Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrouw ! wat weent gij ? Wien zoekt gij ? Joh. 15 : 20.

Weenend zoeken.

„Ik zocht hem maar ik vond hém niet", dat horen wij de bruid tweemaal getuigen in het Hooglied. De bruid, de gemeente, was den bruidegom, Christus, kwijt. Dat gebeurt nog wel eens, dat Gods kind de zoete en zalige gemeenschap met Christus mist.

De wereld heeft en geniet die gemeenschap ook niet, maar zij mist die niet. Dat is een kenmerk van genade als het Godsgemis gevoeld wordt; en dat gemis dan, gelijk bij de bruid, uitdrijft om Hem te zoeken. Zij miste Hem, zij kon in dat gemis niet rusten. Het gemis dreef haar uit om Hem te zoeken. Zij zocht; maar zij vond Hem niet, namelijk niet terstond; later wel, omdat de Heere zich liet vinden.

Als wij in het Hooglied de oorzaken van dat gemis naspeuren, dan bemerken wij, dat die oorzaken verschillend zijn.

Het eerste gemis was meer een vrij machtige daad van den Bruidegom, die Zich eenigen tijd verborgen hield; doch het tweede was meer een gevolg van een straf op de zondige traagheid; omdat Hij geklopt had en zij had niet opengedaan.

In het eerste geval geschiedt het vinden dan ook betrekkelijk gemakkelijk, doch in het tweede laat de Bruidegom het duidelijk en gevoelig ondervinden, dat Hij geweken is om hare zonden. Want zij wordt geslagen bij het zoeken.

Waarom is de Heere geweken ? Deze vraag is van groot belang in verband met het terugvinden. Is het om bizondere zonde — en dat weet Gods kind zelf wel — dan zal de Heere zich niet zoo gemakkelijk laten vinden, maar Hij zal weer gevonden worden. Hij heeft het beloofd: die zoekt, die vindt; want de Heere heeft Zijn volk het gemis doen gevoelen. Hij zelf heeft het zoekende gemaakt en is den zoekende nabij zonder dat die het weet.

Dat ondervond ook Maria op den dag der opstanding.

Als het volk des Heeren in zondigen slaap doorslaapt, dan mist het den Heere niet en daardoor kunnen zij het soms zoo lang buiten Hem stellen. Doch ontwaken zij daaruit, dan missen zij Hem, en dan moeten zij Hem hebben. David zocht Hem in den dageraad, en ook deze vrouw. Zij was met andere vrouwen vroeg opgestaan om, met specerijen en zalf belast en beladen, tot Hem te gaan. Doch dit had zij bij andere zoekers, naar zij meende, vóór: zij wist waar Hij was. Vol goeden moed toog zij uit. Onderweg kwamen er wel bezwaren over het wegwentelen van den steen, doch dat bezwaar viel weg toen zij dichterbij kwam, want de steen was afgewenteld. Doch toen ontwaarde zij ook, dat Christus niet meer in het graf was. Ook zij zocht, maar zij vond Hem niet. Gelukkig! want zij zocht een Jezus, die haar noodig had, eenen doode. En Christus, de Levensvorst, liet zich niet door Zijne discipelen als een doode in het graf vinden.

Hierin vinden wij een Beeld van Gods volk, als het nog verkeert in den waan den Heere iets te moeten toebrengen en niet weet, wat de Heere voor hen moet doen, en dan ondervindt dat het met alles niets kan uitrichten. Zij was gegaan om van den Heere het bederf te weren en de doodslucht te keeren en dat was niet noodig, daar zou de Heere zelf voor zorgen. De Vader zou niet toelaten dat de Zoon, de heilige, de verderving zien zou. Hij was opgestaan. Hij leefde en zij wist het niet.

De Heere laat haar eenigen tijd bij het ledige graf. Zij zoekt, zij zoekt. Zij ziet wat. Zij vindt wat. Och, Gods zoekende volk vindt altijd wat; al vindt het nog niet, wat het zoekt. Het zoeken is nooit te vergeefsch. Maria vindt twee andere zoekers. Het zoekende volk vindt elkander, zonder elkander te zoeken. Want zij zoeken en vragen naar hetzelfde en komen op die plaats, waar zij het meenen te vinden.

De een is wat volhardender in het zoeken; gaat wel eens weer op een andere plaats en langs een anderen weg dan de ander, doch zij ontmoeten elkander toch. De twee andere zoekers waren de discipelen Petrus en Johannes, doch die gingen weer naar huis, de andere vrouwen bleven ook niet bij haar. Zoo was Maria ten slotte alleen.

Zoo gaat het in het leven. Het zoekende volk ontmoet elkaar wel eens, maar dan gaat het weer uiteen en zoekt ieder alleen. Zij hebben ook niet genoeg aan elkander en zij moeten den Heere hebben. En — die is bij hen, zonder dat zij het weten. Dat ondervonden de Emmaüsgangers, dat ondervond ook Maria. Doch de Heere hield Zich zoo verborgen, en zóo lang verborgen, dat Maria over het gemis begon te weenen.

Zij zag engelen in het graf. Boodschappers des Heeren, uitgezonden om dergenen wil, die de zaligheid beërven, die spraken haar aan, zonder dat zij hen aansprak, en zeiden : Vrouw! wat weent gij ? Wien zoekt gij ? Zij is zoo in groote droefheid, heeft zoo weinig hoop den Heere te vinden, dat zij niet éérst vraagt, maar de engelen haar vragen. Toen stortte zij haar hart uit en geeft haar gemis te kennen. Maar ziet! voor dat deze antwoorden, is er weer een ander die haar vraagt. Vrouw! wat weent gij? Wien zoekt gij ? Wat ondervindt Gods weenend zoekend volk een belangstelling! Zij meent dat het de hovenier is en zegt: Zoo gij Hem weggedragen hebt.... Zij behoeft hem niet te zeggen, Wien zij zoekt. Zij geeft aanstonds haar verlangen te kennen: zeg mij waar gij Hem gelegd hebt en ik zal Hem wegnemen.

Zóo openbaart zich het liefdevolle hart Van Maria.

Zij zal Hem wegnemen. Zij, een vrouw. Hem, het doode lichaam van een volwassene, wegnemen! Wat dan ? Wat zou zij er mede. doen? Een doode Jezus zou haar niet baten. Ztj moest een levenden Christus hebben. De Heere weet dat beter dan zij en openbaart Zich. Hij noemt slechts haar naam: „Maria." Zij hoort zich door den verrezen Heiland bij haren naam noemen. Zij herkent Zijne stem. Toen had zij, die een doode zocht, een levende gevonden; toen had zij meer gevonden dan zij zocht. Toen was zij van een weenende zoekster een zalige vindster geworden. Zij vond Hem, Die overgeleverd was om hare zonde, maar opgewekt tot hare rechtvaardigmaking. Dat was het einde van haar weenend zoeken. Zalig, die met Maria weenend zoeken, want zij zullen juichend vinden.

Wat weent gij ? Wien zoekt gij ?

Er wordt veel weenend gezocht en niettegenstaande er zooveel aangewend wordt om het leven vrolijk en blij te maken,  zijn er weinig blijde vinders. De aarde is en blijft door de zonde een jammerdal. Er is wat ellende op de wereld! Weinig wordt er geweend over de grootste ellende, namelijk het Godsgeinis, waaruit alle ellende voortkomt.

De Paaschdagen zijn weer voorbij. Wat hebt gij gezocht, lezer of lezeres? Mogelijk niets anders op dit feest van de Kerke Gods, dan wat op een feest der wereld gezocht wordt. Ijdelheden nagejaagd? Vermaken gezocht? Uitspanning, zoo niet uitspatting. Gezocht en - gevonden ? " Dan hebt gij een bedroefde Paschen gehad, al hebt gij nog zooveel in de wereld genoten. Dan zal dit Paaschfeest in den dag der dagen nog tegen u getuigen. Gij hebt niet gezocht naar Hem, die den dood heeft verslonden tot overwinning, en daarom zult gij aan den eeuwigen dood niet ontkomen. Die Hem hier niet zoekt, zal toch door Hem, als rechtvaardige Rechter gevonden worden. Zoek Hem. Zoek Hem, weenend over het gemis.

Gelukkig, die zoekers zijn geworden. Die het hebben leéren verstaan, dat de zonde zoet is onder de tong en de nasmaak zoo bitter; en aan de andere zijde, dat de dienst des Heeren is een liefdedienst, die nooit verdriet. Mogelijk zijt gij als die vrouwen toen zij den Heere nog dienden van hare goederen. En dan zijt gij nog niet weenende zoekers. Het is voor u een aangename tijd. Maria had ook een vroolijker tijd gekend, dan waarin wij haar nu aantroffen bij het ledige graf. Doch zoo bleef het niet. Zoo kon, zoo mocht het niet blijven, ook bij u niet. Zij en al Gods volk moet het leeren, dat zij een Heiland noodig heeft, voor Wien zij niet in de eerste plaats wat doet, maar Die voor haar wat doet en gedaan heeft. Wellicht verstaat gij dit nu nog niet. Maria en geen van de discipelen verstonden dat in het begin. Gij zult het na dezen verstaan, als gij als een Maria eens met al uw balsem en specerijen bij het ledige graf terecht komt. Dan is na het vroolijk dienen in het begin van den genadeweg, het weenend zoeken, dat een vervolg daarvan is, gekomen. Dan hebt gij geleerd dat gij Jezus meer noodig hebt dan Hij u en dat gij Hem mist.

Zijt gij zoo met uwe goederen op den Paaschmorgen bij het ledige graf gekomen, en van een vroolijken dienaar een weenende zoeker geworden ? Dan hebt gij een gezegend Paaschfeest gehad; dan zijt gij een schrede verder op den weg des levens gekomen. Wellicht meent gij, dat het achteruitgang is, en het is toch vooruitgang. Ja maar, zegt gij, ik ben reeds lang in dien toestand, van rijk arm geworden. De tijd van vroeger keert niet meer terug. Zooals gij Hem verloren hebt vindt gij Hem niet weer. Gij hebt Hem verloren in den staat van vernedering en zult Hem vinden in den staat van verhooging, Maria ervoer dit en gij zult het óok ervaren. Doch dit is u onder het weenend zoeken van den verloren Christus tot troost: Hij is bij u. Maria en de Emmaüsgangers verstonden dat later. Gij zult dat op 's Heeren tijd ondervinden, telkens bij vernieuwing als gij later weer door gemis tot weenend zoeken gedreven wordt. En eenmaal zult ge, zonder gemis, eeuwig bij den Heere zijn, dan, als het groote Opstandingsfeest is geweest, als alle graven, ook uw graf, zullen ledig zijn..

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's