Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

De Grondwetsherziening.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerk en School.V.

Mochten wij in een viertal artikelen de beteekenis en strekking aangeven van het voorgesteld Grondwetsartikel (artikel 171) dat betrekking heeft op de Kerk, thans rest ons nog een en ander te zeggen over de voorstellen der Grondwetscommissie ten aanzien van het Onderwijs.

Wij beginnen met nog eens te herinneren aan den inhoud van bet bestaande Grondwetsartikel 192 en het ontworpen artikel der Staatscommissie.

Art. 191 der Grondwet van 6 November 1887 luidt:

Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering.

De inrigting van het openbaar wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld.

Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers; het een en ander door de wet te regelen.

De Koning doet van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.

De Staatscommissie stelt voor artikel 192 als volgt te lezen :

Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering.

Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der Overheid en bovendien, voor wat het lager en middelbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van de onderwijzers, het een en ander door de wet te regelen.

Voor zoover zich eene behoefte aan ander algemeen lager onderwijs openbaart, dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit onderwijs van Overheidswege verstrekt. De inrichting van dit van Overheidswege gegeven onderwijs wordt, onder eerbiediging van de godsdienstige gevoelens van de ouders der schoolgaande kinderen, door de Wet geregeld.

Het overige onderwijs van Overheidswege gegeven wordt eveneens bij de Wet geregeld.

In de kosten van het algemeen lager onderwijs op scholen door ingezetenen vrijwillig opgericht, wordt, onder voorwaarden en volgens regels door de Wet te stellen, door de openbare kassen voorzien, op gelijken voet als zulks geschiedt ten aanzien van dit onderwijs op scholen van de Overheid uitgaande.

De Koning doet van den staat van het geheele onderwijs jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal toekomen.

Bij vergelijking van beide redacties van het bestaande en het nieuw ontworpen artikel blijken reeds dadelijk de navolgende verschillen.

l0. Dat waar in het bestaande artikel het openbaar onderwijs een voorwerp is van de aanhoudende zorg der Regeering, in het voorstel der Staatscommissie die zorg alle onderwijs zoowel dat wat op de scholen door de ingezetenen opgericht, als dat wat van Overheidswege gegeven wordt, omvat.

20. Dat het openbaar onderwijs in het vigeerende Grondwets-artikel regel zijnde, in het ontwerp-artikel der Commissie het onderwijs van Overheidswege gegeven aanvulling wordt en het algemeen lager onderwijs waarin door de ingezetenen wordt voorzien, als norm zal gelden.

En 30. Dat in de kosten van laatstgenoemd onderwijs door de openbare kassen, zoowel door de Rijks-en gemeentelijke kassen wordt voorzien op gelijken voet als zulks zal geschieden ten aanzien van het onderwijs dat van Overheidswege uitgaat.

Het voorstel der Staatscommissie — en wij vermelden dit met groote ingenomenheid — wenscht algeheele gelijkstelling van het tegenwoordige openbaar en bet bestaande bijzonder onderwijs. Er zal dus zoo de regeering — en daar is geen twijfel aan — met het ontwerp-artikel der Commissie medegaat en in dien geest voorstellen aan den Staten-Generaal doet, een einde komen aan de bevoorrechting van de eene school boven de andere school. De hatelijke achteruitzetting van het bijzonder onderwijs ten opzichte van bet openbaar onderwijs zal dan bij de nieuwe grondwet tot het verleden behooren.

Eene heerlijke overwinning na een strijd van zoovele tientallen van jaren.

Wie had dit schoone resultaat b.v. in de tachtiger jaren durven verwachten, dat de Staatscommissie, die na de Grondwetsrevisie van 1887 zou geroepen worden voorstellen van Grondwetswijziging te doen, nog binnen de 25 jaar een ontwerp-artikel 192 zou voorstellen, waarbij bet laatste beletsel om tot volkomen gelijkstelling tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs te komen, werd weggenomen ? ,

Niemand zou de voorspelling ia die dagen hebben aangedurfd.

En toch wij aanschouwen thans de uitkomst met eigen oogen.

' God alleen daarvoor de eere.

Nu meene men intusschen niet, dat de denkbeelden, welke de Staatscommissie met betrekking tot de nieuwe positie, waarin naar hare meening het onderwijs moet worden gebracht, voorstaat, zoo maar zonder slag of stoot in het nieuwe Grondwets-artikel zullen worden opgenomen.

Zij die dat zouden denken achten den tegenstand van de linkscbe partijen te licht. Men heeft er op te rekenen, dat al wat vrijzinnig is, te beginnen vanaf de Oud-liberaal tot de meest geprononceerde Socialist en Anarchist toe zich met alle macht tegen een Grondwets-artikel zal verzetten dat ten doel heeft aan de begunstigde positie der openbare school een einde te maken en dat voorts eene eerlijke concurrentie tusschen beide deelen van het ondirwijs mogelijk maakt.

De indiening van de Nota van de gezamentlijke linksche leden der Staatscommissie (met uitzondering van den heer Jhr. W. J. Röell, sedert dien benoemd tot Vice-President van den Raad van State, de benoeming die hem zal hebben afgehouden de Nota te onderteekenen) welk Staatsstuk bij bet Rapport der Commissie is overgelegd geworden, levert daarvan bet bewijs.

Uit de Nota blijkt, dat het voorstel van de Staatscommissie, dat wij hierboven in het ontwerp-artikel 192 mededeelden, alleen de meening vertegenwoordigt van de meerderheid der Commissie.

De minderheid der Commissie wenscht, zooals men begrijpen zal, het privilege van de openbare school te behouden. Het bizonder onderwijs wordt daarbij, nu ja wel erkend, maar het wordt slechts een bescheiden plaatsje toegewezen.

Aan de eischen die de vrijzinnige leden der Staatscommissie aan een Grondwets-artikel betreffende het onderwijs meenen te moeten stellen, zou naar hun advies in de Nota worden voldaan door een artikel van den volgenden inhoud:

Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering.

Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der Overheid, en bovendien, voor wat het lager en middelbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van den onderwijzer, het een en ander door de Wet te regelen.

Het openbaar onderwijs wordt geregeld bij de Wet.

Het openbaar lager onderwijs wordt zoodanig ingericht, dat nergens voor de ingezetenen de gelegenheid ontbreke om hunne kinderen in het genot te stellen van onderwijs, waarbij hunne godsdienstige overtuigingen worden geëerbiedigd.

De Wet stelt de voorwaarden vast, waarop ten behoeve van bijzondere scholen geldelijke bijdragen uit 's Rijks kas kunnen worden gegeven.

De Koning doet jaarlijks van den staat van het onderwijs Jaan de Staten-Generaal verslag geven.

­ Reeds de oppervlakkige lezing van dit artikel, van 'vrijzinnige zijde geredigeerd, geeft het duidelijk aan, welke plaats men van dien kant voor de eerstvolgende kwart eeuw aan het bijzonder onderwijs wil inruimen. Mocht artikel 192 onverhoopt ooit zulk een redactie ontvangen, dan zou het bijzonder onderwijs, in stee van terrein te winnen, een grooten stap achterwaarts doen.

Natuurlijk is het van links de toeleg, dat het hiertoe kome. Of het landsbelang door het openbaar onderwijs met zijn groot getal socialistische onderwijzers niet gediend wordt, daarover bekommert men zich niet, als bet bijzonder onderwijs maar in zijne ontwikkeling gebreideld blijve.

Geen gelijkstelling van bijzonder met openbaar onderwijs.

Die leuze zal voor de geheele linkerzijde de stembus van 1913 beheerschen.

Voor de mannen der rechterzijde om tegenover die leuze een andere te plaatsen, n.l. die welke de grondgedachte vormt van het voorstel der Staatscommissie.

Gelukkig wordt die grondgedachte door alle rechtsche leden der Commissie gedeeld. Er blijkt in het verslag op geen enkel punt ­eenig verschil van gevoelen. Het ontwerpartikel 192 schijnt aller instemming verkregen te hebben.

Over de toelichting en de strekking van het artikel in het rapport de volgende maal nog een kort woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's