. Een kleine geschiedenis van een groot verhaal, Amsterdam 2017, 47-50.

15 Vgl. voor de verwetenschappelijking van ons denken en het gebed F.G. Immink, ‘Tot God bidden in een seculiere wereld’, Theologia Reformata 56/1 (2013), 17-20 en voor de crisis rond het gebed Jan Hoek ‘Grote vragen rond het gebed’, in: Jan Minderhoud (red.), Handboek voor gebed. Bezinning en handreiking voor de praktijk, Zoetermeer 2015, 65-68.

16 Vgl. Jonathan Israël, Radicale Verlichting. Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderen, Franeker 2005, 241-251.

17 Vgl. de websites van diverse grote aanbieders zoals Bol.com en Coolblue.

18 Vgl. U. Bronfenbrenner, ‘Ecological models of human development’, in: Torsten Husen en T. Neville Postlethwaite (red.), International encyclopedia of education (di. 3, 2e ed.), Oxford 1994, 1643-1647. Vgl. voor een korte omschrijving met een toepassing voor het Nederlandse onderwijs H. Veenker e.a., Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool, Bussum 2017, 38-41.

19 Vgl. voor een afbeelding https://lifeinstructionmanual.wikispaces.com/Bronfenbrenner’s+Bioecological+Model (geraadpleegd op 01-02-2018). Vanwege de aard van dit artikel benoem ik enkel het micro- en macrosysteem. Bronfenbrenner zelf bespreekt nog andere factoren.

20 Herman Paul, De slag om het hart. Over secularisatie van verlangen, Utrecht 2017, 11.

21 Paul, De slag om het hart, 8.

22 Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 116.

23 Pieter Veerman, Bidden leren. Vergelijkend onderzoek naar het eigen karakter van het gebedsonderwijs in de Heidelbergse Catechismus, Zoetermeer 2016, 269.

24 ‘Das ist aber je wahr: Was man bisher fur Gebete getan hat, geplärret und gedönet in der Kirchen etc., ist freilich kein Gebete gewesen. Denn soch außerlich Ding, wo es recht gehet, mag ein Ubung fur die jungen Kinder, Schüler und Einfältigen sein und mag gesungen oder gelesen heißen, es heißet aber nicht eigentlich gebetet’, Luther, Grote Catechismus in: BSLK, 663.

25 Vlg. de titel van: Gerrit Immink, Bidden in het besef van Gods tegenwoordigheid, Zoetermeer 2016.

26 Vgl. voor een theoretische onderbouwing van hetgeen in deze paragraaf door mij wordt gezegd over ‘leren door doen’ E.T. Alii, Godsdienstpedagogiek. Dimensies en spanningsvelden, Zoetermeer 2009, 196-199.

27 Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 127.

28 Vgl. Immink, Bidden in het besef van Gods tegenwoordigheid, 192.

29 Veerman, Bidden leren, 276.

30 Institutie III, 20, 37.

31 Calvijn, Catechismus van Genève, vraag en antwoord 244 (vertaling: Zwanepol, Belijdenisgeschriften Protestantse Kerk).

32 Vgl. vraag en antwoord 115, 116, 123 en 127.

33 Vlg. Gunner Wertelius, Oratio continua. Das Verhältnis zwischen Glaube und Gebet in der Theologie Martin Luthers (Studia Theol. Ludensia 32), Lund 1970, 281-298.

34 ‘Knie nieder in deinem Kämmerlein und bitte mit rechter Demut und Ernst zu Gott, daß er dir durch seinen lieben Sohn wolle seinen Heiligen Geist geben, der dich erleuchte, leite und Verstand gebe’, WA 50, 659.

35 Voor een nadere uitwerking van de pneumatologische kant van het gebed verwijs ik naar Immink, Bidden in het besef van Gods tegenwoordigheid, 184-199.

36 Jan Muis, Onze Vader. Christelijk spreken over God, Zoetermeer 2016, 62.

37 Vgl. Georg Nicolaus, Die pragmatische Theologie des Vaterunsers und ihre Rekonstrukion durch Martin Luther, Leipzig 2005.

38 Martin Luther, Eine einfältige Weise zu beten für einen guten Freund (1535), in: WA 38, 364.

39 Vgl. J.H.F. Schaeffer, ‘Vast of vrij? De waarde van liturgische gebeden, Kontekstueel 32/1 (2017), 16-18.

40 Vgl. voor het originele citaat Luther, Eine einfältige Weise, in: WA 38, 364 en voor de Nederlandse vertaling http://www.theologienet.nl/documenten/Luther;%20Gebed%20en%20Goede%20werken.pdf (geraadpleegd 07-02-2018).

41 Dit betreft geen originele vinding van de auteurs van de Heidelbergse Catechismus zoals onder andere blijkt uit bovengenoemde brief van Luther aan meester Peter.

42 Tom Wright, Pleidooi voor de Psalmen. We kunnen niet zonder, Franeker 2014 (oorspronkelijke titel: N.T. Wright, The Case for the Psalms: Why They Are Essential, New York 2013).

43 Wright, Pleidooi voor de Psalmen, 23.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2018

Theologia Reformata | 105 Pagina's

Gebed en aanvechting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2018

Theologia Reformata | 105 Pagina's