Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 11c: . Welke in orde is de derde Persoon der Drievuldigheid, eenszelvigen Wezens, Majesteit en Heerlijkheid met den Vader en den Zone; zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leeren.

XLV.

De Heilige Geest is niet slechts een Persoon, en niet slechts een ander Persoon dan de Zoon, en niet slechts een Persoon die beiden van den Vader en den Zoon uitgaat, maar Hij is ook een goddelijk Persoon. Hij is in orde de derde Persoon in het Wezen Gods, die met den Vader en den Zoon niet slechts hetzelfde Wezen, maar ook dezelfde majesteit en heerlijkheid deelachtig is.

Dat de Heilige Geest dus evenzeer als de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is, kan op verschillende wijzen uit de Heilige Schrift aangetoond worden en het beste bewijs is zeker wel dit dat er gesproken wordt van een zonde tegen den Heiligen Geest, die onvergefelijk is.

De eerste maal dat in de Schrift van deze zonde of lastering tegen den Heiligen Geest gesproken wordt is in Matth, 12:31—32, waar de Heiland zelf zich uitspreekt in het verpletterende en schrikverwekkende woord: alle zonden en lastering zal den menschen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den menschen niet vergeven worden. En zoo wie eenig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des menschen, het zal hem vergeven worden; maar zoo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de, toekomende."

Nog snijdender en harder klinkt de gelijkluidende plaats bij den evangelist Markus: „Voorwaar Ik zeg u'! — zoo heet het daar — „dat al de zonden den kinderen der menschen zullen vergeven worden en allerlei lasteringen waarmede zij zullen gelasterd hebben. Maar zoo wie gelasterd zal hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geene vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels."

De tweede maal dat in de Schrift van deze gruwelijke zonde gesproken wordt is door den apostel Paulus in zijn brief aan de Hebreen. In Hebreen 6 : 4 v.v. schrijft hij : „want het is onmogelijk degenen die eens verlicht zijn geweest en de hemelsche gaven gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw, en afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekeering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken."

En de derde maal dat we in Gods Woord bepaald lezen van deze gruwbaarste aller zonden is in 1 Joh. 5 : 16—17, waar de apostel Johannes het volgende zegt: indien iemand zijnen broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood, die zal God bidden en Hij zal hem het leven geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood. Er is eene zonde tot den dood, voor dezelve zonde zeg ik niet, dat hij zal bidden. Alle ongerechtigheid is zonde en er is zonde niet tot den dood."

Nu is het zeker niet van belang ontbloot dat wij onszelve goed rekenschap geven wat de Heere in Zijn Woord met deze onvergefelijke zonde, deze doodzonde, deze lastering tegen den Heiligen Geest heeft bedoeld. Ontkend toch kan het niet worden dat velen zich van deze zonde een gansch verkeerde voorstelling gevormd hebben, en dat er soms menschen zijn die meenen deze zonde bedreven te hebben zonder dat dit toch maar in de verte het geval is. Vooral onder de verbrokenen van hart en de verslagenen van geest komt het meermalen voor dat men zich angstig afvraagt of men deze zonde tegen den Heiligen Geest misschien ook begaan zou hebben.

Daarom moet op den voorgrond gesteld worden dat deze zonde nooit begaan kan zijn door hen die waarlijk verslagen zijn van hart en verbrijzeld van geest. Immers wat wordt volgens de uitdrukkelijke bedoeling van Gods Woord onder deze zonde verstaan? Om op deze - vraag een antwoord te geven moeten wij het verband nagaan waarin in de eerste plaats Jezus zelf over deze zonde gesproken heeft. Volgens Mattheüs 12 dan was er iemand door den Heiland genezen die van den duivel bezeten was. Velen uit de schare hadden, verbaasd als zij over die genezing waren, in verwondering uitgeroepen: is deze niet de Messias? De Farizeërs echter durfden toen zeggen dat Jezus de duivelen uitwierp door Beëlzebul, den overste der duivelen; zij durfden dus lasteren dat de Zone Gods in een bondgenootschap stond met den overste van de macht der duisternis. En toen, in dat verband, nadat Hij eerst de dwaasheid van dezen laster in het licht heeft gesteld, heeft Jezus gezegd, dat er voor hem, die tegen den Geest gelasterd heeft, geen vergeving in der eeuwigheid meer mogelijk is. Uit het heele verband is het dus duidelijk dat de Zaligmaker hier hen op het oog heeft die van Hem zeiden dat Hij een onreinen geest had. Jezus heeft hier het oog op menschen die heerlijke dingen zagen en hemelsche woorden hoorden, want de Heere zelf stond voor hen en de vertroosting vloeide van Zijne lippen hun toe; maar. toen zij die heerlijke dingen zagen en die hemelsche woordeia hoorden dorsten zij zeggen dat dit alles een werking van den vorst der duisternis was. Dit was dus de zonde tegen den Heiligen Geest dat men, ziende de heerlijkheid des Heeren en aanschouwende den glans Zijner Majesteit, het licht moedwillig in duisternis verkeerde en de heerlijkheid des hemels durfde bestempelen tot iets satanisch uit de hel. Wie dat durfde doen moest wel aan een oordeel der verharding zijn overgeleverd.

Ja, de lastering tegen den Heiligen Geest onderstelt een zeer hoogen trap van verlichting, maar ook een algeheele verwerping van de geopenbaarde Waarheid en niet slechts een driesten afval, maar ook een satanischen opstand tegen God en Zijn dienst. Dat blijkt ook zoo duidelijk uit wat Paulus in Hebreen 6 heeft gezegd. Volgens hetgeen hij daar schrijft immers kan de zonde tegen den Heiligen Geest alleen bedreven worden door hen, „die eens verlicht zijn geweest, en de hemelsche gaven gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn en die dan afvallig worden."

Met dat gesmaakt hebben van de hemelsche gave en dat deelachtig zijn van den Heiligen Geest bedoelt de apostel natuurlijk niet de gave der wedergeboorte of waarachtige bekeering, maar alleen een zekere overtuiging van de geopenbaarde Waarheid Gods, en een zeer nauw in verband staan met God en Zijn volk. En met dat afvallig worden heeft hij niet slechts op het oog het minachten of terzij delaten van de gaven die men eerst heeft gesmaakt en van de krachten der toekomende eeuw die men vroeger deelachtig is geweest, maar met dat afvallig worden heeft hij zeer bepaald bedoeld een gevestigden tegenzin en haat, een geheele verwerping en openlijke bestrijding van de heerlijkheden van Christus, waarin de Heilige Geest zich uit.

Wie tot de zonde tegen den Heiligen Geest komt is dus met bewustheid een vijand geworden van God en Zijnen Gezalfde, een openlijke tegenstander van God en Zijn volk. Zulk een heeft met opzet partij gekozen tegen God, Wiens Woord hij heeft verworpen en Wiens zaligmakende waarheden hij versmaadt; en met hetzelfde boos opzet, waarmee hij van God is afgeweken, heeft hij partij gekozen voor den vorst der duisternis, in wiens dienst hij zich verkocht en moedwillig heeft overgeleverd.

Wanneer het zoover met een mensch kwam, dan trekt hier aan deze zijde van het graf reeds de eeuwige duisternis over zijn ziel, dan kan hij niet meer verlost en dan heeft hij dus de zonde bedreven, door den apostel Johannes een doodzonde genoemd, een zonde wiarvoor de voorbede der liefde zelfs gewraakt en als onheilig verboden wordt.

Maar nu gevoelt gij immers, wanneer iemand deze zonde eenmaal beging, dat dan ook, omdat de Geest, zelfs met Zijn overtuigende werkzaamheden, ophield te arbeiden, alle berouw ten eenemale ontbreekt en zelfs onmogelijk werd.

Maar daaruit volgt dan ook onwedersprekelijk dat zoolang daar nog berouw, zoolang daar nog verlangen naar genade, zoolang daar nog een roepen uit de diepte gevonden wordt, zoolang daar nog vrees voor dit misdrijf bestaat, deze zonde juist door zulke zielen niet werd begaan. Wie de zonde tegen den Heiligen Geest wèl heeft bedreven, diens ziel verkeert in een toestand van volslagen verstoktheid; zulk een is aan een oordeel van verharding ten prooi.

Vandaar dat we gerust mogen zeggen dat, zoolang daar nog verbrokenheid des harten en verslagenheid des geestes bij ons gevonden wordt, deze zonde niet door ons bedreven is. Nooit mogen we dan ook meenen dat de lastering tegen den Heiligen Geest bestaat in de een of andere bepaalde zonde, in de overtreding van een bijzonder gebod, ook al geschiedt dit geheel tegen beter weten in. Integendeel, de zonde tegen den Heiligen Geest is het eindresultaat van een volhardend verzet tegen de zaligmakende werkzaamheden die de Heilige Geest aan het hart van een zondaar verricht. Zij is de bewuste, Gode vijandige gezindheid, die voortvloeit uit eene volkomene verharding des harten tegen God.

Maar het feit dat deze zonde tegen den Heiligen Geest een doodzonde is, een zonde waarvoor in eeuwigheid geen vergiffenis mogelijk is, juist dat feit is ons, al wisten we niets anders, een duidelijk bewijs dat de Heilige Geest, hoewel in orde de derde Persoon, wat Zijn Wezen betreft niet minder in waarde geschat mag worden dan de Personen van Vader en Zoon.

Al wisten we niets anders ! En nu we nog zooveel anders weten, nu daar reeds meerdere bewijzen voor de waarachtige Godheid des Heiligen Geestes uit de Schrift geleverd zijn, nu is deze onvergefelijke zonde tegen den Heiligen Geest ons een bewijs te meer dat ook de derde Persoon in het Goddelijk Wezen als de waarachtige en eeuwige God moet worden aangemerkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's