De wedergeboorte - pagina 181
De wedergeboorte
is een reële verandering
van het hart
175
bij God te verdienen". De werken der gelovigen worden evenals hun personen door het geloof gerechtvaardigd •'^''). Duidelijk blijkt, dat Calvijn geen tegenstrijdigheid ziet tussen de leer der wedergeboorte als innerlijke verandering en die der rechtvaardiging alleen door het geloof, maar dat hij veel meer van mening is, dat deze laatste zonder de eerste niet zuiver kan worden bewaard, als hij zegt: „Derhalve zal óf de rechte wijze der rechtvaardiging voor ons in het minst niet vaststaan, óf wij zullen hiermee moeten beginnen, dat het verstand des mensen blind is, totdat het door Gods Geest verlicht wordt, dat de wil overgegeven is aan het kwaad en geheel tot het kwaad wordt getrokken en meegesleurd, totdat hij door dezelfde Geest wordt verbeterd, en dat de vrijwillige aanneming der genade nergens anders uit voortkomt dan hieruit, dat God, door ons uit het stenen hart een vlezen hart te formeren, ons, die tevoren afkerig van Hem waren, weder tot zich terugbuigt" •^^*). Afgezien van zijn eerbied voor het woord der Schrift, dat haar duidelijk leert, wordt Calvijn dus tot zijn leer van de wedergeboorte als qualitatieve verandering des harten door hetzelfde motief bewogen als zij, die heden in haar totale ontkenning het non plus ultra van ,,reformatorisch" belijden zien. Het is trouwens hetzelfde motief, dat de Dordtse synode gedreven heeft om tegenover de Remonstranten zo sterke nadruk te leggen op de nieuwe qualiteiten, die in de wedergeboorte in de wil worden ingestort. Zij wilde evenals Calvijn alle synergisme bij de wortel afsnijden, de volstrekte geestelijke machteloosheid van het natuurlijke mensenhart handhaven, en alle eer der verlossing alleen laten aan God. Het was nimmer haar bedoeling om de leer van de rechtvaardiging door het geloof te devalueren en terug te dringen achter die der wedergeboorte. Zij wilde alleen maar de waarheid handhaven, zonder welke in de rechtvaardiging door het geloof God niet de eerste en de laatste blijft; deze waarheid, dat het geloof Gods gave is en dat Hij in ons werkt beide het willen en het werken naar zijn welbehagen.
1^*) „Quis autem negat, factis unumquemque suis probare qualis est? Sed longe aliud est, hominibus facere affectus tui fidem, quam salutem coram Deo promereri. Porro non neg-amus, iustos nominari Dei filios, aut a vitae sanctitate, aut a pura conscientia. Sed quia nullum opus, si appendatur in Dei trutina, reperietur nisi mancum, et sordibus etiam inquinatum: inde constituimus, hanc iustitiae apellationem, ubi operibus tribuitur, in gratuita venia fundatam esse", t. a. p. kol. 597. 1**^) „Aut ergo vera iustificationis ratio nobis minime constabit, aut hinc faciendum erit exordium: caecam esse hominis mentem, donec a Dei spiritu illuminetur: volutatem malo esse addictam, totamque ad malum ferri ac rapi, donec ab eodem corrigatur: nee aliunde nasci voluntariam gratiae receptionem, nisi quod Deus cor ex lapideo carneum formans, ad se nos reflectit, qui prius eramus aversi", t. a. p. kol. 594.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1952
Vrijmakingsbrochures | 346 Pagina's