Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dordrecht.

Het Weekblad voor de Vrijzinnig Hervormden vindt het jammer, dat de 3 niet-bevestigde kerkeraadsleden te Dordrecht bedankt hebben voor hun benoeming tot ouderling en diaken.

Het Weekblad zegt:

«Deze manier van doen heeft tegen, dat men voor de volstrekt willekeurige handeling van Ds. Keiler uit den weg gaat, en een toestand schept van rechtsonzekerheid. De meening zal nu postvatten of blijven bestaan, dat iemand, om bevestigd te worden tot ouderling of diaken, bereid moet zijn de verklaring af te leggen, die de bevestigende predikant vari hem zal gelieven te vragen. En die méening is' onjuist.»

Met dit gevoelen van het Weekblad gaan wij mee. In zooverre, dat wij het ook wel degelijk beschouwen als een erkenning van hét recht van Ds. Keiler om het Formulier te mogen lezen, om' de vragen te mogen stellen en om te mogen eischen, dat die vragen bevestigend zullen worden beantwoord.

Niemand mag zeggen: gij moogt dat Formulier niet lezen én die vragen niet doen. Evenmin als bij dé bediening van den Doop.

Die dan in handen valt van de gereformeerden, die moet dan maar eens ervaren, dat de gereformeerden eigenlijk alleen recht hebben in de Ned. Herv. Kerk.

Met de kerkelijke belijdenis en de kerkelijke formulieren, in de hand.

Allen die daarvan in geest en hoofdzaak verschillen en dus als eerlijke menschen dan nooit „ja" kunnen antwoorden, die behooren ook niet in de Herv. Kerk.

En daarom zouden wij wel eens gewild hebben, dat de 3 kerkeraadsleden niet bedankt hadden, maar Ds. Keiler hadden aangeklaagd.

Dan hadden de Besturen in deze zaak, die kalm en waardig behandeld is door den bevestiger, op officieele wijze kunnen behandelen.

Blijkbaar hebben de moderne predikanten te Dordrecht dat nu niet aangedurfd.

Vandaar nu deze poppekast, om te bedan­ken en er dan op een slinksche manier toch in te komen.

We dachten dat eerlijke menschen altijd nog zeiden: ik wil er royaal in of ik blijf er buiten.

De Oude School.

Men hoort van veel nieuwe snufjes, op elk gebied. En héél veel van die nieuwigheden zijn niet tot een zegen, maar tot een vloek. De geest van Satan is vindingrijk.

Ook hierin: dat hij van een oude, beproefde zaak, die lang verborgen, eindelijk weer naar voren komt, in ieder oor weet te blazen: „niets waard! weg met die nieuwerwetsche dingen." Die leugengeest!

Zelfs is de duivel zoo'n modepop, die elk nieuw kleed gaarne direct aantrekt om de aarde te doorwandelen,  om te zoeken tot den val te brengen menige ziel.

Maar als lets naar voren komt, kwaad kan voor zijn satans-rijk, dan wordt hij oerconservatief en blaast menigeen in het oor: „je moet niet alles zoo maar aannemen, wat ze je voor zetteia; blijf toch vooral bij het oude!"

Zoo ging het in de dagen van de Hervormers ook. Want toen Zwingli te Zurich optrad en het Evangelie naar uitwijzen van Gods Woord kwam verkondigen, maakte Satan velen obstinnaat en liet hen door elkander schreeuwen: „'t is een Lutheraan — weg met al die nieuwigheden — wij blijven bij het oude!"

Zwingli bleef kalm en antwoordde slechts: gij vergist u — wat ik breng is niet iets nieuws van Luther, maar 't is het oude evangelie van Paulus!

Da's dus heel wat anders dan Satan dé menschen voorloog.

En Calvijn had met dezelfde list van den vorst der duisternis te kampen.

Want die schrijft aan Koning Frans I Frankrijk, in de voorrede van de Institutie: „wanneer men onzen godsdienst een nieuwen noemt, dan beschimpt men God; want Zijn heilig Woord is het, dat men als nieuwigheid verdacht maakt. Onze godsdienst 'is slechts iets nieuws voor diegenen, voor wie Christus en het oude evangelie iets nieuws is."

Daaraan dachten we, toen onlangs een bejaard Christen op zeker dorp ons zeide: we willen geen Christelijke School hier, pak maar in met je nieuwigheden, we houden ons hier aan de Openbare School, de oude School, door God aan ons land gegeven. Al die nieuwigheden zijn maar om twist en tweedracht te brengen.".

Wat had de booze dien man belezen. Want de School met den Bijbel is de Oude School.

De Openbare Staatsschool is de uitvinding van den nieuwen tijd.

Lees Deut. 4:9, Ps. 78, enz., maar eens — en moeten we dan geen School met den Bijbel hebben, uitgaande van de ouders? '

Lees b.v. maar eens wat Bonifacius, de wakkere en geloovige zendeling deed voor het onderwijs; wat Karel de Groote verrichtte ; hoe de broeders des gemeenen levens handelden; wat Luther schreef; wat onze vadederen schreven na de Unie van Utrecht (1579) en wat de Dordsche Synode in de 17de zitting uitsprak (zie art. 21 Dordtsche Kerkeorde).

En zeg ons dan eens: is het een nieuwigheid wanneer in het midden van de christelijke gemeente gezegd wordt, dat we weer Scholen met den Bijbel moeten krijgen, uitgaande van de ouders, waar Bijbel, Catechismus en Psalmboek vrij gebruikt mogen . worden en waar we onderwijzers hebben die de belijdenis hartelijk zijn toegedaan?

O! die Satanslist, om de Openbare Staatsschool de kroon op te zetten! Wat hindert 't den vorst der duisternis, wanneer hij de roeping der ouders maar verbergen kan achter de z.g.n. roeping van de Overheid. Als bij maar verhinderen kan, dat de kinderen tot Jezus gebracht worden.

Maar wij zullen niet zwijgen om die nieuwe Staatsschool te veroordeelen.

En we blijven vragen om die Oude School, waar de gedoopte kinderen kunnen worden onderwezen naar den eisch van Gods getuigenis.

„De zilveren koorde."

X.

Op de Synode der Afgescheidenen in 1860 te Hoogeveen gehouden waren broeders der buitenlandsche Kerken, in Schotland en Amerika, tegenwoordig, die, over het subsidieeren der Kerk door den Staat, ook hun gevoelen hebben gezegd.

Dr. William Peddie, predikant van de Vereenigde Presbyteriaansche Kerk te Edinburgh zei toen o.a.: „uwe kerk telt even als weleer de onze voornamelijk armen naar de wereld onder hare leden; er zijn niet vele rijken, niet vele edelen, doch gij zult ondervinden, dat gij zult blijven in staat gesteld, in uw onderhoud te voorzien, zonder genoodzaakt te zijn, onderstand te vragen van den Staat. In het bewaren dezer onafhankelijkheid bestaat uw behoud, uw geluk, uw waardigheid. Het is uw levensbeginsel. Vreest niet! onze Kerk had in den beginne met veel moeilijkheden en veel tegenstand te kampen, doch wij zijn dit alles te boven gekomen. Onze predikanten werden karig bezoldigd; zij hadden slechts weinige middelen, om in hun onderhoud te voorzien en thans worden zij allen rijkelijk gesalarieerd door de vrijwillige bijdragen hunner kudden."

Daarna sprak de heer John Dick Peddie, ouderling van diezelfde Kerk: „ Daar is éene omstandigheid, waaraan wij onder den goddelijken zegen, in geen geringe mate den wasdom onzer Kerk toeschrijven en de bewaring van hare zuiverheid; het is déze, dat zij altijd onafhankelijk is geweest van de hulp van den Staat en nimmer ondersteuning gezocht heeft, anders dan in de gaven van het volk, uit vrije beweging geschied.

En ik durf van de leden onzer Kerk verzekeren, dat zij hun recht om hunne leeraars en de instellingen der Kerk zonder bijstand te onderhouden, als een van hunne dierbaarste voorrechten zouden handhaven "

Op de Synode in '63 te Franeker gehouden zeide de Schot Dr. Thomson: „Ik zeide daar zooeven, dat wij in onze vereenigde Presbyteriaansche Kerk dezelfde leer verkondigen als de vaderen onzer afscheiding en dat het 't Evangelie van de Erskines is, dat eiken Zondag van onze 560 predikstoelen gehoord wordt. Gij zult het niet in strijd hiermee beschouwen, wanneer ik zeg, dat wij op éen punt tot duidelijker en meer bestaanbaar inzicht zijn gekomen dan onze vaders. Zij deden afstand van de ondersteuning, die zij van den Staat ontvingen, omdat zij met behoud van die het doel van hun afscheiding niet konden ten uitvoer brengen. Wij, hunne kinderen en nakomelingen zouden de ondersteuning van den Staat onder alle omstandigheden weigeren; want door ondervinding en een nauwgezette studie van Gods Woord, zijn wij van deze twee dingen overtuigd geworden, dat onze Heere in den Bijbel eene duidelijke wet heeft neergelegd aangaande het onderhoud der leeraren èn dat het onmogelijk is ondersteuning vanden Staat te ontvangen en ter zelfder tijde lang bevrijd te blijven van zijn tusschenkomsten 't ingrijpen in 't bestaan der Kerk.

Met andere woorden: wij zijn tot de overtuiging gekomen dat geestelijke onafhankelijkheid in eene Kerk niet kan samengaan met ondersteuning van wege den Staat, en dat wij, om vrij te zijn en vrij te blijven, ons zelven moeten onderhouden.

Wij beschouwen het als een van de meest eervolle feiten in onze geschiedenis, dat wij gedurende een reeks van zoo vele jaren bestaan hebben en toegenomen zijn zonder ooit het geld van den Staat te hebben aangeroerd. En indien het ons morgen werd aangeboden, zoo is er geen leeraar in onze Kerken, die. het niet met verontwaardiging van de hand zou wijzen."

En Prof. H. de Cock, de bekende man van de Afscheiding sprak in 1874: „de Kerk behoort naijverig te wezen op haar onafhankelijk, geestelijk karakter. Het koninkrijk van onzen Heere is niet van deze wereld. Geen staatsmacht mag zij willen om haar te schragen, geen staatsgeld om haar te verzorgen." Jezus alleen zij de eer om de gemeente te behouden, te bewaren, te verzorgen."

Deze en dergelijke woorden zijn waard om nog eens te worden nagelezen. Want hier wringt de schoen.

Onze Hervormde Kerk is wel groot — maar onze Hervormde Kerk heeft afgeleerd zich zelf te onderhouden. En daarom is het een groot, maar log lichaam. Een staatskerk, maar weinig krachtig.

En men mag er over denken zooals men wil, maar wanneer men b.v, de Kerk in Duitschland eens vergelijkt met de Kerken in Schotland en Amerika, ja, dan kan men bezwaren inbrengen tegen de Kerken ginds, maar de ellende van de Staatskerk in Duitschland is honderdmaal grooter. Men leze eens het boek „Zu viel', éine ernste Parole für den Kampf um die Landeskirche von Max Glage, pastor in Hamburg. (Fr. Bahn, Schwerin, 1911).

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's