Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als de dag van het Pinksterleest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van eenen geweldigen gedrevenen wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten. Hand. 2 : 1, 2.

Pinksteren.

God maakt Zijn woord waar. Wat Hij eenmaal sprak gaat gewis in vervulling. Van al wat Hij gesproken heeft, zal niets ter aarde vallen. Zoowel in Zijn bedreiging, alsook in Zijn belofte is de Heere getrouw. Moet dat schrikkelijk zijn voor den goddelooze, voor het kind van God is het zalig vertroostend.

Het kan wel eens zijn, dat het schijnt, alsof God de belofte vertraagt, maar het is dan ook niet meer dan schijn.

Immers God houdt Zijn woord en vervult het ook. Evenwel niet op onzen, doch op Zijn tijd. De Heere is de God der waarheid. Dat zien we ook weer bevestigd op de kroon der Christelijke feesten, Op het héérlijk Pinksteren. Laat ons daarbij onze gedachten eens bepalen.

Voordat de Heiland van den Olijfberg heenvoer ten hemel, had Hij Zijn jongeren beloofd, dat zij zouden worden aangedaan met kracht uit de hoogte. Daarom was het ook nuttig voor hen, dat Hij wegging, anders zou de Trooster niet hebben kunnen komen.

Ziet, zoo had Jezus gezegd, ziet ik zende de belofte Mijns Vaders op u, en gij zult aangedaan ziin met kracht uit de hoogte. „Niet lang na deze dagen" zou dat geschieden. De discipelen, eerst nog verbijsterd over het wegvaren van hun geliefden Meester, moeten toch wel heerlijken troost uit die woorden van Jezus hebben geput. Hij ging wel heen, maar niet om ze weezen te laten. O neen, nu zou Hij, na de gevangenis gevankelijk te hebben weggevoerd, gaven nemen om uit te deelen onder de menschen, opdat zelfs 't wederhoorig kroost altijd bij Hem zou wonen.

Reeds in de profetie van den ouden dag klinkt het voorspel van deze machtige gebeurtenis. Of had niet een Ezechiël geprofeteerd van den Geest, die komen zou, als hij sprak: „Dan zal ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden. En ik zal mijn Geest geven in 't binnenste van u en ik zal maken dat gij in mijn inzettingen zult wandelen"? Had niet een Joel getuigd, dat de dag komen zou, waarop de Geest des Heeren zou uitgestort worden over alle vleesch?

Het ligt voor de hand, dat de discipelen ook met deze beloften wel bekend waren en nu Jezus zelf hen in 't bijzonder daarover nog eens gesproken had, nu kon het wel niet anders of zij verwachtten dien Heiligen Geest op een wijze, zooals Hij nog niet was gekomen. Het spreekt wel vanzelf, dat die Geest ook onder de Oud-Testamentische bedeeling werkzaam was. Wanneer dan ook in het evangelie van Johannes staat: „want de Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was", dan wil dat niet zeggen, dat de Geest er vóór dien tijd niet was. Dat is onmogelijk. Met den Vader en den Zoon bestaat Hij van eeuwigheid. Maar het ziet hierop, dat de Geest nog niet was uitgestort in dien bijzonderen, eenigen zin, zooals dat plaats greep op den dag, waarvan wij heden gedachtenis vieren.

De uitstorting des Geestes op den Pinksterdag is een geheel eenig feit. Nu komt de Geest wonen in Zijne Gemeente. Wat onder Israel in schaduw was afgebeeld, waar Jehovah In de wolk op de arke des Verbonds Zijn tegenwoordigheid te kennen gaf, dat wordt nu volle werkelijkheid.

God de Heilige Geest komt wonen bij Zijn volk om er eeuwig te blijven.

Dat geschiedde op den dag van het Pinksterfeest, Ge weet, wat de Joden daarbij herdachten : Het was het feest van de eerstelingen der tarweoogst, waarop de offers van lof en dank den Heere werden gebracht in Zijn tempel. Dan stroomde gansch Israel naar Jeruzalem toe, van nabij en van verre.

Het was van feestgangers vol op dien dag. Nu, als die dag vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen, d. w. z. die 120 personen, die, in een opperzaal vergaderd, wachtten op de vervulling der belofte des Heeren, dat Hij zou zenden den Trooster.

God vervult Zijn woord altoos, maar op Zijn tijd. En dat is juist de geschikte tijd. Zie het maar hier. Wat heeft God ook voor het Pinksterwonder den juisten tijd gekozen! Wat goddelijk-wijs voorzienig bestel! Het was de dag van het feest der eerstelingen, de dag, waarop Jeruzalem vol was van feestgangers, uit alle oorden saamgestroomd. Dat heeft de Heere beschikt. Zoo moest het.

En daarin school goddelijke wijsheid. Immers straks zouden dio duizenden en duizenden pelgrims weer huiswaarts keeren en dan zouden ze kunnen vertellen de groote wonderen, die zij hadden aanschouwd.

Het moest zóó treffen, dat er een volk vergaderd was uit alle plaats, opdat de apostelen, aangedaan met kracht uit de hoogte, zouden kunnen prediken het heerlijk Pinksterevangelie, dat immers uitgedragen moet worden naar de verste landen en stranden.

Wat weet God voor alles toch den bekwamen tijd! Nooit te vroeg, nooit té laat. In onze dwaasheid zouden wij God den tijd willen voorschrijven, waarop gebeuren moet, wat wij wenschen of wat wij bidden. En als het dan niet gebeurt, dan worden wij ongeduldig, ongeloovig en denken dat alles verkeerd loopt. Wij weten het immers beter, veel beter dan God.

Wij willen onzen krommen maatstaf aanleggen bij het beoordeelen van Gods wegen eij natuurlijk, dan moet het wel verkeerd uitkomen. Dat kan niet anders. Maar Gods weg en Gods tijd is de beste. Laten wij gaan verstaan, dat Gods gedachten hooger zijn dan de onze. Zoo de Heere dan toeft te komen, verbeid Hem biddend. Hij kent Zijn tijd. God maakt Zijn woord waar, al gaat het ook dwars tegen onze overleggingen in, al vragen wij weifelmoedig soms

Zouden Gods beloftenissen Verder haar vervulling missen?

Als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. Eén van hart, één van zin, één in liefde, één in hope, één in 't geloof waren bijeen zij, die het heil des Heeren wachtten. Zij wisten zich elkanders medeleden. Zoo behoort het in de Kerk van Christus, 't Is om er jaloersch op te worden, als we dat lezen: „ze waren allen eendrachtelijk bijeen." Wij verstaan zoo iets bijna niet meer. Zoo ver, zoo heel ver zijn wij er vandaan. Het is al verwijdering, zoo al geen verbittering tegen elkaar. Een zich elkander verbijten en vereten kunnen wij dagelijks aanschouwen. Werken des vleesches. Om nietige bijzaken wordt soms gestreden, alsof daar de zaligheid van afhing.

Waar is de vrucht des Geestes? Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.

Laten wij nu niet de schuld bij anderen zoeken, beginnen we allereerst bij onszelf. O dat wij met het Woord der waarheid tegen onszelf leerden te velde trekken, opdat daar kome persoonlijk schuldbelijden voor God. Laten wij ons zelf niet tevreden stellen met „ach en wee" te roepen over afwijkingen van anderen, over ondervonden miskenning en leed, doch klage veeleer een iegelijk vanwege zijn eigen zonden.

Laten wij niet trachten de meeste te zijn; dat belet den wasdom van de vrucht des Geestes.

Nog altoos geldt het schoone woord: Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen;

Daar woont Hijzelf, daar wordt Zijn heil ver-[kregen.

En 't leven tot in eeuwigheid.

En waar dat gevonden wordt, daar blijft de werking des Geestes niet achter.

In de opperzaal in Jeruzalem is het bewaarheid. Daar was een schare eendrachtig bijeen, volhardend in het bidden en smeeken. En de Geest kwam, geweldig en machtig.

Zie, uit den hemel geschiedde haastelijk een geluid als  van een geweldig gedrevenen wind en vervulde het geheele huis waar zij zaten.

De wind is een symbool des Geestes. Hij blaast, waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat. Hij is mysterieus in zijn oorsprong, en van onweerstaanbare kracht. De sterke eiken van Bazan en de cederen van den Lijbanon velt hij neer. De mensch staat machteloos tegenover die kracht. Zoo is ook de kracht des Heiligen Geestes. Hij is niet te keeren, waar Hij werkt. De hardste harten verbreekt Hij, de sterkste banden verscheurt Hij. Den felsten vijand werpt Hij machteloos neer.

En waar de Geest des Heeren komt, daar werkt Hij ook door. Hij vervult het geheele huis, waar zij zaten. Dat wil zeggen, dat de Geest alles doordringt. Hij keert den mensch om en om. Hij spaart van het onze niets. Neen wij moeten geheel buigen voor Hem. De Heilige Geest legt beslag op alles, op ons denken en dunken, spreken en doen, handel en wandel. Het oude maakt Hij nieuw, het doode levend. Wij verzetten ons tegen de werking des Geestes, we willen het onze vasthouden, maar de Geest slaat het ons alles uit handen en het stormt om ons heen geweldig, wij denken te vergaan in nood en dood, wij hebben nergens houvast aan, wij gaan onder, wij zijn verloren — maar o wonder van genade, o wonder van eeuwig ontfermen, juist daar, waar wij dreigden te verzinken, daar staat Christus gereed om. ons in Zijn liefdesarmen te dragen.

Zoo overtuigt de Geest van zonde allereerst, maar Hij drijft ook tot Christus, uit Wiens volheid we dan ontvangen genade voor genade.

Kent gij daar iets van? Neen? Spoedt u dan naar Gods genadetroon. De Geest komt van den hemel, van boven. O bidt om den Geest, opdat Hij u recht ontdekke aan uw zonde. Een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Voor den grootste der zondaren is redding bij Jezus. Wie Hem toebehoort, heeft alles wat tot het leven en de zaligheid noodig is. Alleen in Hem is ook een Pinksterzegen bereid. God maakt Zijn woord waar.

Wie bidt, zal ontvangen. Wie klopt zal worden opengedaan.

Getuigt Gods Geest met uwen Geest, dat gij een kind van God zijt? Laat het dan ook gezien worden. Wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt. Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde, u benaarstigende te behouden de eenigheid des Geestes door den band des vredes.

Maakt Gods daden bekend onder de volkeren, opdat spoedig de tijd kome, waarop Efraïm Juda niet meer benijdt en Juda Efraïm niet meer benauwt, maar alle Gods kinderen tesaam één kudde zullen zijn onder één Herder.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's