Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

Hoe moet de Kerk worden geregeerd? I.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe moet de Kerk worden geregeerd? I.

Het woord dat in het Nieuwe Testament voorkomt in den zin, dien wij gewoonlijk aan „kerk" hechten (het woord „ecclesia") beteekent: vergadering.

De Grieken gebruikten dat woord in hun taal, om daarmede aan te duiden: een vergadering van burgers, door de Overheid daartoe saamgeroepen — en zóo is het in de taal der Christenen overgegaan, om daarmede aan te duiden: de vergadering van het volk, die de God der verkiezing heeft geroepen tot het eeuwige leven en door Hem aan den Heere Jezus Christus, Sions Borg en Middelaar tot eigendom gegeven, ter verlossing door Zijn bloed.

Nu is die kerk, die saamgeroepen schare, van eeuwigheid en in waarheid alléén aan den Heere bekend. Maar die kerk, van God verkoren in Christus van vóór de grondlegging der wereld, treedt in het licht, openbaart zich in den tijd en wordt gezien onder de menschen.

Het lichaam van Christus, gelijk het eeuwig stond voor het oog van God, komt in den loop der jaren tot openbaring, te midden van een krom en verdraaid geslacht.

En nu begrijpen we aanstonds, dat we „de kerk", de vergadering der geloovigen, van twee zijden hebben te beschouwen en wel van de zijde harer eeuwige verkiezing (zooals zij alleen voor den Heere zichtbaar is), en van de zijde harer openbaring onder de menschen (zooals zij dan zichtbaar op aarde door het schepsel wordt aanschouwd). Vandaar ook de onderscheiding van onzichtbare en zichtbare kerk, waarmede dan geen twee kerken bedoeld worden, maar de éene, ware kerk van twee zijden beschouwd; zooals ze door den Heere èn zooals ze door ons wordt gezien.

Waarbij we aanstonds voelen, dat er aan die onzichtbare kerk niets ontbreekt, zijnde de uitverkoren schare Gods — terwijl we bij de zichtbare kerk, optredend onder een krom en verdraaid geslacht, aanstonds voorzichtigheid zullen moeten gebruiken.

Want ja — het lidmatenboek dat daar boven ligt voor Gods aangezichte, dat is wel in orde, voor de kleinen en de grooten — maar de lidmatenboeken der zichtbare kerk zijn menschelijk, en dus bedorven en leugenachtig!

De kerk is dus uitverkoren vóór de grondlegging der wereld — ziedaar hare voor ons onzichtbare zijde.

Maar — zooals de Cat. in Zondag 21 zoo duidelijk zegt — „de Zone Gods is bezig om uit het gansche menschelijke geslacht Zich een gemeente (tot het eeuwige leven uitverkoren) door Zijn Geest en Woord te vergaderen, van den beginne der wereld tot aan het einde, in eenigheid des waren geloofs" — en ziedaar hare zichtbare zijde.

Over die vergadering, over die saamgebrachte menigte („ecclesia"), over dat historisch verschijnsel onder de menschen, moeten we het dan hebben, wanneer we vragen : „hoe moet de kerk geregeerd worden ? " Want het gaat dan niet over het lichaam van Christus, zooals het daar van eeuwigheid stond voor het oog van God. Maar het gaat over het lichaam van Christus, zooals het door den Heere tot openbaring gebracht wordt in den loop der tijden — hebbend dan een zichtbare gedaante onder de menschen en een geschiedenis, die loopt van het begin der schepping tot het eind der wereld, vol perioden van bloei, maar ook vol tijden van verval, vol dagen van licht, maar ook vol tijden van donkerheid; niet gebonden zijnde aan land of provincie of stad of dorp, maar over héel de wereld verspreid — al is zij ook in haar geheel saamgevoegd en vereenigd met hart en wille in éenzelfden geest, door de kracht des geloofs. (Zond. 21, art. 27 Ned. Gel. bel.)

De kerk is zichtbaar, zoodra er geloovigen als zoodanig in leer en leven, waar ook, openbaar worden.

Die geloovigen kunnen evenwel zéér weinigen zijn in stad of dorp, b.v. 2 of 3. Ze kunnen in de woestijn der eenzaamheid en verlatenheid wonen; ze kunnen onder druk of kruis gebukt gaan; ze kunnen vervolging en moeite moeten doormaken — zoodat het momenteel (voor 't oogenblik) onmogelijk is voor die geloovigen, die zich in leer en leven als zoodanig openbaren mogen, om tot inrichting, tot vorming, tot institueering der kerk te komen, d. w. z. om te komen tot de instelling van ambten, tot den dienst des Woords en der Sacramenten.

Dan bestaat de Kerk wel voor Gods aangezicht; zij is óok zichtbaar — maar niet geïnstitueerd. Er is dan nog geen geordend, geregeld, welingericht gemeenteleven.

Die mogelijkheid in de geschiedenis van de zichtbare, geopenbaarde, strijdende kerk aannemende, moeten we dus nog weer de onderscheiding maken (voor óns onderwerp zoo noodig!) van zichtbare kerk, als bestaande uit degenen, die als geloovigen openbaar zijn geworden en de merkteekenen der christenen dragen — en de zichtbare geïnstitueerde kerk, als die vergadering der geloovigen, die leven onder het ambt van God ingesteld, bij den dienst van Zijn Woord en bij het gebruik van de Sacramenten, met uitoefening van de christelijke tucht, gaande over leer en leven.

Op dat instituut van de kerk moet onze aandacht bizonderlijk zijn, welk instituut niet als iets toevalligs of iets bijkomstigs mag gerekend worden, als zijnde van weinig of geen belang voor het lichaam van Christus; want dat instituut der kerk is er door den wil van God en is naar Christus' ordinantie, gelijk de Apostelen er overal over spreken.

Geenszins is het spreken over deze zaak (de inrichting der kerk) dus minderwaardig.

't Is geheel in de lijn van Gods heilig en onbedriegelijk Woord om er ernstig, en gedurig acht op te geven.

't Raakt de eere Gods. 't Raakt het leven, den bloei, het wélvaren van Sion; het lichaam van Christus. Het instituut (de inrichting van de kerk) komt er maar niet zoo bij. Neen, in deze bedeeling is institueering van de kerk naar uitwijzen van het Woord van God allernoodzakelijkst.

Pas als het rijk der heerlijkheid daar zal zijn, dan zullen ambten en sacramenten niet meer noodig zijn. Maar tot zoolang moeten zij er wezen, om de geloovigen te vergaderen en te voeden en te volmaken in den geloove. En ook hier geldt: „gehoorzaamheid is beter dan offerande." We gaan daarbij stilzwijgend voorbij wat ons omtrent de inrichting van de Oud-Test. kerk bekend is. Over het patriarchaat, het sacrament der besnijdenis, het tweede sacrament; het pascha, priesterambt, offerdienst, profetie enz. enz. spreken we nu niet. We vestigen nu alleen onze aandacht op de ordinantiën des Heeren voor het kerkelijk leven

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's