Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De school van Overdorp.

5) {Auteursrecht voorbehouden.)

In veertien dagen was hij één keer in de kerk geweest en had toen — Rips zat achter 'm — den profeet Habakuk niet kunnen vinden in den kwarto bijbel, dien de koster voor hem neergelegd had!

Ook was het geval van „Abraham" aan Rips niet onbekend gebleven en deze was daardoor tot de overtuiging gekomen, dat hij een dubbele mate van getrouw makende genade noodig had, tegen 't oogenblik, dat de nieuweling en hij elkaar ontmoetten zouden.

Thans is dat oogenblik daar. Na 'n paar neutrale vóorpraatjes, schuift Rips z'n pet wat achterover, doet een vijftal snelle halen aan z'n pijp en vraagt op den man af, of meester, net als z'n voorganger, ook al het „Eene Noodige" heeft leeren kennen.

„Wat... blieft u? " vraagt van Marsen. „Daar hebt je 't!" deukt Rips. Zoo blind als 'n mol.

„Ik bedoel, of ge al voor den hoogen God als een worm in het stof hebt leeren bukken en u als een zondaar hebt leeren kennen; als 'n verdoemelijk zondaar voor God; gansch melaatsch van den hoofdschedel af tot den voetzool toe. Of ge 't al bevindelijk hebt geleerd, meester! dat we allen in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn; dat er in ons geen goed woont; dat we van nature een samenknoopsel zijn van stinkende ongerechtigheden want daar zal 't toch wel op aan komen, dat we ons, zelven leeren kennen!"

Van Marsen kijkt den man in stomme verbazing aan. Léonie waagt, ter afleiding 'n paar vleiende woordjes over de bloemen in den voortuin.

Maar Rips acht dit geringschatting van het heilige en richt tot den meester en zijn vrouw een gansche zeer scherpe strafpredikatie, waaruit van Marsen vernam, dat de wethouder hem achtte, een „blinde leidsman der blinden" te zijn en waarin Léonie iets hoorde over dochteren Sions, die gaan „met uitgestrekten halze" en die trippelende daarhenen treden, maar die de Heere met zijn oordeelen bezoeken zal.

Haastig nemen de bezoekers afscheid. „Daar gaan we nóóit meer heen!" zegt Léonie, zich angstig en bevend vastklemmend aan haar man,

„Die oude raast, " meent Willem.

Rips stopt zich 'n nieuwe pijp. Een gevoel van voldaanheid komt over hem; hij is immers getrouw geweest.

Maar zijn oudje, dat koffie zet, schudt het hoofd in stilte.. Haar „baas" is 'n godvreezend man, dat weet ze van hem ... maar ... zou Jezus de zondaren ook zóo neergeslagen hebben ?

Gansch Overdorp is in rep en roer.

De smid voor 't aanbeeld laat den blaasbalg ; de meid op de stoep de halfgeschuurde klomp; de bulleider den hoorn; het oudste sloofje haar breikous rusten om aan de praat van den dag deel te nemen.

De rust, de stille kalmte is weg. De wateren zijn in beroering gebracht. De band der tong is losgemaakt en het snebt en snatert, het bromt en brult, krijt en krijst over die eene zaak, die aller harten vervult.

Voor kerktijd scholen ze in groepen saam en uit den godsdienst gaan ze in klompjes huiswaarts, vervuld van die dreigende gebeurtenis, welke over hen komen zal, maar die hen met wrevel vervult. Een wrevel, die zich samenpakt boven 't hoofd van Willem van Marsen en Léonie, die men als eigenlijke bewerkers van het onheil beschouwt.

Het „Nut" departement „Overdorp" heeft een avondje georganiseerd. Voor de pauze wordt 'n vaderlandsch tooneelstukje gegeven. Na de pauze 'n klucht; „De bedrogen Vrijer."

En de avond zal besloten worden met een| vroolijk „bal." Zooiets was bij menschenheugenis in Overdorp niet vertoond. Wie in de stad geweest was, hoorde dan soms wel over soortgelijke goddeloosheden praten, maar  Overdorp's roem en eerkroon was altijd geweest dat er zulke „kunsten" niet uitgehaald werden. Thans verdonkert die roem. Dat had men aan den „nieuwen meester te wijten.

Van Jan Rips, den „boer, " die hem door zijn verstandeloozen ijver voorgoed een schrik op 't lijf had gejaagd, was van Marsen bij den Notaris gekomen.

Nog vol van wat hun wedervaren was hadden ze er een getrouw relaas van gegeven! Notaris Penman wrong zich de lendenen krom van schik. Hij kon 't zich zoo voorstellen! Van Marsen en z'n vrouw met hun verbazingsgezicbten tegenover dien ouden geestdrijver!

„Hoor es, amice! Je hebt nu dien orthodoxen heer ineens leeren kennen! Zoo zijn nu de meesten hier. Ze zeggen 't wel zo niet, maar ze denken het. Als je niet met hen mee psalmen galmt en teksten aan mekaar weet te rijgen, zooals je voorganger dat kon, dan heb je de wicht niet. Dan hoor je tot de „kinderen der duisternis, " al wou je nog zoo netjes oppassen!"

{Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Jong en Oud.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's