Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikanten-nood.

Van alles is er zoowat overvloed. Als er een of andere betrekking open komt regent het sollicitatie-brieven en staat de bel niet stil van de solliciteerende-bezoeken-afleggers.

Maar in de predikantenwereld is het geheel anders.

Er is bepaald gebrek aan predikanten en candidaten van gereformeerde richting. Wat een getob voor een vacante gemeente, die prijs stelt op een gereformeerde prediking om een naam van een predikant te krijgen, wien ze eens kunnen gaan „hooren."

En wat een teleurstelling als ze zoo iemand dan beroepen hebben!

Zestien, zeventien maal een ... bedankje.

En dat in gemeenten, waar men den beroepen predikant veel belangstelling toont en waar men ook gelukkig een goed en mooi huis - een mooi en goed tractement kan aanbieden.

En als er een candidaat in 't schot komt! Wat een concurrentie! En wat een massa bedankjes. 't Is om moedeloos te worden! Men weet op 't laatst geen raad meer.

Jammer dat er niet een 25-tal candidaten zijn te noemen, waarvan men met vrijmoedigheid kan getuigen; dat zijn jonge mannen, die het openbaren lust te hebben in de dingen van Gods Koninkrijk, gebonden aan onze aloude gereformeerde belijdenis.

Neen, wij weten het wel, dat hierin door menschen niet voorzien kan worden. Dat is onze bedoeling ook niet.

Maar we willen het toch nog eens onder de aandacht brengen, dat er in onze Ned. Herv. Kerk gebrek is aan predikanten van gereformeerde richting. Er komen méér gemeenten die er om vragen.

En er zijn géén mannen genoeg die de roepstemmen van die gemeenten kunnen opvolgen.

Laat het in het midden van onze Herv. Kerk een zaak des gebeds mogen worden: „Heere stoot meerdere dienstknechten uit in Uwen wijngaard, vervuld met een oprecht begeeren om naar Uw Woord te spreken en te handelen en geef daartoe in het harte van menig jongmensch begeerte om voor predikant te gaan studeeren."

Dat zou heerlijk zijn. Want de Heere houdt alles in Zijn hand. En als Hij, die maar te spreken heeft en het is er, nu eens in den gebede mocht worden aangeloopen, dan is er, op grond van Zijn beloften, nog véél te verwachten.

Hij heeft toch gezegd: Ik zal het vervullen. Hij heeft toch beloofd: Ik zal u leeraars zenden.

Daarom, o! dat de Heere ze eens zenden mocht!

En als wij dan die jonge menschen eens te hulp konden komen bij hun studiën? Als we hen dan eens tot een hand en voet konden worden?

Als we dan bij de groote financiëele zorgen van menig ouderen paar, die hun zoon zoo bezwaarlijk kunnen laten studeeren eens financieel hulp konden gaan bieden, b.v. door een Studiefonds te stichten, zou dat niet goed zijn ?

En als we dan door ons Leerstoelfonds die jonge mannen, bij hun studie eens geestelijk steunen konden, door hen een Hooglèeraar te geven, die hen tot onderwijzer en raadsman dienen kon, zou dat niet kostelijk wezen, ondfer beding van Gods genade en zegen ?

O, zeker! wij weten het wel, dat niet een mensch, maar de Heere in deze doen kan, wat er te doen is.

Zijn Geest is de beste Raadsman. Zijn hulp is de beste steun. En aan Zijne genade hebben we genoeg.

Ja — genoeg ! 't Staat zoo heerlijk in Gods Woord. „Mijne genade is u genoeg". En dat genoeg is zoo groot, zoo wonder groot.

Maar in die genade wil de Heere juist openbaren, dat hij geld en menschen ons ter beschikking wil geven, als zijnde de God der middelen.

Dat is Zijn barmhartigheid, dat wanneer Hij ons genadig is. Hij geld weet te geven. En ook in den middelijken weg menschen beschikt tot hulp en raad.

En daarom zouden we zoo gaarne zien, dat het een voorwerp van gebed mocht worden : Heere, stoot eens mannen uit in Uwen wijngaard, vervuld met de vreeze van Uwen Naam en laat eens een stem des herauts in Uwe Kerk rondgaan, roepende: ruim de steenen weg, maak een eflfen pad, opdat de voet dezer mannen zich niet stoote in de jaren der voorbereiding en opdat de zorg hen niet verteere.

O, als het een zaak des gebeds mag worden is de Heere zoo rijk in weldadigheid.

En de liefde is rijk in het vinden van alles wat mede dienen kan om hulpe te biên.

Er is nood. Groote nood.

Dat velen dan deze dingen eens ernstig overleggen mogen.

En dat we spoedig van den Heere ontvangen mogen een Studiefonds, waaruit jonge mannen van gereformeerde belijdenis jaarlijks, terwijl ze student zijn, financiëelen steun kunnen ontvangen. Terwijl ons Leerstoelfonds, dat we reeds mogen bezitten, hoe langs hoe meer de liefde van ons allen ondervinde!

Als we eens zien, wat men in endere kringen (b.v. in de Christelijk Gereformeerde Gemeenten) voor de studenten in de theologie en hun opleiding doet, moet het ons tot beschaming worden, dat wij nog zoo weinig gedaan hebben.

Is er dan geen liefde tot de Waarheid onder ons? Is het geen zaak des gebeds bij ons? Verachten' wij dan den weg der middelen ? Is er geen overleg en samenwerking?

Laten we dan elkander op den ernst van deze dingen nog eens mogen wijzen en de Heere binde het ons allen op het harte!

„De zilveren koorde."

IL

„De zilveren koorde heeft een geschiedenis, waarin duidelijk uitkomt, dat de Overheid zoo gemakkelijk kan doen, wat zij niet mag doen. Dat zij zoo gaarne de hand legt op een terrein, waar zij de handen thuis moet houden.

En vooral als zij op kerkelijk, terrein dingen doet die niet tot haar taak behooren, wordt dit zoo hoogst gevaarlijk en kan dit aanleiding geven tot allerlei treurige gevolgen.

De Kerk moet vrij zijn en blijven, zooals de Heere haar de vrijheid wil schenken onder de souvereine macht van Sions Koning, om te wandelen in den weg van des Heeren Woord.

Een Gereformeerde Kerk is een vrije Kerk. 't Een ligt in het ander opgesloten.

Want Gereformeerd wil zeggen: ingericht naar Gods Woord, zonder te vragen naar eenig ander ding.

Van „onder curateele gesteld worden" willen we dan ook niets weten. Dan is het geen gereformeerde Kerk meer, die zich naar haar aard kan ontwikkelen.

En daarom kan 't geen de Overheid in den Hervormingstijd gedaan heeft op financieel terrein, noch 't geen de Koning in 1816 op kerkrechterlijk terrein deed, onze goedkeuring wegdragen.

En wat de fiaantiën betreft èn wat de inrichting der Kerk aangaat, heeft de Overheid onze Hervormde (Gereformeerde) Kerk niet vrij gelaten, en.dat heeft allertreurigste gevolgen gehad.

Wat het eerste betreft, een enkel woord.

De Overheid heeft in de dagen na de Hervorming, toen in ons Vaderland de Gereformeerde Kerk de plaats had ingenomen van de Roomsche Kerk, de bezittingen van kloosters, abdijen, kapittels enz., alsook de goederen, strekkende tot bestrijding der kosten of tot uitoefening van den eeredienst weggenomen van de oude Staatskerk (de Roomsche) en de bestemming dier goederen voortaan verbonden aan de nieuwe Staatskerk (de Gereformeerde).

Maar de Staten der Provinciën die in hoedanigheid van Souverein in hun gewest optraden, hebben er voor gezorgd, dat noch de Staat, noch de Kerk eigenaar dier Kapitalen en goederen werd. En terwijl de pastoriegoederen op menige plaats onder beheer en administratie van een geestelijk kantoor gesteld werden, waar men dan de inkomsten aan de rechthebbenden uitkeerde, nam de Overheid zelf de kerkelijke goederen in handen om deze te verzorgen, daaruit dan betalingen doende aan de Kerk voor tractementen, onkosten van kerkelijke samenkomsten enz. enz.

Nu vragen we: wat recht heeft de Overheid, om als toeziende Voogd op te treden over de Kerk van Christus en haar bezittingen geheel onder controle en administratie te nemen, niet uitbetalende dan onder 10 of 100 voorwaarden die de Kerk op haar vrijheid te staan kwamen?

De rechthebbenden moeten toch de goederen en bezittingen hebben ?

En alleen de inkomsten te geven, onder bezwaar van allerlei krenkende bepalingen is toch onrecht doen aan de Kerk des Heeren?

Maar— de Overheid wilde zelf zoo gaarne de teugels in handen houden.

Wat de Kerk op het verlies van haar-vrijheid kwam te staan. En watóok tengevolge heeft gehad, dat de Overheid herhaaldemalen met die kerkelijke goederen in de grootste moeilijkheden is geraakt, waarbij zij niet zelden tot de onrechtvaardigste voornemens èn besluiten is gekomen.

Indien b.v. de artikelen bij de Staatsregeling van 1798 eens uitgevoerd waren ger worden (in welke dagen in Brabant een aantal Kerken weer in Roomsche handen zijn gekomen) wie weet wat dan op 't oogenblik de toestand op financieel gebied voor de Hervormde Kerk zou zijn geweest!

Met éene handbeweging maakte men van de pastorie-goederen, die door de geestelijke kantoren werden beheerd, „een Fonds voor de Nationale Opvoeding en ter verzorging der Behoeftigen".

En met éene handbeweging werd het in 1801 weer veranderd, door de bepaling: „ieder kerkgenootschap blijft onherroepelijk in het bezit van hetgeen met den aanvang dezer Eeuw door hetzelve wierd bezeten".

En als dan 1808 in het land is, wordt op den. bekenden 2den Augustus maar even bepaald, dat alle betalingen aan geestelijken van verschillende gezindheden in 't vervolg uit de schatkist zouden plaats hebben, waarvoor, in ruil, de kerkelijke goederen en fondsen in de schatkist zouden worden overgebracht.

De Ned. Herv. predikanten zouden door deze regeling geen nadeel lijden, maar b.v. de kosters, die vroeger uit verschillende fondsen betaald moesten worden, kregen niets ' meer en kwamen voor rekening van de Kerk zelve, terwijl de Staat, behalve aan de Ned. Herv. predikanten ook aan leeraars van andere, tot dusver niet gesubsidieerde kerkgenootschappen toelagen geven zou „naar mate de staat van de publieke schatkist zulks zou toelaten".

Nu ging dus alles draaien om de publieke schatkist.

Geen kerkelijke goederen meer.

Die zijn in de schatkist verdwenen.

En de Overheid staande bij de 'publieke schatkist, om Hervormden en Roomschen en Lutherschen enz. enz. te subsidieeren, deed b v, met de kerkgebouwen ea de daarbij behoorende kerke goederen maar weer naar eigen goedvinden.

In art. 9 van het Decreet van 2 Aug. 1808 werd bepaald „dat men zou overgaan tot het maken van schikkingen, die het meest overeenkwamen met de gesteldheid der godsdienstige gezindheden in elke stad of plaats". Tengevolge waarvan weer eenige kerken aan de Roomschen werden afgestaan.

De toestand door het Decreet van 1808 ontstaan is een blijvende geworden.

Niet, zooals in 1798 werd bepaald, is de financiëele betrekking tusschen Staat en Kerk afgebroken.

Maar alle betalingen geschieden nu uit de schatkist.

In de Grondwet van 1814 werden uit 's Lands kas aan de Ned. Herv. Kerk alle toelagen gewaarborgd, die zij voormaals had .genoten en aan de andere gezindten werden die toelagen toegekend, welke haar laatstelijk waren geschonken.

Doch dat „voormaals" was in betrekking tot de geschiedenis met de kerkelijke goederen niet heel duidelijk — en daarom zette men in 1815 de redactie die nu nog bestaat (art; 171) „de tractementen, pensioenen, en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelven leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd."

Alles is dus in „de pubheke schatkist" verdwenen en moet uit „de publieke schatkist" te voorschijn komen.

En dus éen bepaling waardoor die publieke schatkist voor de verschillende kerkgenootschappen gesloten wordt en de kerk krijgt niets !

Want de kerk heeft niets meer. De kerkelijke goederen zijn weg.

't Is door de publieke schatkist verslonden. Wat voor 't oogenblik in de practijk voor de kerk nog niet tot schade is.

Maar wat in de toekomst van het grootste gevaar is, dat de toeziende Voogd het geld en de bezitting van zijn pupil op zijn eigen, naam heeft laten oversctirijven en de pupil dus op een goeden dag naakt aan den dijk kan laten staan!

Zóóver is de Kerk gekomen op financieel gebied door de ongeoorloofde Overheids-bemoeiing!

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's