Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Synodaal adres.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Synodaal adres.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Synodaal adres, gericht tot de Tweede Kamer, ter zake van het ingediend ontwerp van wet houdende „regeling van het armbestuur", welk adres in ons vorig nummer in zijn geheel werd afgedrukt, geeft ons gereede aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen.

Gelijk men in het adres heeft kunnen lezen, kan de Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk zich met de hoofddenkbeelden in de „regeling" neergelegd, geheel vereenigen. Alleen, ten opzichte van de uitvoering der voorschriften zijn er door de Commissie eenige bezwaren gerezen.

Die bezwaren gelden drie punten:

a. de verplichte rechtstreeksche mededeelingen van de eene instelling van weldadigheid aan de andere;

b. de termijnen binnen welke de mededeelingen volgens de artikelen 12 en 53 moeten worden gedaan, en eindelijk

c. het Hoofdstuk VII over de strafbepalingen. Nu wil het ons al dadelijk voorkomen, dat van hoeveel belang de bedenkingen der Synodale Commissie ook zijn, het zekerlijk eenige verwondering mag wekken, dat er ten aanzien van de hoofddenkbeelden van welke de „regeling" uitgaat, algeheele instemming bestaat tusschen de Commissie en den Minister van Binnenlandsche Zaken.

We hadden op dit punt, waar het de beginselen van het wetsontwerp betreft, iets geheel anders verwacht. Dat de Commissie, gelijk ook wij in een der vorige nummers van ons blad het uitspraken, geschreven zou hebben, dat het ontwerp haars inziens veel goeds bevatte, dit ware begrijpelijk geweest, maar dat men zoo voetstoots de hoofddenkbeelden der regeling aanvaardt zonder eenige critiek te leveren, of zelfs maar inlichtingen te vragen, waar het ontwerp toch groote ruimte voor .zulke critiek openliet en doordat de redactie der artikelen niet overal even duidelijk is, het vragen om inlichtingen noodzakelijk maakt, is ons, zonder dat de Commissie iets daarvan zegt, niet duidelijk.

­ Op eene andere plaats in ons blad zullen we nader uiteenzetten, wat we ten dezen aanzien bedoelen.

Thans tot het adres van de Synodale Commissie terugkeerende, zien we als eerste bedenking tegen de uitwerking van enkele bepalingen van het wetsontwerp genoemd: „de verplichte rechtstreeksche mededeelingen van de eene instelling van weldadigheid aan de andere."

De Commissie heeft hier het oog op" Art. 12 van het ontwerp, luidende:

Het bestuur van eene instelling van weldadigheid deelt desgevraagd aan het bestuur van eene andere instelling van weldadigheid of aan Burgemeester en Wethouders binnen een week mede, of aan een arme, voor wien bij laatstbedoelde instelling of bij Burgemeester en Wethouders ondersteuning is gevraagd, deze door eerstbedoelde instelling zal worden verstrekt of wordt verstrekt, en zoo ja, tot welk bedrag en in welken vorm. Het bestuur van eene instelling van weldadigheid deelt desgevraagd binnen tweemaal vier en twintig uren aan den Secretaris van den Armenraad of aan den beheerder van het register van inlichtingen mede, of een arme, omtrent wien bij dien Secretaris of dien beheerder inlichtingen zijn gevraagd, van die instelling ondersteuning ontvangt, en zoo ja, tot welk bedrag en in welken vorm, '

met het daarop correspondeerende artikel 52 van dezen inhoud:

In eene gemeente, in of voor welke een armenraad niet is ingesteld, kunnen Burgemeester en Wethouders een register van inlichtingen instellen aangaande armen, die ondersteuning ontvangen van besturen van instellingen van weldadigheid in de gemeente, of aan wie ondersteuning door of namens die besturen is geweigerd.

De bedenking nu van de Synodale Commissie tegen beide artikelen is, dat naar hare meening de Staat niet verordenen kan en mag, dat de eene weldoener de bevoegdheid zal hebben inlichtingen van den anderen te eischen, omtrent hetgeen hij in dit opzicht ten behoeve van een  arme heeft gedaan. De bedenking zou naar het oordeel der Commissie wegvallen, of van geringe beteekenis worden, indien de in Art. 12 bedoelde verplichte mededeeling slechts behoefde te geschieden aan Burgemeester en Wethouders, derhalve de burgerlijke Overheid, of aan de van hen afhankelijke instellingen, hetzij de Armenraad, hetzij den beheerder van het register van inlichtingen, omschreven in Artt. 52 vig.

Kon de regeering tot die wijziging besluiten, zoodat het bestuur van de eene instelling van weldadigheid niet desgevraagd mededeelingen had te doen aan het bestuur van eene andere instelling van weldadigheid, dan zou, zegt de Commissie, het beginsel " der samenwerking door de Nederlandsche Hervormde Kerk met instemming kunnen worden aanvaard.

Beschouwen wij nu de hierboven genoemde bedenking der Synodale Commissie, dan wil het ons al dadelijk toeschijnen, dat de Commissie op dit punt de bestaande armenwet niet heeft nageslagen. Art. 12 der vigeerende wet toch legt ook nu reeds aan de besturen der kerkelijke, gemengde en bijzondere instellingen jegens de burgerlijke besturen der plicht tot mededeeling op. Intusschen is het nieuwe Art. 12 in het wetsontwerp uitgebreid geworden. Van die uitbreiding zegt de regeering in hare Memorie van Toelichting, dat, komt er samenwerking, dan moeten de kerkelijke instellingen, die niet in alle gevallen verplicht zullen zijn tot opgaven, verplicht zijn aan andere instellingen, onverschillig van welke soort, op te geven of een arme van haar ondersteuning kan verkrijgen. Anders zou, zoo schrijft de Minister, het doel, dat met een inlichtingendienst wordt nagestreefd, verijdeld kunnen worden.

Tegen wat hier in de toelichting staat, kunnen, dunkt ons, geene bezwaren bestaan, n.l. dat de kerkelijke instellingen verplicht zullen zijn om aan andere instellingen op te geven, of een arme van haar onderstand verkrijgt, een zuiver bloote mededeeling, die nu reeds ook jaarlijks bij vaststelling der kiezerslijst voor Kamer, Staten en Gemeenteraad wordt gevraagd.

Volgens de Memorie van Toelichting zal met eene eenvoudige mededeeling kunnen worden volstaan, maar zoo staat het niet in het Artikel zelf. Art. 12 van het ontwerp gaat veel verder, het eischt opgave van het bedrag en den vorm van de ondersteuning.

Dit nu gaat onzes inziens te ver. En dan lijkt het ons beter toe, dat in stede van de wijziging, die de Synodale Commissie in Art. 12 zou willen zien aangebracht: bekendmaking van het bedrag der ondersteuning aan Burgemeester en Wethouders, of aan den armenraad, of aan den beheerder van het register, aan de toelichting van Art. 12 werd vastgehouden, n.l. aan het verstrekken van eene mededeeling, of de arme al of niet wordt ondersteund. Desnoods zou nog kunnen geëischt worden, dat aan de mededeeling wordt toegevoegd, of de ondersteuning al of niet voldoende wordt geacht.

Met de redactie van Art. 12 in overeenstemming te brengen met de toelichting, ware de bedenking te ondervangen.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Het Synodaal adres.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's