Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

.Zij legde Hem neder in de kribbe. Luc. 2: 7m

Nedergelegd in de kribbe.

Wat is Gods Schepping grootsch in lentetijd ! Welk een indruk maakt zij dan op het menschenkind I De zieners van alle tijden hebben haar bezongen, getroffen door hare overweldigende pracht. Het verschil tusschen winter en lente is ook zoo groot. Juist dat verschil maakt de lente dubbel schoon. Wanneer haar groen altijd te zien was, hare geuren altijd te genieten, hare bloemen altijd te bewonderen, de mensch zou haar, gelijk in de Oostersche landen, eentonig gaan noemen en geen oog meer hebben voor haar schoon. Maar juist omdat de winter is voorbijgegaan, de plasregen is overgegaan, daarom rust het oog met bewondering op de bloemen, die gezien worden in den lande, daarom wordt de stem der tortelduif met nog meer genot gehoord en het uitbotten van vijgeboom en wijnstok zoo aandachtig gadegeslagen.

Daarom ook wordt iedere lentetijd telkens weder met blijdschap begroet. Weinigen, die er geen indruk van krijgen. Het gevoel van die weinigen is dan ook wel geheel verstompt. Wel­ nu, gelijk de lente, alzoo keert ook telkens het Kerstfeest weder, het gedenkfeest der Christenheid. Er wordt wel eens smalend gezegd: wat hebt gij toch aan dat feest, ik gevoel er niets voor. Waarom zijt gij verblijd, waarom staat gij zoo vol aanbidding in uwe gedachte bij de kribbe van Jezus van Nazareth ? Daar is toch niets schoons te zien! Daar is toch niets anders dan armoede en ellende!

Laat ons zulke vragers trachten te antwoorden. Er op wijzen, wat voor allen, die Hem hefhebben, er in ligt opgesloten, dat Hij in de kribbe werd nedergelegd.

Een gewone, begrijpelijke reden is er aan te wijzen. Jozef en Maria waren reizende. Te Bethlehem aangekomen, zochten zij in de verblijfplaats der reizigers vruchteloos onderkomen. Er was voor hen geen plaats. Geen wonder! Zij waren arm naar de wereld en bij den overvloed van meerdere reizigers was voor hen, arme lieden, geen plaats. Zij werden afgewezen. Dus oppervlakkig beschouwd, is er een natuurlijke reden aan te wijzen, waarom Maria haar kindeke, gewonden in enkele doeken, in de kribbe nederlegde. Maar wij gelooven ook, dat alles naar Gods raad en eeuwig voornemen geschiedt. Inzonderheid dan wel de gebeurtenissen, die geschied zijn bij de geboorte van Zijn Kind Jezus. En zoo beschouwd, dan zeggen wij : Dat er zoovele reizigers daar te Betlehem samenvloeiden juist in die dagen, het was een gevolg van het gebod van den keizer Augustus, dat een iegelijk in de plaats zijner afstamming zich zou laten inschrijven in de registers van zijn geslacht. Maar ook keizer Augustus moest onwetend des HEEREN Raad dienen. De oude profetie van Micha luidde : gij Bethlehem Ephrata uit u zal mij voortkomen, die een heerscher zal zijn in Israël, Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Door het gebod des keizers wordt Gods Raad vervuld : de Christus wordt te Bethlehem geboren, maar geboren in een plaats van verachting : zij legde het kindeke neder in de kribbe.

Maar waarom heeft de HEERE deze verachtelijke omstandigheden bij de geboorte van Christus gewild ? Waarom moesten het groot aantal reizigers en de armoede van Jozef en Maria de middeloorzaken zijn, dat de herberg voor hen gesloten bleef en slechts de beestenstal hen opnam?

Het antwoord, dat wij geven, mag niet maar in het algemeen wijzen op de groote vernedering die over den Zone Gods komen moest. Want ook indien het kindeke in Herodes  paleis een koninklijke ontvangst bereid was geworden, ook dan zou zulks een groote vernedering geweest zijn voor Hem, die den Hemel heeft tot Zijn troon en de aarde tot een voetbank Zijner voeten.

Wij moeten dieper graven, om het antwoord, het rechte antwoord te vinden.

Het antwoord is te vinden in het leven, in de bevinding van Gods volk. De herberg weigert de dragers van dat kindeke op te nemen. Andere reizigers zijn welkom. Die arme, onaanzienlijke lieden niet. Voor zulke reizigers wordt geen plaats gemaakt. Andere reizigers, die er al intrek hebben genomen, worden voor hen niet weggezonden. Gaat het niet aldus ook bij de onbekeerden ? Het hart is zoo vervuld met allerlei gasten, dat er voor den Heere Jezus geen plaats is.

De begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen, de grootschheid des levens laten geen plaats open voor iets anders, iets beters.

Het goddelijke, het eeuwige wordt afgewezen. De Christus, de echte Christus wordt afgewezen. Voor valsche Christussen wordt nog wel plaats gemaakt, maar voor den Christus, die door den apostel Paulus omschreven wordt in deze woorden : „gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden", voor zulk een Christus is geen plaats.

Wat is het gevolg ? In verblinding verwerpen zij het heil Gods. De herberg van Bethlehem is door alle eeuwen heen de plaats geworden van smaad en afgrijzen. Een waarschuwing voor den onbekeerden mensch, die daar hoort: kom, alle dingen zijn bereid en die zich blijft verontschuldigen. Wat zullen de kreten van te laat berouw rauw klinken in de plaats der eeuwige duisternis ! Volgens het raadsbesluit Gods voor altoos verworpen, maar terwijl de conscientie niet ophoudt  te roepen : eigen schuld, eigen schuld, daarom omdat wij den tijd der bezoeking niet bekend hebben.

Het kindeke Jezus wordt neergelegd in de kribbe. Welk een verblijfplaats indien die kribbe had kunnen spreken, zij zou gezegd hebben : dat is geen plaats voor U, Zone Gods. De stal zou geroepen hebben : ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak inkomt: ik herberg slechts dieren.

En toch, daar en nergens anders wordt het kindeke geboren en neergelegd. Naar Gods Raad en Voornemen. Welk een vertroosting voor een arm bekommerd menschenkind! Immers alle bekommerden van harte, alle verslagenen van geest kunnen het niet gelooven, dat de Heere intrek bij ze zal nemen. Zij zijn zulks onwaardig. Hij bij hen ? Zij belijden het: uit ons hart komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenisseui lasteringen. Deze zijn de gasten, die wij herbergen.

Welnu, nu legt de Heere denzulken de vraag voor ook op dit kerstfeest: waar, in welke plaats is  de Heere Jezus geboren ? Waar is Hij neergelegd ? Nu kunnen zij niets anders antwoorden dan: in den stal, die tot dusverre niets anders dan dieren had geherbergd. De gevolgtrekking is, dat Hij, die gisteren èn heden dezelfde is, nergens anders zijn intrek nemen wil naar Gods Raad dan alleen hij degenen, die geestelijk zich aan dien stal gelijk bekennen.

Dit is ook de Kerstoverdenking van de overtuigde kinderen Gods. Zij zien terug op hun verleden. Dat geboren worden in den stal te Bethlehem is ook hun geestelijke ervaring. De Heere is ook zoo tot hen gekomen. Vandaar dat het weer lentetijd wordt in hun hart bij een door Gods Geest gezegend kerstfeest en zij gedenken hunne onwaardigheid en des Heeren ontferming.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1909

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1909

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's