Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de Zending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de Zending.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Hoewel er eenig onderscheid is op te merken tusschen de wijze waarop dezer dagen het werk der Zending wordt doorgezet en die waarop men het deed tijdens de Oost-Indische Compagnie, toch neemt men met bewondering waar, hoe onze vaderen reeds in wezen en hoofdzaak geheel dezelfde methode volgden, die thans algemeen als de eenig goede wordt aangenomen.

Zij predikten het Woord; zij onderwezen de jeugd in Christelijke scholen, waar Gods Woord dikwijls het een en het al was; zij gaven den volkeren den Bijbel in hun eigen taal te lezen.

Wel vreest men dat het dikwijls alles veel te uitwendig ging, daar er steeds en altijd gewezen werd op leeren, leeren en nog eens leeren, zonder dat er met ernst gewezen werd op de noodzakelijkheid der wedergeboorte en der bekeering voor den inlander. Men zocht de menschen te overrompelen en te overreden met allerlei spitsvondige redeneeringen.

Ook werd in sommige opzichten niet zooveel rekening gehouden met den toestand der Indische volkeren, als voor een gunstigen uitslag wenschelijk was. Zoo was de bevolking op alle eilanden, behalve op Ceylon en op Formosa, gedwongen het Maleisch te leeren, wilden ze iets van de prediking verstaan.

Mén had het Evangelie moeten prediken en den Bijbel moeten vertalen in de taal van elken stam.

Melchior à Leijdekker en Francois Valentijn vertaalden beiden den Bijbel in 't Maleisch.

Wiltens en Caron vervaardigden Maleische preekbundels ten dienste van de talrijke vacante gemeenten in de Molukken en bewezen daardoor een dienst, die zelfs in ónze eeuw nog gewaardeerd wordt.

Ook werden Maleische gebeden-en vragenboekjes samengesteld, terwijl de Heidelbergsche Catechismus meermalen werd vertaald.

Alle deze verschillende boeken en boekjes werden op kosten der Compagnie gedrukt en onder de bevolking verspreid.

Aan de scholen wijdden ónze vaderen zéér veel aandacht.

De school zou de voorbereiding zijn tot de kerk. Te Batavia werd in 1684 voorgeschreven, dat de meesters de kinderen moesten leeren de gebeden als: het Onze Vader, de 12 Artikelen, de 10 geboden, morgen-en avondgebeden en andere.

Ook moesten zij leeren den Heid. Catechismus of het Kort Begrip.

Het schoolbezoek was in die dagen verplicht en werd zelfs hier en daar met één of meer ponden rijst per dag beloond, hetwelk de oorsprong gaf aan den naam „rijst-christenen"!

Schoolverzuim werd met geldboete gestraft, maar het onderwijs werd geheel kosteloos verstrekt.

Met den doop werd dikwijls lichtvaardig omgesprongen. Op éen bezoekreis in 1687 werden op Ternate 1440 menschen op hunne belijdenis tot den H. Doop 'toegelaten.

Op Ceylon werden in 1776 door Ds. Ondaatje op éen dienstreis 1600 inlanders gedoopt.

Men behoefde slechts iets uit 't hoofd te leeren en zonder dat er een onderzoek werd ingesteld naar de kennis, die men had aan den weg der zaligheid, werd men tot den Doop toegelaten.

De Kerkeraad van Banda kwam in 1624 tegen het misbruik van den Doop op en beschuldigt in dezen den Kerkeraad van Ambon, die honderden doopen liet, zouder dat ze iets van de Christelijke religie wisten.

De radjah's moesten zorgen dat er doopelingen waren en de predikant ontving voor lederen gedoopten inlander een zeker hoofdgeld, „discipelgeld" genaamd.

De kerkorde van Amboina van 1673 bevatte dan ook nadere voorschriften.

Wat het doopen van heidensche kinderen, die door Christenen waren aangenomen als hun kinderen, betreft, werd op de Dordtsche Synode van 1618—'19 bepaald, „dat de kinderen der heidenen, al is 't dat ze in de familie der Christenen zijn overgegaan door aanneming, adoptie of anderszins, niet mogen gedoopt worden, al is het dat een Christen voor hen gelofte doet."

In de kerkorde van Batavia van  1643 werd óok een zoodanige verordening opgenomen.

Evenwel geschiedde de Doop aan heidenkinderen allerwege, wanneer er maar een doopgetuige was!!

Aangaande het Avondmaal bepaalde de kerkorde van 1643 dat bejaarden, die gedoopt zijn, niet toegelaten worden dan op hun verzoek en begeerte, en nader onderzoek van geloof en leven. Men moest dan eerst voor een predikant en ouderling belijdenis gedaan hebben van de Chr. Gereformeerde religie en het getuigenis van een vromen wandel hebben.

Dergelijke bepaling - was noodig, omdat men wel voelde, dat men met het toelaten tot den Doop wat onvoorzichtig te werk ging en men de heiligheid van het Sacrament des H. Avondmaals dan nog zoo goed mogelijk wilde redden en bewaren, door maar niet ieder toe te laten!

Maar in Holland heeft men de scheiding van de Sacramenten, die op deze wijze gemaakt werd, nooit goedgekeurd.

De Classis Walcheren, die de kerkorde van 1643 besprak en haar bezwaren er tegen aan de broeders te Batavia mededeelde, kwam er ernstig tegen op.

Men kreeg in Indië op deze wijze gemeenten, die bijna uitsluitend uit doopleden bestonden en waar men onder velen nauwelijks iemand aantrof, die recht had op het Avondmaal.

Niemand werd rechtstreeks gedwongen om tot  het Christendom over te gaan, maar soms was het toch op 't kantje af!!

Zoo werd door Gouverneur Gerard deHeere op Ceylon in 1699 een ongedoopte, die met een gedoopte samenleefde, met zes maanden dwangarbeid in den keten bedreigd, als hij bij het eerste predikantsbezoek niet voor den doop gereed was; terwijl iemand, die zijn kind niet aan den predikant ten doop aanbood, met vier maanden dwangarbeid zou worden gestraft.

De Amboineezen, die niet op Christelijke wijze wilden trouwen, kregen boete, en 't gevolg was dat in 4 è. 5 maanden 1000 paren „naar christenwijze" getrouwd werden door de predikanten Wiltens en Danckaarls.

De meeste kracht werd geoefend door de bepalingen, die lederen ongedoopte uitsloten van alle posten en betrekkingen en alle andere voordeden, waarover de Compagnie beschikken kon.

Men behoeft dus niet te vragen of er ook van uitwendige middelen gebruik gemaakt werd!

Zoo werd op Ambon dagelijks een pond rijst gegeven voor elk kind, dat op school kwam, en te Batavia kreeg, elke vrouw, die gedoopt werd, 10 rijksdaalders en 2 kleedjes.

(Wordt rervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Over de Zending.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's