Financiën.
Lezer, het is heden Oudejaarsavond. De laatste avond van het jaar. Wat? Vandaag? Ge zijt toch niet van plan nu al nieuwjaar te gaan wenschen? Gij behoort toch niet tot die soort van werklieden, die 5 of 6 weken vóór 1 Januari u in proza of poëzie hun wenschen aanbieden, uit vrees van te laat te komen ? Neen, lezer, daar behoor ik niet bij en het is toch Oudejaar.
Ik verzoek u het blad dezer courant om te slaan en dan eens op de eerste pagina bovenaan in het hoekje op het nummer te zien. No. 52. Het laatste nummer van den tweeden jaargang. Voor onze courant dus het oudejaarsnummer. Oudejaarsgedachten zijn altijd treurig. In mineur. Ik heb het oudejaar wel eens afgebeeld gezien als een zeer oude man met lange grijze haren. Een afgeleefde grijsaard, die met gebogen houding, leunende op zijn staf, over den weg strompelt, met moeite zijn moe en afgesloofd lichaam op de been houdende, ieder-oogenblik geneigd er bij neer te vallen. Een treurig beeld. Het trekt mij niets aan.
Het is best mogelijk dat het van toepassing is op het oudejaar dat wij op 31 Dec. hopen te vieren, maar op ons couranten-oudejaar toch zeker niet. Neen, integendeel, met blijdschap denk ik aan het verdwenen tweede jaar van onze courant en daar is dunkt mij, alle reden voor. Het aantal dergenen, die wekelijks onze courant ontvangen, is ongeveer dubbel zoo groot als bij den eersten jaargang, en ik geloof dat onze „Waarheidsvriend" bij velen een huisvriend is geworden, en zulk een, dien ge steeds gaarne ziet binnenkomen.
Ook als penningmeester denk ik met genoegen aan den verdwenen tweeden jaargang als ik naga hoeveel gaven ik in een jaar tijds mocht verantwoorden. Maar misschien heb ik u wei verveeld als ik iedere week kwam vragen om geld of met mijn busjes liep te leuren. Doch dat geloof ik niet, want dan zoudt gij mij door uw giften niet zelf de stof gegeven hebben om met lust met mijn werk door te gaan. Het is in dezen tweeden jaargang toch niet één keer gebeurd dat ik niets had te verantwoorden, al was tweemaal de verantwoorder absent.
Hoeveel denkt ge wel dat ik in dezen tweeden jaargang heb verantwoord ? Gij weet het zeker niet? Nu, ik ook niet. Dat tel ik eerst op aan het einde van het boekjaar bij de jaarvergadering. Als u soms nog geen lid zijt, word het dan voor dien tijd, dan kunt ge het daar hooren.
Veel abonnees heeft „De Waarheidsvriend", veel meer dan bij de oprichting kon verwacht worden, maar nog niet de helft van wat het kon zijn. Ik hoop dan ook dat in de eerste plaats alle abonnees blijven. Dat belooft gij mij toch, niet waar? want gij weet dat de winst voor het Leerstoelfonds is. Maar dit is niet genoeg. Gij hebt nog wel een vriend of een buurman, die nog geen lezer is. Dien wilt gij misschien wel eens vragen het te worden. Belooft gij mij dat ook? Weet toch, hoe meer lezers, hoe meer vrienden van het Leerstoelfonds. Hoe zöu men weten van zulk een fonds als men „De Waarheidsvriend" niet leest! Er is geen enkel ander blad dat er over schrijft. Uitbreiding van het aantal lezers is dus uitbreiding van de bijdragen aan het Leerstoelfonds.
Over de winst, ja, daar zou ik nog wel iets over willen schrijven, maar daar zou ik te veel ruimte voor noodig hebben, dat bewaar ik dus voor een anderen keer. In ieder geval: wij houden ons aan de afspraak dat u uw best doet er abonnees bij te krijgen.
En nu de ontvangsten van deze week. Ja, lezer, men heeft mij wel eens toegevoegd: gij zijt een buitengewoon gelukkige penningmeester; gij krijgt altijd uw zin. Ik kon dat nu juist wel niet precies beamen. Maar ik dacht toch aan dat woord toen ik deze week een jaarlijksche bijdrage ontving van den heer H.. A. v. d. V. uit Den Haag van f5 tot wederopzeggens toe. Juist het bedrag waarom ik had gevraagd als een rempiacant voor de teruggezonden kwitantie van f 5, waarvan ik schreef, dat ik ze niet missen kon. Ik vind dat wel zeer eigenaardig, maar ik schrijf het daarom nog niet toe aan mijn geluk als penningmeester. Veel minder daaraan dat ik altijd mijn zin krijg, want dan zou ik bevreesd zijn, hoe oud ik al ben, verwend te worden. Neen, dan ben ik het beter eens met Ds. Gunning, die mij de laatste (u begrijpt wel hoe ik dit woord bedoel) honderd gulden zond en mij schreef: Het is wel blijkbaar dat er een zegen in dat werk ligt. Dat de Heere er in is. Dat is heel wat grooter als dat ik mijn zin krijg. Dat zijt gij toch wel met mij eens, niet waar?
Van heinde en ver komen de giften. Nu weer f 1 van A. J. te Woudrichem. Ik kan mij niet herinneren uit deze plaats iets ontvangen te hebben. Mogen er dan nog vele volgen op deze eerstelinge.
Wacht even. Daar komt de voorzitter binnen. Wat zal dat zijn?
Penningmeester, ik breng u een collecte uit Schoonhoven, waar ik Vrijdagavond heb gesproken voor den Bond. Aan de deur is een collecte gehouden voor het Leerstoelfonds, die f 9.51 opgebracht heeft. Dat was nog een ongedachte opbrengst, want men had gecollecteerd voor de onkosten; maar op het eind vond de voorzitter dat het toch niet aanging om Ds. van Grieken naar Delft te laten gaan zonder iets voor het Leerstoelfonds, want ge weet, zei hij, daar woont ook de penningmeester, en die rekent er natuurlijk op dat de domine wat voor hem medebrengt.
Hartelijk dank. De afdeeling Schoonhoven schijnt mij te kennen, maar ik ken ook de afdeeiing en weet dat daar hartelijk belangstellende vrienden wonen. Ik herinner mij nog dal het vooral de afgevaardigden'uit Schoonhoven waren, die voor 2 jaar ter jaarvergadering krachtig aandrongen op het oprichten van een eigen orgaan. Het zal dan ook ongetwijfeld voor deze afdeeling wel aangenaam zijn, dat wij onder zulke gelukkige omstandigheden oudejaar mogen vieren. Ten slotte nog een bericht uit Hoogeveen. Een postwissel van f 6, dat nu ook het laatste bedrag is dat in dezen jaargang door mij wordt verantwoord. En gij zult het mij toestemmen : het is een zeer goed bericht. Zes nieuwe jaarlijksche bijdragen van f 1 voor den Leerstoel bijeengebracht door onzen verzamelaar K. Bruinsting.
Is dat niet een goed slot? Het herinnert mij tevens aan den arbeid van velen onzer verzamelaars, die hebbén medegewerkt aan het schoone doel dat wij beoogen en aan de vruchten die zij aanvankelijk op hun arbeid hebben mogen oogsten. Maar ik hoop ook, dat velen zich hierdoor mogen herinneren dat zij ook verzamelaar zijn en dat allen, die met ons begeeren dat de Waarheid meer en meer van de kansels van onze oude, wel diep gezonken maar door den Heere nog niet verlaten Kerk, worde verkondigd, zich aangegord mogen gevoelen met ons mede te gaan en het pad te bewandelen, dat de Heere ons nog in den weg van een op te richten bijzonderen leerstoel heeft getoond.
Delft, De Penningmeester,
Brab. Turfmarkt 20.
J.C.Fliehe
Correspondentie. Bericht uit Montfoört en Zegveld volgende week.
Oude postz., Capsules, Zilverpapier.
Deze week ontving ik van den heer H. te Dordrecht een mooie verzameling capsules en zilverpapier, benevens 4100 binnenl. en 325 buitenl. postzegels. Van Zr. O. V. te Scheveningen f 1 en van den heer C. de Br. te 's Gravenhage een partij postzegels, capsules en zilverpapier.
Met hartelijken dank en aanbeveling,
Mej. H. H. VERBEEK,
Kanaalweg 14, Scheveningen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1911
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's