Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Farizeër ontdekt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Farizeër ontdekt.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Simon, ik heb u wat te zeggen.Luc. 7:40a.

De Farizeër ontdekt.

Wie is die bevoorrechte man tot wien de Heere uitdrukkelijk en persoonlijk wat te zeggen heeft? Het is Simon, de Farizeër, die den Heere had gebeden, dat Hij met hem ate. Dat is een zeldzaam verschijnsel: Jezus bij een Farizeër aan lafel.

Dat Hij bij tollenaren en zondaren aanzat was meer gewoon, en — het werd Hem verweten. Het is de vraag of hij bij de anderen, waar Hij niet kwam, gewenscht was.

Het wordt ook wel eens gezegd: de Leeraar komt wel daar en daar, maar niet  bij mij. Dan mag wel eens onderzocht worden of hij ook gewenscht en begeerd wordt. En zoo ja, waarom wenschen zij hem.

Deze Farizeër maakte een uitzondering op de Farizeërs. Hij noodigde den Heere aan huis. Was deze Farizeër zoo veel beter? Ik acht hem veel gevaarlijker. De anderen namen hem waar buiten hun huis en deze zou het onder den schijn van vriendschap doen in zijn huis.

De Farizeër kan mogelijk wel verborgen blijven voor de menschen, maar niet voor den Heere. De Heere ontdekt hem.

Al bedekte Judas zijne geveinsdheid achter een kus, hij werd ontdekt; evenzeer als deze Simon als geveinsde openbaar werd, al noodigde hij den Heere zelfs tot den maaltijd.

De Heere heeft dezen geveinsde wat te zeggen. Doch hij vreest het Woord des Heeren niet, zoo zeer is hij verblind door zijne eigene gerechtigheid. Met eene zekere voornaamheid en meesterachtigheid zegt hij: Meester! zeg het. Want heeft Simon mogelijk vroeger nog eenige achting voor Jezus gehad, twijfelend of Hij ook een profeet was, nu is ook die achting verdwenen, want het is hem nu duidelijk gebleken, dat Jezus geen profeet was.

Er is namelijk eene vrouw tot Jezus gekomen om Hem te vereeren. En als Jezus nu een profeet was, zou Hij wel weten, dat die vrouw een zondares was. Als zij het hem had willen doen, zou hij wel gezegd hebben: Nader tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij. Hij zou haar bij de eerste aanraking vol verontwaardiging met de voeten van zich gestooten hebben. En dat zou Jezus toch ook gedaan hebben, — dat verwachtte Simon nog wel van Hem — als Hij maar geweten had wat en hoedanige vrouw deze was, ' die Hem aanraakte.

Doch nu zou de Heere hem doen verstaan, dat Hij niet alleen deze vrouw kende, en beter dan Simon haar kende; dat Hij niet alleen wist wat dit voor een vrouw, maar ook wat Simon voor een man was.

Deze vrouw was voor den Heere geen onbekende. Voorzeker was zij in, haar onbekeerden staat wel door den Heere liefelijk vermaand, hetzij door een openbare prediking óf in een bijzonder gesprek, zooals-de Samaritaansche.

Deze vrouw was eene bekende zondares, maar nu tot zichzelf ingekeerd, van de zonde afgekeerd en den Heere toegekeerd. Als zij nu maar zoo vereerend naar Simon was gegaan, dan zou hem dat wel bevallen zijn, ook al doet hij nu, alsof hij het niet zou willen, daar hij haar wellicht ook wel eens ernstig bestraft zal hebben, gelijk het ook den vromen Farizeër betaamde. Want een Farizeër is er nog wel door vereerd en verblijd, als hij iemand van de zonde tot de deugd heeft bekeerd, en deze mensch hem dan komt vereeren en bedanken. Maar als een zondaar waarachtig bekeerd wordt van de wereld tot den Heere, dan zijn de Farizeërs zijn grootste vijanden. Zij waren er dan ook wel zeer op uit, om iemand Jodengenoot te maken, maar niet gunstgenoot Gods.

Deze zondares is door den Heere en niet door Simon bekeerd, daarom liep zij Simon voorbij en ging zij naar den Heere toe met een verbroken hart en verslagen geest; maar ook met een dankbaar hart en blij gemoed. Want zij kon gelooven, dat hare zonde vergeven was. Het was eene doorgeleide vrouw, die in de liefde tot Christus, haren eenigen, dierbaren en volmaakten en algenoegzamen Borg en Middelaar verslonden lag.

Daarom was zij zonder menschenvrees of valsche schaamte, toen zij den Heere zag, als eene onwaardige in zichzelf achter den Heere gaan staan, op hare knieën gevallen en onder heete tranen zijne voeten gaan kussen, die afdrogende met hare haren. Ja, zoo dierbaar was haar de Zaligmaker, dat zij Zijne voeten zalfde met de kostbare zalf uit de albasten flesch. Zij bleef maar nederig en klein bij de voeten des Heeren.

Doch van dat alles besefte of verstond Simon niets. De vroomste Farizeër weet het minste van genade aan een onwaardige bewezen.

Dat nu had de Heere aan Simon te zeggen, nl. wat ellende, verlossing en dankbaarheid is, en ook, dat Simon met al zijn vroomheid van deze drie stukken niets kende.

Simon meende, dat de Heere van hem een gunstbewijs ontving en wist niet, dat hij de gunstbewijzen van den Heere moest ontvangen.

In het natuurlijke kon hij het wel verstaan, dat de schuldenaar aan wien het meeste vergeven was, ook het meeste lief zou hebben, maar in 't geestelijke niet. Want hij wist niet, wat geestelijke schuld was, ook niet, dat hij die had, en indien hij eenigermate door conscientie-overtuiging wist, dat hij ook wel eens wat niet goed gedaan had, dan was het hem nog nooit als een zware last te zwaar geworden. Hoe zou hij dan naar vergeving vragen, verlossing leeren kennen en van dankbaarheid weten.

De Heere moest hem dankbaar zijn voor zijne vriendelijke uitnoodiging, het was in zijn oog een groote gunst voor Jezus, dat Hij bij hem mocht aanzitten. In plaats dat Simon het een groote gunst achtte, dat Jezus onder zijn dak wilde inkomen, zooals de hoofdman, die uitriep: „Heere, ik ben onwaardig, dat Gij onder mijn dak inkomt" of als Zacheüs, die er voor en er door zijn geldbuidel ledigde.

Simon werd er dan ook niet verlegen mede, toen de Heere het gedrag dezer verachte vrouw verre stelde boven het zijne. Ongevoelig bleef hij, al liet de Heere het duidelijk hooren, dat hij geen water voor de voeten gegeven had, maar zij tranen, die afdrogende met hare haren, hij geen enkele kus op het aangezicht, maar zij vele op de voeten, hij geen olie voor het hoofd, maar zij zalf voor de voeten.

Als de Heere ons Simon niet nader bekend gemaakt had, zouden wij verwachten, dat Simon het in den dag der dagen zou mogen hooren: Ik ben hongerig geweest en gij hebt mij te eten gegeven; dorstig en gij hebt mij te drinken gegeven. Doch indien hij later niet bekeerd is, zal hij wel in den oordeelsdag zeggen: Heere, gij hebt aan mijne tafel gegeten, en o, dan zal de Heere nog wat tot Simon te zeggen hebben, nl.: Simon, ik heb u niet gekend.

De Heere heeft ook wat tot ons te zeggen, als wij meenen, dat de Heere wel dankbaar mag wezen, omdat wij toch zoo knap, zoo braaf, zoo godsdienstig, ja zoo vroom zijn.

Menschen kunnen wij bedriegen, maar den Heere niet!

Kan een Farizeër ook bekeerd worden ? Is er voor een Farizeër nog genade?

Paulus was een Farizeër, en eens Farizeërs zoon. Waarom deze vraag hier gesteld en beantwoord ?

Omdat die door den Heiligen Geest ontdekt is, niet alleen zondaars-zonde, maar ook zooveel Farizeërs-zonde in zich ziet, want elk mensch is van nature ook een Farizeër, en die zonden drukken hem het zwaarst. Hij heeft in zich den Farizeër, die zelfs nog telkens met hem opgaat naar den tempel om te bidden. Hij doet zijn gebed voor de godsdienstoefening in het huis des Heeren, en hoe heeft hij daar als een Farizeër gestaan. Hoe moet hij zich daarover wegschamen! Maar dan komt ook de Farizeër op de plaats van den tollenaar, dan ligt hij neer aan de voeten des Heeren en roept: o God! wees mij Farizeër genadig. Dan is er voor den ontdekten en bekommerden Farizeër nog genade. Dan gaat ook de aan zichzelf ontdekte Farizeër gerechtvaardigd naar zijn huis, en keert met de vruchten der dankbaarheid, met tranen, kussen en zalf tot den Heere terug, omdat hij heeft ervaren dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle, ook van de Farizeërs-zonde.

Gelukkige Farizeër, die komt op de plaats van den boetvaardigen tollenaar en van de verloste zondares.

„SIMON! ik heb u wat te zeggen."

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

De Farizeër ontdekt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's