Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontwakend Indië en het onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontwakend Indië en het onderwijs.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In theorie zijn alle christenen, die de zending voorstaan en bevorderen, het er volkomen over eens, dat elk volk in zijn geheel, zoowel in hoogere als lagere kringen, opgewekt moet worden om voor Christus te leeren buigen.

Maar met de verschillende toestanden op het zendingsterrein moet gerekend worden of men zich allereerst zal richten tot »de hoogere standen» of meer bizonder tot »het volk»; of men «van boven af« dan wel »van onderen op« zal arbeiden.

In onzen Indischen Archipel worden beide bovengenoemde methodes toegepast. En wel zóo, dat in de Buitenbezittingen meer gewerkt wordt »van boven af«, terwijl op Java de zendingsarbeid meer »van onder op« gaat.

Dat ligt in den aard der zaak.

Op de Buitenbezittingen is een gansch andere verhouding tusschen de vorsten en het gewone volk dan op Java.

Op de Buitenbezittingen beschikken de vorsten als 't ware nog over het leven van hun onderdanen. 't Volk voelt zich als slaven en staat op den laagsten trap van ontwikkeling. De vorsten daarentegen zijn tamelijk ontwikkeld en zijn vrij om te doen en te laten wat ze willen.

Slaagt de zending er nu in om den vorst te winnen voor het Christendom, dan staat héél het volk open voor zijn bearbeiding naar het Woord. Doch om met het onontwikkelde volk iets te beginnen, zonder instemming van den vorst is onmogelijk, ook al door de inderdaad bestaande slavernij van het volk.

Op Java is de toestand evenwel wat anders. Op dit betrekkelijk kleine maar zoo dicht bevolkte eiland (30 millioen bewoners) is de macht van de grooten - voor een deel gebroken en heeft het volk een zekeren trap van ontwikkeling en onafhankelijkheid bereikt.

Daarom is de Evangelieprediking, rechtstreeks tot het volk gericht, volstrekt niet onmogelijk. En men ziet dan ook op Java, dat er uit de lagere kringen gewonnen worden voor het Evangelie en zich tot gemeenten hebben gevormd, hoewel de hoogere standen nog steeds van verre blijven staan.

Wat zou het van onschatbare waarde zijn, wanneer die vorsten en prinsen, die regeerders en aanzienlijken eens te winnen waren voor Gods koninkrijk! Want het overwicht van den meerdere over den mindere is ook op Java zoo zeer groot.

Die hoogere standen zijn van een gansch ander ras dan de Javaansche bevolking. Zij zijn nakomelingen van de Hindoes, die uit Voor-Indië zijn overgekomen en de oorspronkelijke Javaansche bevolking toen voor goed aan zich onderworpen hebben.

Tot het Indo-Germaansche ras behooren de hoogere standen. Aan óns dus nog verwant. Zij zijn de personen, door wie het Ned. Ind. Gouvernement den Javaan regeert.

Voor het practische leven is de stelregel van deze vorsten en regeerders: laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij.

Veelwijverij, spelen en drinken komt veel voor. Hun godsdienst is de Mahomedaansche, vermengd met allerlei animistisch bijgeloof en Hindoe-afgoderij.

In de uitoefening van hun ambt gaan zij dikwijls willekeurig te werk en vaak maken zij misbruik van van hun gezag.

Het laat zich verstaan, dat het voor de zending moeilijk is onder deze klasse van Javanen ingang te vinden.

Wanneer de zendeling met hen spreekt over de dingen van het Koninkrijk Gods stuit dit altijd af op dezelfde bezwaren.

Vooreerst hebben zij geen lust hun zondig leven te laten varen en in de tweede plaats vreezen zij door overgang tot het Christendom hun ambt te verliezen — bang zijnde, niet zoozeer voor het Gouvernement als wel voor de hoogere inlandsche ambtenaren.

Hoe, zoo is daarom de vraag, die zich telkens weer herhaalt, kan deze hoogere wereld der regeerders, wier overgang tot het Christendom van zoveel beteekenis zou zijn voor de kerstening van Java, in nadere aanraking gebracht worden met de christelijke levensbeschouwing.

De zendeling kan en moet hen bezoeken, om met hen te spreken over 't Evangelie.

Bizonder moeilijk is dit niet. want in den regel zal men vriendelijk worden ontvangen.

Ook kan de medische zending hier veel goeds verrichten.

Doch in beide gevallen is de aanraking gewoonlijk te vluchtig. En slechts hoogst zelden komt het voor, dat op die wijze een vorstelijk gezin geregeld en stelselmatig kan bearbeid worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Het ontwakend Indië en het onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's