Over de Zending.
Kom over en help ons!
Zoo roept de schrikkelijk groote schare, overgelaten aan haar lot. Groot is haar geestelijke armoede; een leven zonder hoop en zonder verwachting. Groot is haar stoffelijk leed. Wij hebben die schare niet alleen overgelaten aan haar lot — wij hebben die volken uitgemergeld door onzen handel; door onze kolonisten hen laten vergiftigen met sterken drank, met krankheden, met onzedelijke leeringen. Zij strekten hunne handen tot ons uit en wij hebben ze voor een visch een scorpioen gegeven.
Verwaarloosd zijn volken en streken. De Heere zond Zijn dicipelen tot alle creaturen, maar er zijn nog tal van creaturen, heele landstreken, die wij nog geen heilboodschap hebben gebracht. Zulke landen zijn er in Azië, in Afrika, Amerika.
Ik weet wel, er zijn oorzaken. De weg er heen was zoo moeilijk; de overheid die daar heerschte sloot den toegang; maar de groote oorzaak was deze : Er was geen machtige overtuiging bij des Heeren volk, bij allen, man voor man.
Verwaarloosd zijn heele klassen van menschen.
Waar de Zending een land naderde zocht zij de armen. De aanzienlijken, de hoofden, de heeren en vrouwen — och, men heeft hen aan hun lot overgelaten. Evenals in Europa. De achterbuurten bezoekt de evangelisatie. De heeren van de grachten laat men het ongeloof ten prooi.
Nog eens, ik weet wel, er zijn oorzaken voor; maar de roepstem klinkt: „kom over en help ons, " evengoed uit de paleizen als uit de hutten.
Edinburg laat die roepstem hooren door de gezanten van alle volken.
Er zijn nu geopende deuren. De weg is gebaand. Spoortrein en stoomboot voert u snel naar de verste landen.
De harten van velen staan open. Wat ze hebben — bevredigt hun niet langer. Wat ze zoeken — kan geen heidensche wijsheid hun geven. Heel Azië is in verwachting van wat nieuws. Japan behaalde zegepralen, maar het vraagt naar hooger beschaving. China begeert naar zelfstandige ontwikkeling, maar zoekt vergeefs naar de kracht daartoe noodig. Voor-Indië gevoelt het juk der overheerschers, maar zoekt vergeefs naar het geheim van de ware vrijheid. Zelfs Turkije en Perzië zijn niet meer tevreden met hetgeen het formalisme van den Islam hen biedt. Ook op Java werd het gezien. De Boedi Oetama jaagt naar verheffing van den Javaan.
Overal is een roepen om onderwijs; een roepen om herleving; een roepen om bevrijding.
En de Islam staat voor de deur, en plooibaar als zij is, belooft zij gouden bergen aan al wie het „Allah is groot" op de lippen neemt.
Komt zij binnen, dan sluit zij de deur en dan sluit zij het hart, voor jaren, voor de boodschap des heils.
Terwijl het Christendom zijn duizenden wint, maakt de Islam zijn tienduizenden buit.
„Kom over en help ons' die bede vertolkt Edinburg door de gezanten van alle volken die daar geweest zijn.
En met recht komt die roepstem tot óns. Europa en Amerika wat zijt gij rijk! Rijk ook aan stoffelijk goed, want het goud en het zilver wordt met schepen vol naar uw kusten gevoerd. Wat zijt gij rijk aan mannen, en vrouwen die hun krachten en gaven niet weten te gebruiken en vruchtbaar te maken. Wat zijt gij rijk aan geestesgaven. Mannen van hooge wetenschap , telt gij bij honderden; mannen die de wonderen der genade doorgronden met hun diepzinnig denken, bij het licht des Heiligen Geestes, verdringen elkander bij uwe poorten. Dienaren van het goddelijk heilwoord treden elken rustdag op in steden en dorpen; soms benijden ze elkander de tientallen hoorders.
Europa en Amerika wat zijt gij rijk! Ai, geef ons wat van uwe schatten!
We begeeren niet veel. We begeeren niet alle uwe predikers. We begeeren slechts éen of twee. Ziet, bij u is de gansche stad vervuld; maar onder óns, éen in een groote stad; twee in een residentie met millioenen inwoners; wat is dat nu!
We begeeren slechts een énkele van uwe talrijke predikers. We begeeren niet veel — maar ziet eens bij u zijn alle plaatsen vol scholen en bij ons zijn de kinderen verstoken van onderwijs. Bij u vinden begaafde jongelingen een goede grondige opleiding op Kweekscholen en Universiteiten — en bij óns, wat is er van dat alles?
Wij begeeren niet veel — maar bidden u zend ons enkele van uwe onderwijzers en ook éen van uwe professoren.
Uwe kranken worden verzorgd en Verpleegd, en de troost des Evangelies wordt gehoord aan het leger der smart. Bij ons is óok krankheid. Vreeselijke krankheid soms, bitter lijden menigmaal, ten deele mede door de schuld van uw landgenooten. Wij begeeren niet veel — maar wij vragen u, zend ons ook eenigen van uwe doctoren, opdat ook ónze wonden worden geheeld.
Gij hebt uwe Kerken, uw kostelijke organisatie, het zichtbaar lichaam van Christus, de houvast van elk uwer leden, de groeikracht en de beschutting van uw geestelijk leven. Ai, geef ons ook uw Kerken, dat zichtbaar lichaam van Christus; de machtige phalanx die optrekt in des Heeren naam. De Javaan kan alleen door den Javaan worden bekeerd en die Javaan heeft behoefte aan steun, beide aan zijn rechter-en linkerhand.
Gij hebt uw Bijbel, die elken morgen en elken avond den weg u wijst, den troost u biedt. Gij hebt uw boeken, vol nuttige onderwijzing en leiding; zoo veelvuldig, dat de trouwste lezer niet in staat is van alles kennis te nemen. Wij begeeren niet véél — maar een enkel boek, een Bijbel, een korte verklaring, dat is immers niet te veel gevraagd?
Eindelijk, — want des vragens komt geen einde — gij zijt zoo rijk en wij zijn zoo arm.
Gij hebt ons geleerd veel te verwachten van de kracht des gebeds. In de bekeering der heidenen is een menschelijk werk. God de Heere werkt op middellijke wijze. Maar wat de mensch kan doen is toch maar zoo weinig. De mensch kan preeken, kan roepen, kan onderwijzen. Maar God Almachtig is het, die de harten bekeert.
Gij weet den weg tot den troon der genade. Gij kent het pleiten des gebeds.
Gij kent het pleiten des gebeds. O, vergeet ons niet. Broeders: bidt voor ons !
Dat is de roepstem uit Edinburg, waar Japanneezen, Chineezen, Brahmanen enz. te samen kwamen. Kwamen uit verre landen.
En uit die verre landen klinkt ons tegen, aldoor wéer: O — vergeet ons niet! Kom over en help ons!
Zullen wij naar die roepstem hooren? Immers ja! Wij znllen hooren om des Heeren wil. Wij zullen hooren om der volkeren wil. Wij zullen ons haasten.
Ja, dat geve de Heere!
{Uit het verslag van „de 24ste Zendingsconferentie te Amsterdam, bh. 39 enz.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's