Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 8a. Achtervolgende deze waarheid en dit Woord Gods gelooven wij in een eenigen God, die een eenig Wezen is, in hetwelk zijn drie Personen, inderdaad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden naar hunne onmededeelbare eigenschappen, namelijk de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. De Vader is de oorzaak, oorsprong en het begin aller dingen, zoowel zienlijke als onzienlijke. De Zoon is het Woord, de Wijsheid en het beeld des Vaders. De Heilige Geest de eeuwige Kracht en Mogendheid, uitgaande van den Vader en den Zoon.

XXXV.

Uit het Woord Gods, waaraan onze Belijdenis niet minder dan 5 artikelen heeft gewijd, leeren wij God kennen, kunnen wij althans iets van den Heere te weten komen. De Heere is dus niet wat de mensch aangaande God denkt; de Heere is niet wat het schepsel zich in peinzend mijmeren of in gevoelswiegeling aangaande God voorstelt. Neen, alleen de Heere Zelf kan ons leeren wie Hij is. Denk maar aan het Schriftwoord dat de mond der Waarheid zelf eenmaal sprak: „Wie van de menschen weet hetgeen des menschen is dan de geest des menschen' die in hem is ? Alzoo weet ook niemand hetgeen Gods is, dan de Geest Gods." De Geest, die uit God is, geeft ons dus door middel van Gods Woord eenige kennis aangaande den Heere. Eenige kennis! Ondenkbaar immers is het dat wij alles van God zouden verstaan. Onzinnig is het te mennen dat wij een Godsbegrip zouden kunnen hebben. Wie dat denkt, mag wel met nadruk herinnerd aan het: „God is groot en wij begrijpen Hem niet." Maar hebben we geen Godsbegrip, Godskennis hebben we wel, althans in zooverre als de Heere ons in Zijn Woord die kennis gegeven heeft. En dan is dat zeker almee het voornaamste van wat de Heere in Zijn Woord aangaande Zichzelf geopenbaard heeft, dat Hij is een eenig Wezen, in hetwelk drie Personen inderdaad en in waarheid en van eeuwigheid onderscheiden zijn. God is een eenig God. Hoor Israel, zegt Mozes in Deut. 6, de Heere onze God is een eenig Heere. Ook de apostel Paulus heeft er in zijn brief de gemeente van Corinthe aan herinnerd, dat er „geen andere God is dan één" en straks verder: „nochtans hebben wij maar éénen God." Deze leer sluit dus iedere gedachte uit alsof de wijsheid van Gods Wezen tevens een veelheid zou zijn. Het polytheïsme, de leer van het veelgodendom, die in de heidenwereld gehuldigd wordt, ligt door het Woord des Heeren ten eenenmale geoordeeld en moet dus door ons met alle beslistheid verworpen worden. En niet minder dan het polytheïsme, is ook het pantheïsme met deze eenheid van Gods Wezen in strijd. Het pantheïsme is de leer van het algodendom, die in haar verschillende vormen en schakeèringen de grens tusschen Schepper en schepsel uitwischt en deze beide ineen laat vloeien. Dit algodendom, dat oorspronkelijk door de heidensche wijsgeeren werd voorgestaan, vindt vooral in onze tegenwoordige dagen ook zijn aanhangers in vele z.g.n. Christelijke kringen en heeft onder Christelijke vlag zelfs in de Kerk des Heeren zijn intrede gedaan. Daarom hebben wij met dien pantheïstischen geest, die allerwege rondwaart, zeer voorzichtig te zijn en hebben we steeds te bedenken dat alles wat naar pantheïsme zweemt, in strijd is met de eenheid Gods, die in artikel 8 onzer Belijdenis gehandhaafd wordt.

Maar is eenerzijds Gods volheid geen veelheid ; mogen we dus eenerzijds Gods drievuldigheid zelfs niet als drieheid beschouwen, anderzijds is het ook waar dat Gods eenheid geen eenzaamheid is.

Staan wij dus eenerzijds tegenover alle pantheïstische ideeën, volgens welke alles in den Heere met Zijn schepsel in gemeenschap zou staan, ja volgens welke God eigenlijk niet zonder Zijne schepping denkbaar zou zijn, anderzijds dienen alle z.g.n. deïstische gevoelens door ons bestreden te worden. Het deïsme toch is de leer, dat God zich gansch en al van de wereld heeft afgezonderd, dat de Heero met Zijn heilig Wezen gansch en al buiten Zijne schepselen ligt. Leert dus het pantheïsme de immanentie Gods, d. w. z. de inwoning van Gods Wezen in de schepping, het deïsme leert juist tegenovergesteld de transcendentie Gods, d. w. z. de verhevenheid van Gods Wezen boven de schepping. Tusschen die beiden in nu ligt de waarheid die de Kerk des Heeren in haar belijdenis van de Drieëenheid Gods heeft uitgesproken.

Eenerzijds toch wordt beleden dat God een eenig Wezen is; daarmede wordt geleerd dat de Heere zelfgenoegzaam is; dat Hij bestaat op Zichzelf en dat Hij als Schepper ver boven Zijne schepselen verheven is.

Maar anderzijds wordt ook beleden, dat in dat ééne Wezen drie Personen inderdaad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden zijn; daarmede wordt geleerd dat de Heere niet werkeloos is, dat Hij nooit werkeloos was, maar dat Hij van eeuwigheid, dus ook voordat Hij den hemel schiep en de aarde op hare grondvesten deed nederzinken, in Zichzelf en met Zichzelf is werkzaam geweest.

De drie Personen van het Goddelijk Wezen zijn dus inderdaad van eeuwigheid in dat Wezen geweest en zullen eveneens tot in eeuwigheid in dat Wezen bestaan. Het is dus niet zooals het wel eens wordt voorgesteld.door de geestelijke nakomelingen van Sabellius, op wien het volgende artikel ons wijzen zal dat n.l. de drie Personen slechts in schijn in het Goddelijk Wezen zouden bestaan; dat het slechts drie z.g.n. openbaringsvormen zijn, die voor ons bewustzijn wel bestaan, maar die toch in werkelijkheid in het Wezen Gods niet te vinden zijn.

Integendeel, van eeuwigheid af zijn daar drie zelfstandigheden, drie wijzen van bestaan in het eene goddelijk Wezen geweest. Aan ieder van die drie wordt in de Heilige Schrift persoonlijkheid, wil en macht toegekend. Zelfs zoo, dat zij niet wat de z.g.n. „uitgaande" daden, maar wel wat de z.g.n. „inblijvende" of „personeele" daden betreft van elkaar onderscheiden zijn.

Immers als de daden Gods uitgaan, dan zijn het altoos daden des Drieëenigen. Zeker, wel leeren wij dat het werk der schepping meer bijzonder aan den Vader, het werk der verlossing meer bijzonder aan den Zoon en het werk der heiligmaking meer bijzonder aan den Heiligen Geest mag toegekend worden. Maar toch altoos zóó, dat als de Vader schiep, de Zoon en de Heilige Geest daarbij niet werkeloos waren en als de Zoon. verlost, die verlossing toch niet buiten den Vader en den Heiligen Geest omgaat en als de Heilige Geest vernieuwt. Hij toch altoos gezonden wordt door den Vader, om toe te passen het werk van den Zoon.

Onloochenbaar is dan ook, dat de Schrift ons leert dat in de daden Gods naar buiten de drie Personen steeds vereenigd optreden.

Het onderscheid echter ligt juist in de z.g.n. inblijvende daden Gods. Wat de onmededeelbare eigenschappen betreft zijn Vader, „Zoon en Heilige Geest van elkaar onderscheiden. Het leven des Drieëenigen is onderscheiden in het Wezen Gods zelf. En dan ligt in de namen Vader en Zoon reeds dadelijk een veelbeteekenende aanwijzing.

De Vadernaam immers wijst ons op de bron van alle zijn, de oorsprong van alle doen. Evenals een aardsch vader eerder is dan zijn zoon, zoo is de hemelsche Vader, niet wat de tijdsorde betreft — want tijd bestaat voor den Eeuwige niet — maar wat de orde van bestaan betreft, de eerste, die, met eerbied gesproken, het initiatief tot alle werken in schepping en herschepping genomen heeft. Hij is dan ook de oorzaak, de oorsprong en het begin van alle dingen, zoowel van de dingen die zienlijk als van die onzienlijk zijn.

Met Hem als Vader in het allernauwste verband staat echter de Zoon. Hij is in orde van bestaan de tweede Persoon van het Goddelijk Wezen. Als Eerstgeborene, of wilt ge als Eengeborene des Vaders, staat Hij tot den Vader in een geheel eenige betrekking. Hij is dan ook door den Vader gegenereerd, d.w.z. Hij is voortgebracht uit de volheid van het eigen Wezen des Vaders. Behalve de Zoon wordt Hij ook genoemd de Logos of het Woord. We denken aanstonds aan Joh. 1:1: In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God." Dien naam van „het Woord" draagt de Zoon natuurlijk, omdat de Vader Zich in en door Hem uitspreekt en openbaart. Terwijl Hij in de derde plaats ook nog aangeduid wordt als het „Beeld Gods." Dat is natuurlijk, omdat Hij de uitstraling, de weerkaatsing van Gods heerlijkheid is. De apostel Paulus spreekt van het „afschijnsel van Gods heerlijkheid en het uitgedrukte beeld van Zijne zelfstandigheid."

De beide eerste Personen zijn echter nauw verbonden aan den derden Persoon in het Goddelijk Wezen, n.l. aan den Heiligen Geest, die hier voorgesteld wordt als de eeuwige Macht en Mogendheid, uitgaande van den Vader en den Zoon. Deze derde Persoon draagt daarom den naam van Geest, omdat Hij de Levensadem des Almachtigen is. Gelijk de adem des menschen tot zijn natuurlijk leven behoort, zoo behoort het bestaan des Geestes noodwendig tot het Wezen Gods. Ja, gelijk de adem van den mensch, schoon bestendig van hem uitgaande, toch ook, zoolang hij n.l. leeft, in hem' blijft, zoo blijft ook de Heilige Geest eeuwig in den Heere, niettegenstaande Hij toch van eeuwigheid van den Vader en den Zoon uitgaat.

Aan de persoonlijkheid des Heiligen Geestes wordt door onze Belijdenis een afzonderlijk artikel (artikel 11) gewijd. Hier wordt Hij genoemd de eeuwige Kracht en Mogendheid die van den Vader en den Zoon uitgaat en zulks natuurlijk omdat de Vader en de Zoon door Hem allen arbeid in natuur en genade verrichten; en bovenal omdat de genade van den Zoon en de liefde van den Vader nooit anders dan door de gemeenschap van den Heiligen Geest ons deel kan worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's