Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

19) John Bunyan.

Maar omdat de weg daar ter plaatse ruw en hobbelig was, verlieten zij dien en kozen het pad door de weide; daar werden zij gegrepen door den reus Wanhoop en in het kasteel Vertwijfeling opgesloten, en nadat zij eenigen tijd in een kerkerhol opgesloten waren geweest, stak de reus hun ten laatste de oogen uit en voerde hen naar deze begraafplaats, waar hij hen achterliet, om daar te wandelen tusschen de graven tot op dezen dag, opdat het Woord van den Wijzen Man vervuld zoude worden: Hij, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der dooden rusten." Spr. 21:16.

Toen zagen Christen en Hoop elkander aan, en tranen schoten hun in de oogen, maar toch zeiden zij niets tot de Herders.

Verder zag ik in mijn droom, dat de Herders hen voerden in een andere plaats, in een diepte, waar een deur was in den kant van den heuvel; zij openden die deur en verzochten hen eens daarin te zien. Toen zij het deden, zagen zij, dat het daar binnen zeer donker was en rookte; zij meenden ook, daar een geruisch en rommelend geluid te hooren als van een brandend vuur en een gekerm van gepijnigden; ook roken zij er sulferdamp.

Toen vraagde Christen: „ Wat beteekent dit? " De Herders vertelden hun: „Dit is het bijpad naar de hel, een pad, dat huichelaars inslaan, namelijk dezulken, die als Ezau hun eerstgeboorterecht verkoopen; dezulken, die met Alexander het Evangelie lasteren, of liegen én bedriegen zooals Ananias en Saphira, zijne vrouw."

Daarop zeide Hoop tot de Herders: „Ik bemerk dat zij, evenals wij, zich als pelgrims voordeden, niet waar? "

Herders: „Ja, en zij hielden het ook een langen tijd uit."

Hoop: „Hoever hebben zij in hun tijd den pelgrimstocht wel voortgezet, eer zij zoo ellendig werden verworpen? "

Herders: „Eenigen nog niet tot deze bergen, anderen verder."

Toen zeiden de pelgrims tot elkander: „O, hoe noodig is het, dat wij tot den Sterke om kracht roepen."

Herder: „Ja, en wanneer gij die ontvangt, zult gij ze ook wel moeten gebruiken."

Ondertusschen kwam bij deze pelgrims de begeerte op om voort te gaan, en de Herders bewilligden daarin; dus wandelden zij samen tot aan het einde van deze bergen.

Daarop zeiden de Herders tot elkander: , , Wij zullen hier den pelgrims de poorten van de Hemelstad eens laten zien, als zij tenminste er verstand van hebben om door een verrekijker te zien." De pelgrims namen dit voorstel dadelijk aan; derhalve leidden de herders hen op den top van een zeer hoogen heuvel, Helder genaamd, en gaven hun hun verrekijker om daar eens door te zien. Toen beproefden zij of zij er door konden zien, maar de herinnering aan de laatste dingen, die de Herders hun.hadden laten zien, veroorzaakte dat hunne handen beefden, waardoor zij verhinderd werden om bedaard door het glas te kijken; toch meenden zij iets te zien, dat op eene poort geleek, en ook iets van de heerlijkheid dier plaats.

Toen zij voortgingen, zongen zij dit lied:

Dus zijn door Herders ons geopenbaard Geheimen, nooit gezien, noch ooit verklaard Aan anderen; tot de Herders dan, indien Gij dingen, diep en onbekend wilt zien.

Toen zij nu opstonden om verder te gaan, gaf een van de Herders hun een schets van den weg. Een ander beval hun, dat zij zich voor den Vleier wachten zouden. De derde verzocht hun zorg te dragen, dat zij niet sliepen op den Betooverden Grond. De vierde wenschte hun Gods zegen toe op hunne reize. Zoo ontwaakte ik uit mijnen droom. Maar ik sliep in, en droomde weder en zag dezelfde beide pelgrims de bergen afdalen langs een heirweg, die naar de stad voert. Een weinig beneden deze bergen nu ligt aan de linkerkant het landschap Inbeelding, vanwaar men door een krom laantje kon komen op den weg, waarop de pelgrims wandelden. Hier ontmoetten zij dan ook een zeer opgerulmden jongeling, die uit dat landschap kwam, zijn naam was Onkunde. Christen vroeg hem, waar hij vandaan kwam en waarheen hij dacht te gaan.

Onkunde: „Mijnheer, ik werd geboren in dat land, dat daar een weinig ter zijde aan uwe linkerhand ligt, en ik ga naar de Hemelstad."

Christen: „Maar hoe denkt gij door de poort te komen, want gij kunt daar eenige moeilijkheden ontmoeten."

Onkunde: „ Zooals alle andere goede lieden." Christen: „Maar wat hebt gij dan, om aan de poort te vertoonen, opdat de poort u worde opengedaan ? "

Onkunde: „Ik weet den wil van mijn Heere en ik ben goed van leven geweest, ik geef een iegelijk het zijne, ik bid, vast, betaal tienden, geef aalmoezen en heb mijn land verlaten om dat land te verkrijgen, waarheen ik ga."

{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Jong en Oud.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's