Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan.

15)

Toen het nu weer nacht was geworden en de Reus en zijne vrouw te bed waren, vroeg zij hem hoe het met de twee gevangenen stond en of zij zijn raad om door zelfmoord een einde aan hun. leven te maken, ook hadden opgevolgd.

Daarop antwoordde hij, dat zij hardnekkige schurken waren, die liever alle wreedheid verdroegen, dan zich zelven van kant maken.

Zij zeide toen: „Neem hen morgen eens mee in den hof van het kasteel en laat hen de beenderen eens zien van hen, die hier eertijds ook waren en die gij om het leven hebt gebracht. En zeg hen, dat, eer er een week ten einde is, gij hen ook in stukken zult scheuren, zooals gij hunne makkers voor hen gedaan hebt.

Dan zal hen de schrik en de angst wel om het hart doen slaan!"

Zoodra de morgen aanbrak gaat de Reus naar het gevangenishol en neemt de twee ongelukkige pelgrims mee in den tuin van het kasteel om hun de beenderen te laten zien van hen die hier eertijds ook waren opgesloten geweest en die hier een ellendigen dood gevonden hadden.

„Deze", zoo zeide de Reus, wijzend op de beenderen en bekkeneelen die, uitgedroogd en verbleekt door de zon, overal in den tuin verspreid lagen, „deze waren eertijds ook pelgrims, zoo als gij nu zijt. Zij liepen ook op mijn grond, evenals gij gedaan hebt. Ik heb hen ook gevangen genomen en ik heb hen in stukken gescheurd. Zoo zal ik binnen acht dagen ook met u doen.

Maak u weg uit mijn oogen en ga maar weer terug naar uw hol!"

Daarop sloeg hij hen geweldig met zijn vervaarlijken stok den ganschen weg over, tot dat de deur achter hen dicht viel.

Daar lagen ze nu weer als voorheen, den ganschen Zaterdag in een erbarmelijken toestand.

Toen het nacht geworden was en Mevrouw Wantrouwen en haar man Reus Wanhoop, naar bed gegaan waren, vernieuwden zij hun gesprek over de gevangenen.

De oude Reus was zeer verwonderd, dat hij noch door zijne slagen, noch door zijn raad, hen aan hun einde had kunnen brengen.

Waarop zijn vrouw antwoordde: „Ik vrees dat zij in de hoop leven, dat iemand komen zal, om hen te verlossen; mogelijk hebben zij loopers bij zich, waardoor zij hopen de gevangenis te kunnen ontsluiten en zoo te ontsnappen."

„Zou dat kunnen? " zeide de Reus, „dan zal ik morgen een onderzoek bij hen instellen, dat beloof ik u."

Nu, op Zaterdag, omtrent middernacht begonnen zij te bidden en hielden aan in het gebed, tot de dag bijna begon aan te breken.

Weinig tijds nu, voor het dag werd, brak de goede Christen, als iemand die half verbaasd is, uit in deze hartstochtelijke woorden: „welk een dwaas ben ik, daar ik toch zoo gemakkelijk in vrijheid kan wandelen. Ik heb een sleutel in mijn boezem. Belofte genaamd, die, ik ben er zeker van, èik slot van het kasteel Twijfel kan openen.

Toen zeide Hoop: „dat is goed nieuws, mijn broeder, haal hem spoedig uit uw boezem te voorschijn."

Christen haalde den sleutel Belofte te voorschijn, toonde hem aan Hoop en begon toen te beproeven het slot van de kerkerdeur te openen, en zoodra hij den sleutel ronddraaide week het slot terug en de deur werd gemakkelijk geopend.

Christen en Hoop stapten beiden naar buiten. Toen ging het naar de buitendeur, die naar den tuin van het kasteel toegang verleende.

Ook die deur werd met den sleutel Belofte geopend.

Maar toen de ijzeren poort. Want die moest ook nog open, om vrij te komen.

Doch dit slot ging moeilijker.

Evenwel, ook de poort sprong open, maar maakte zulk een gekraak, dat de Reus Wanhoop wakker werd, haastig opstond en, ziende wat er geschied was, de gevangenen naliep.

Gelukkig kreeg hij weer de stuipen zoodat zijn leden hun dienst hem weigerden, en hij kon hen niet naloopen, hoe graag hij het ook wilde.

Toen gingen zij voort; kwamen aan 's Konings heirweg en waren dus weer in veiligheid, uit de handen van den Reus Wanhoop bevrijd en nu staande buiten zijn gebied.

Als zij nu weer over den overloop gegaan waren, begonnen zij bij zichzelven te overleggen, wat zij toch aan dien overloop, die naar de bij-weide leidde, zouden kunnen doen om te verhinderen, dat diegenen, die na hen kwamen, ook zouden vallen in handen van den Reus Wanhoop.

Zoo kwamen zij daar overeen, dat zij er een paal zouden zetten als een opgericht teeken en op die paal zouden ze de woorden insnijden : „Over dezen overloop is de weg naar het Kasteel Twijfel, dat bewoond wordt door den Reus Wanhoop, die den Koning van het hemelsehe Land veracht en Zijne heilige pelgrims zoekt te verderven."

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Jong en Oud.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's