Niet te eenzijdig!
Niet te eenzijdig!
J. F. te H. schrijft ons, in verband met ons stukje over het Leerstoelfonds „dat verscheidene leeraars, die van Geref. belijdenis zijn en daarin onderwezen nog geen goede leeraars zijn, die naar het harte van Sion weten te spreken", een bewijs „dat op een school geen goede leeraars gekweekt kunnen worden tenzij God hun een roeping daartoe geeft. Want indien wij dit niet vasthouden dan zou een mensch, die de middelen heeft een goede leeraar kunnen worden zonder van God geroepen te zijn en dat is onmogelijk. Niet dat ik de studie wil verwerpen .maar zij moet als bijzaak beschouwd worden en niet als hoofdzaak."
En verder „dus ik zou denken, dat wij het niet mogen verwachten van menschelijke wijsheid, maar dat het noodzakelijk is, dat wij verwaardigd worden om het alleen van God af te smeeken, daar Deze toch zelf in zijn Woord zegt: bid dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn wijngaard uitstoote en het ook beloofd heeft in de ure dat zij het noodig hebben te zullen geven, waarvan ook tegenwoordig (indien wij het zien willen) nog duidelijke bewijzen te zien zijn, hoe God Zijn dienstknechten als niets wetende op den kansel laat gaan ; dus alleen prediken zij door de inlichting des Heiligen Geestes".
Wanneer wij hierop iets gaan antwoorden, zouden wij aanstonds willen vragen: bedoelen wij niet precies het zelfde?
Gods Geest kan alleen leiden in alle waarheid. De vreeze des Heeren is alleen het rechte beginsel der wijsheid. Van den Heere alleen is alle zegen. De Heere alleen kan mannen vol des geloofs verwekken.
En ja — laten we dat elkander maar telkens herinneren. Want ach, de mensch vergeet het zoo gemakkelijk dat het alles uit God is. Dé mensch wil er zelf telkens toch weer tusschen komen. En 't is en 't blijft alles uit God.
Wordt de Geest gemist, dan wordt alles gemist.
Daarom lezen we Hand. 13:2 „de Heilige Geest zeide: zondert mij af beide Barnabas en Paulus tot het werk waartoe Ik ze geroepen heb."
Daarom lezen we Hand 14:27 „en zij verhaalden wat groote dingen God met hen gedaan had en dat Hij den heidenen de deur des geloofs geopend had."
Gelijk we Hand. 16 : 17 „en aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynie te reizen en de Geest liet het hun niet toe."
Iemand die dus zou rneenen, dat bij de vergadering en de onderhoudig der Kerk, in den weg van de prediking des Woords, het minder aankomt op de tegenwoordigheid en de onderwijzing des Geestes, vergist zich zéér.
En daarom spraken onze Vaderen ook met ernst over „de Hoogeschool des H. Geestes, " waar de bedienaar des Woords geleerd en gevormd moest worden.
Maar.... en daar komt het in verband met de gemaakte opmerkingen van J. F. te H. op aan — dat alles mag er ons nooit toe verleiden, om te gaan zeggen: „de opleiding aan de Hoogeschool door bekwame mannen, die de Waarheid Gods liefhebben, komt er niet op aan."
Althans onze Geref. Vaderen dachten er anders over. Gelijk ze er ook niets van wilden hooren, dat leeraars „zoo maar" den preekstoel opgingen zonder ernstige voorbereiding.
Wat hebben mannen als Luther, Calvijn, Bogerman, Voetsius, a Brakel, à Marck, Smijtegeldt, Hellenbroek, Comrie enz enz. niet veel aan „studie" gedaan.
De „perkamenten" — waar Paulus ook een beminnaar van was - hebben ze nooit veracht.
En bij de verklaring van Zondag 28 Heid. Cat. mag er dan ook wel de nadruk op gelegd worden dat onder „scholen" wel in de eerste plaats onze Hoogescholen moeten gerekend.
De gemeente van Christus heeft hier gezondigd. De rekening van vele jaren staat open.
Komt, laat ons onze wegen ook in deze mogen leeren onderzoeken en, hulpe verwachtend van den Heere, wederkeeren tot de oude en beproefde paden, dat de leeraren in onze Geref. Kerk een degelijke voorbereiding moeten ontvangen om bekwaam te zijn voor hun heerlijk maar moeilijk werk.
En dan zal de Kerk ten onzent moeten opwaken. En het werk voor de Kerk zal door de Kerk moeten ter hand genomen worden.
Geve de Heere op veler gebed spoedig een biz. leerstoel aan een van onze Universiteiten, waar onze a. s. herders en leeraars door een Waarheid lievend man mogen worden onderwezen in de Geref. Theologie.
Mannen des geloofs, mannen des Geestes, mannen ijverig om te doen wat de Heere van ons eischt, mannen wél onderwezen in de wetenschap hebben we noodig.
De Heere des oogstes verwekke ze ons uit genade.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1910
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's