Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de Godsdienst. II.

„De Standaard" van Dinsdag 28 Febr. gaat in een breed betoog na de beteekenis van gemeente, kerkgenootschap en gezindheid, naar aanleiding van het feit, dat in art. 168 van de Grondwet het woord Kerkgenootschap, in art. 169 't woord godsdienst, in art. 171 't woord gezindheid en in de art. 172 en 173 't woord kerkgenootschap gebruikt wordt.

Drie benamingen, waar toch in alle artikelen hetzelfde bedoeld wordt.

als onze Statenoverzetting — zegt de Standaard — komt alleen het woord: gemeente voor. Men wilde scherp doen uitkomen, dat de formatie niet van boven af kwam, maar van ónder op, door de leden of geloovigen. Bij de verdere organisatie kon men hierbij intusschen niet blijven en nam toen het onderscheid aan tusschen de geloovige leden als de gemeente en hun organisatie tot instituut als kerk.

Voetius bleef er steeds nadruk op leggen, dat de plaatselijke kerk een societas d.i. een vereeniging of gemeenschap van geloovigen was en zoo is de gewoonte opgekomen in de i8de eeuw om het plaatselijk instituut genootschap te noemen. Het gereformeerde kerkgcnootschap te Amsterdam, te Rotterdam, te Utrecht, te Leiden enz beteekende niets anders dan de ééne kerk daar ter plaatse. De band tusschen de plaatselijke Kerken school in de Synode.

Niet de Kerken, maar Koning Willem I heeft hierin de radicale verandering gebracht, door alle plaatselijke hervormde kerken in één lichaam onder één hoofdbestuur te vereenigen en aan dit nieuwe instituut gaf men daarna veelal den naam van Hervormd Kerkgenootschap, terwijl de plaatselijke kerken zich nu voortaan met den exclusief localen naam van acmeente moesten vergenoegen. Een onderscheiding die zelfs met de duidelijke uitspraken der H. Schrift in strijd is; daar in de Schrift het woord gemeente volstrekt niet alleen doelde op de plaatselijke kerk, maar evenzoo op het lichaam van alle geloovigen op aarde. Iets wat genoegzaam blijkt uit wat Christus tot Petrus zeide: »op deze Petra zal ik mijn gemeente bouwen", 't Slaat dus wel ter dege ook op het instituut der georganiseerde geloovigen (ook 't Fransche woord église).

Vroeger werd het woord gezindte of gezindheid 't meest gebezigd voor wie niet van de Publieke Kerk was. Toch werd het reeds door Hooft ook wel van alle godsdienstige vereenigingen, inclusief de publieke kerken, gebezigd.

Al is dus het woord: gezindheden in het religieuse gebruik meest opgekomen, om wat.niet van de Publieke kerken was, aan te duiden — er blijkt dan toch dat het reeds in de 17de eeuw eveneens in gebruik was om de kerken en de secten saam aan te geven ; en in zooverre kan er geen overwegende bedenking tegen bestaan, om in de bewoordingen der Grondwet alles waarop men hier het oog heeft, in de ééne uitdrukking van Godsdienstige gezindheden saam te vatten.

Wil men dit niet, dan zal men van Kerken en Godsdienstige gezindheden moeten spreken, om als dan onder het eerste te begrijpen wat zichzelf kerk noemt en onder het andere wat dezen naam van kerk afwijst, met name de Synagoge en de Doopsgezinde Sociëteit.

Doch in géén geval kan het woord kerkgenootschap blijven, overmits dit misleidend is, in zooverre het bij zijn eerste komen in de Grondwet nog op de plaatselijke kerken sloeg en na 1815 opgevat is in den zin van een onder éen bestuur, éen lichaam vormende. groep van plaatselijke gemeenten. Te minder, omdat er thans weer een groep van Kerken bestaat, die tot de oorspronkelijke inrichting, gelijk die tot in 1815 bestond, zijn teruggekeerd en alzoo den naam van kerk weder plaatselijk duiden.

Ook de uitdrukking in art. 167 Grondwet: ieder belijdt zijn godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid — kan den toets niet doorstaan. Er stond vroeger: godsdienstige begrippen. Dat was nóg dwazer. Men belijdt geen begrippen.

Bovendien is er nog iets, dat hier om verandering roept. Onder de uitdrukking: godsdienstige meening is natuurlijk niet aangeduid dat er ook zijn die niets gelooven.

Ten slotte kan ook in art. 169 de uitdrukking: »de belijders der onderscheidene godsdiensten niet blijven. Er zijn er toch velen die tot geen enkele godsd. gezindheid behooren, noch eenigen godsdienst belijden en die toch, op voet van gelijkheid met de anderen aanspraak hebben op alle burgerlijke rechten.«

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's