Ned. Herv. Jongelingsbond
Over de Zending.
In Gallië of Frankrijk vestigden zich in de 5de eeuw de Bourgondiërs. Begrensd door de "West-Gothen, die, evenals de Oost-Gothen, het Christendom hadden aangenomen. Onder koning Sigismund zijn zij tot de rechtzinnige leer der Nicaesche belijdenis overgegaan (5l7)
De Franken hebben in koning Clodwich of Clovis den eersten Christenkoning gehad.
Deze Clodwich was een heiden maar zijn vrouw Klothilde, een Bourgondische prinses, was een Christin. Klothilde, ijverig Katholiek als zij was, trachtte haar echtgenoot voor het Christendom te winnen en het gelukte haar haren eerstgeboren zoon gedoopt te krijgen. Doch toen dat kind stierf, wat de koning toeschreef aan de gevolgen van den doop, vermeerderde bij hem de genegenheid voor het Christendom niet.
Die onverschilligheid week bij gelegenheid van een veldslag tegen de Allemannen.
Door zijn neef Siegbert te hulp geroepen zijnde, wapende hij zich aanstonds en de legers kwamen in 496 slagvaardig tegenover elkaar te staan. In den beginne was de kans aan de zijde der Allemannen. Doch nu wierp Clodwich zich op de knieën en bad tot den God der Christenen: „help mij, Jezus Christus, dien men God noemt, want mijne goden verlaten mij, zoo Gij mij bijstaat, zal ik in U gelooven."
Bij het hernieuwen van den strijd keerde de kans. De Allemannen werden op de vlucht geslagen. Van het slagveld teruggekeerd, ontbood de koning Remigius, bisschop van Rheims, die hem nu nader in den Christelijken godsdienst onderrichtte en hem nog op het Kerstfeest van hetzelfde jaar doopte.
Volgens de geschiedenis waren voor die gelegenheid de straten der stad versierd en trok de koning, gevolgd door 3000 edelen naar de St. Martijnskerk, waar de plechtigheid plaats zou hebben. Voor het doopvont gekomen, zeide de bisschop tot hem: Buig nu, trotsche Sigamber uwen nek; bid aan, wat ge vroeger verbrand hebt; verbrand wat gij vroeger hebt aangebeden."
Hierop deed hij belijdenis des geloofs en werd gedoopt.
Het vervolg van de geschiedenis bewijst, dat het Clovis met het Christendom nooit ernst is geweest.
Zijn overgang tot het Christendom heeft groote overeenkomst met die van Constantijn den Grooten.
Het is hier de plaats niet om stil te staan bij. de voor-en nadeelen aan een zoodanige toetreding tot het Christendom verbonden; alleen willen we opmerken, dat daardoor geheele, volken onder de beademing van het Evangelie kwamen.
Kort nadat Clovis den doop ontvangen had volgden meer dan 3000 zijner krijgsknechten dit voorbeeld.
De bisschop van Rome gaf Clovis den titel, van „Allerchristelijkste koning", daar Clovis veel voor het Christendom deed en hij niet Ariaansch gezind was, zooals de andere Germaansche vorsten waren.
De algemeene verbreiding van het Christendom in Gallië is echter niet aan de Frankische, maar aan de lersche zendelingen te danken.
Voor wij dit tijdperk sluiten, moeten wij ons oog laten gaan, over en onze aandacht nog even wijden aan Oostenrijk en Beieren.
Daar werkte in de laatste helft van de 5de eeuw aan de oevers van den Donau, het tegenwoordige Oostenrijk en Beieren, Severinus als zendeling. Van zijn afkomst en vaderland weten we niets. Zijn spraak deed vermoeden, dat hij een Noord-Africaner was.
Terwijl de Hunnen in 453, onder aanvoering van hun koning Attilla, te vuur en te zwaard het land doortrokken, stond Severinus de verjaagden en beroofden als helper bij. En niettegenstaande hij uit een warmer luchtstreek kwam, trok hij, terwijl alles met ijs en sneeuw bedekt was, barrevoets van hut tot hut, om den nooddruftigen hulp te verleenen. Aan geheele scharen van gevangenen, die in slavernij waren weggevoerd, hergaf hij op zijne tochten dé vrijheid, en zond hun levensmiddelen en kleedingstukken toe, die hem door den invloed van zijn voorbeeld en van zijn strafredenen mildelijk toestroomden.
Hierdoor won hij de achting zoowel van de Germanen als van de Romeinen.
Eens had een roofzuchtige bende de omstreken van een stad verwoest en vee en have, meegevoerd. Allen kwamen nu bij Severinus om hulp. En zoo bekend waren zijne vele treffende gebedsverhooringen, dat de Romeinsche bevelhebber der stad verklaarde met zijn klein hoopje volk de roevers te durven achterhalen en hun den buit té ontrukken, zoo Severinus maar medeging om voor hen te bidden. Deze beloofde mede te zullen gaan onder voorwaarde, dat hij de gevangenen ongedeerd tot hem zou brengen.
Het geloof van den bevelhebber werd niet beschaamd. Hij kreeg de roovers in zijn macht, die hij nu geboeid voor Severinus bracht.
Deze ontsloeg hen nu van de boeien en gaf hun eten en drinken. Toen zij allen verzadigd waren, verkondigde hij hun het Evangelie en zond hen naar huis met de woorden : Ga heen, en kom hier niet weer plunderen, opdat God u niet erger bezoeke".
Zulk een edele daad kon niet ongezegend blijven voor de bevolking.
Alle kerkelijke waardigheden wees hij van de hand, om onder de verdrukten te kunnen blijven werken. Na 20—30 jaar alzoo gewerkt te hebben, stierf hij in 482.
Van de vele leerlingen, die in denzelfden geest hebben voortgearbeid, noemen we Goar; hij werkte in de streken, waar thans de stad Goar ligt, die naar hem alzoo genoemd is geworden.
Wat de eilanden in de Middellandsche Zee in dezen zelfden tijd betreft, valt op te merken, dat Sicilië, Sardinië en de Balearische eilanden voor een groot gedeelte bevolkt waren met Joden, die daar van den handel leefden.
De eerste Evangeliepredikers zijn waarschijnlijk, behalve Christelijke kooplieden, bekeerde Joden geweest. In de 3de eeuw waren daar reeds Christelijke gemeenten.
In het begin der 5e eeuw woonde op het eiland Minorka de bisschop Severus, die zich veel op de bekeering der Joden toelegde. In 419 noodigde hij de Joden van dat eiland tot een godsdienstgesprek uit.
Dit lukte evenwel niet, want toen de Christenen met hun bisschop in de Synagoge kwamen, omdat de Joden niet in de Christelijke Kerk wilden komen — begroetten de Joden hen met een hagelbui van steenen. De Christenen betaalden helaas met gelijke munt terug en staken' de Joodsche Synagoge in brand.
Uit vrees voor vervolging en beangst hun goederen te zullen verliezen meldden zich enkele Joden aan om in de Christelijke Kerk te worden opgenomen. Onder deze ook Theodorus een rijke en aanzienlijke Jood, Waarop meerderen nog volgden.
Het gerucht hiervan verbreidde zich weldra ook elders En vele bisschoppen waren zoo dwaas hetzelfde middel te beproeven, door ook de Synagogen in brand te steken.
Inplaats van bekeering had het verbittering der Joden tengevolge.
Toen dit brandstichten zich herhaalde heeft de Keizer daartegen een verbod uitgevaardigd. Toen was deze manier van bekeering uit! .
Einde van de Oude Geschiedenis.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's