Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftbeschouwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schriftbeschouwing.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De openbaring van Jezus Christus.

Openb. 2:1—7.

De Kerk des Heeren, de Gemeente van Jezus Christus, aan al de plaatsen Zijner heerschappij, is het wettig eigendom van den Koning van Sion, Hem van den Vader gegeven.

't Woord „Kerk" beteekent dan ook huis des Heeren, huis van den Heiland. Hij heeft dat huis ook gekocht met Zijn dierbaar bloed.

Indien Hij Zijn leven niet gegeven had, dan zou er geen volk des Heeren zijn.

't Is de buit, door Hem op Satan veroverd. 't Is de vergadering der ware Christ-geloovigen, die hun eenige hope mogen hebben op den Christus, die van God gegeven is tot wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en eene volkomene verlossing.

Hoe meer de Kerk des Heeren zich daarvan bewust mag zijn, hoe beter.

Want dan mag zij weten, dat zij niet voor eigen rekening staat; dat zij in Gods hand ligt, om Christus' wil; dat zij een Borg heeft, bij al haar tekortkoming; dat zij een Koning heeft, bij al haar zwakheden.

En zoo zal zij leven. Als alles zal vergaan — zal de Kerke Christi nog blijven.

Blijven tot in eeuwigheid. Want Christus zorgt voor haar. Hij leeft — en zij zal leven.

Het eigendom van Christus zijnde, heeft de Kerk een hooge, heerlijke, heilige roeping.

Vrijgekocht zijnde — moet zij in de vrijheid staan. Verlost zijnde — moet zij van de verlossing getuigen.

Christus moet haar roem, haar blijdschap, haar alles zijn. Dan heeft zij het goed. Dan wordt Christus geëerd.

En de Heiland geeft daar acht op. Wee als men terugkeert tot het vleesch! Het vleesch is dood! Wee wanneer men zwijgt. De zwijgers zullen worden uitgeworpen!

Sla de straffen Gods maar gade! En is het wonder, dat de Heiland acht geeft? Heeft Hij niet voor Zijne Gemeente geijverd om haar als Zijn Bruid te mogen bezitten ?

Hij heeft haar lief, als Zijn oogappel. Hij heeft Zijn hemelsche heerlijkheid voor haar verlaten, om haar te brengen bij de fonteinen des levenden waters.

En zou Hij dan geen acht geven op haar? Zou Zijn eere er niet mee gemoeid zijn, dat men Hem aanhangt, betrouwt, lief heeft, volgt, dient en prijst?

De Heiland geeft acht op Zijn volk, dat hier op aarde is. Hij is wel van deze aarde heengegaan, nu zittende aan de rechterhand van God, den Vader, in den hemel — maar daarmede is de gemeenschap tusschen den Heiland en Zijn Kerk niet verbroken. Geenszins! Hij heeft het zoo duidelijk en zoo dikwijls gezegd: „Mijn oog zal op u zijn"; „Ik ben met ulieden, tot aan de voleinding der wereld"; „Ik zal u geen weezen laten."

En ja — de Heiland staat ook in de allernauwste betrekking tot Zijn gemeente. Hij draagt Zijn gemeente op Zijn Hoogepriesterlijke borst. Hij is haar hoogste Leeraar, eeuwige Koning en volzalige Hoogepriester. Hij is de Voleinder haars geloofs en heeft gezegd: Ik ga henen om u plaats te bereiden, en zoo wanneer Ik plaats zal bereid hebben, zal Ik weder tot u komen en u tot Mij trekken, opdat Gij ook zijn moogt, waar Ik ben."

Al de paden van Zijn volk kent Hij. En Hij bespeurt hunne nooden, om daarin genadiglijk te voorzien, vóórdat zij nog vragen. Hij ziet ook al hunne wegen, wanneer zij jammerlijk afdwalen van den rechten weg, om met een harte, dat pijn gevoelt over de ontrouw der Zijnen, te toornen en te kastijden, tot hun nut.

Hij is den bekommerde nabij. Hij heeft zelfs uitkomsten voor den dood.

Hij is een wederpartijder den ontrouwe. Hij openbaart Zijn grimmigheid over de zonde, ook zelfs al dekt een schijn van braafheid.

Daarom is het in 's Heeren weg alleen goed. Daarom is het leven alleen in Christus.

En dan heeft de ziele het goed. Want hier op aarde wil de Heiland Zijn gunst dan liefelijk openbaren en voeden met Zijn vleesch en bloed — en in de eeuwigheid heeft Hij het groote bruiloftsmaal gereed voor al Zijn gunstgenooten, om dan eeuwig aan te zitten tot rijkeverzadiging met vrede en zaligheid.

Terwijl buiten zullen zijn allen, die het zonder Christus durfden wagen; die roem wisten te dragen op ongerechtigheid en gruwel.

Openb. 2 : 1—7 doet ons zien, dat de Heiland op Zijn Gemeente op aarde acht geeft.

Want niets minder dan dit lezen we hier: dat de Heiland spreekt met Zijn Gemeente; dat de Heiland een brief schrijft aan Zijn Kerk hier op aarde! Een brief, waarin Hij Zijn hart openlegt voor Zijn volk, en waarin Hij bewijst, dat niets voor Hem verborgen is en dat Hij in welgevallen neerziet op degenen, die Hem vreezen en die het met Hem durven wagen — daarbij toornig zijnde over alle afwijking, straffend bij elke overtreding.

Daar staat Hij tusschen de zeven kandelaren, met de zeven sterren in Zijn rechterhand.

Midden onder Zijn volk, vergaderd aan de verschillende plaatsen Zijner heerschappij — zendende tot Zijn gemeenten hunne leeraren en leidslieden.

Hij leeft voor Zijn volk. Hij staat in hun midden. En gelijk Zijn wit kleed af hangt tot op Zijn voeten, gaat de Geest van Zijn genade uit tot aan de uiterste grenzen van Zijn Kerk op aarde.

Er is geen plaats waar de Heere niét is. Er is geen ziele, die genade kennen mag, of de Heére zegt: „Ik ben met u — vrees niet!"

En ziet — staande daar in al Zijn heerlijkheid en rijkdom, sprekende met Zijn knecht Johannes, om hem te openbaren de dingen, die welhaast geschieden moeten — opent Hij nu Zijn goddelijken mond en zegt: Schrijf aan den engel der gemeente van Efeze: dit zegt hij, die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt: Ik weet uwe werken en uwen arbeid en uwe lijdzaamheid en dat gij de kwaden niet kunt dragen.

Johannes moet dus schrijven — en de Heiland zegt Johannes dan woord voor woord wat hij schrijven moet.

Zuiver Gods Woord is het dus wat we uu voor ons hebben.

Zuiver woord voor woord van den Heiland. Geen wonder, dat op 't eind van den brief ook komt: die ooren heeft, die hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Schriftbeschouwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's