Voor Jong en Oud.
24) John Bunyan.
En voor twee dingen mogen we wel zorg dragen: er geharnast uit te gaan ; en vooral een schild met ons te nemen, want uit gebrek daaraan kon hij, die Leviathan zoo moedig aanviel, hem niet op de vlucht drijven. Zonder schild ons ziende, vreest de vijand ons in 't geheel niet. Daarom schrijft Paulus ook: Bovenal, doet aan het schild des geloofs, waarmede gij al de vurige pijlen des Satans kunt uitblusschen." Efez. 6 : 16. Ten tweede is het ook goed, dat wij den Koning om een geleide verzoeken, ja, dat Hij zélf met ons medegaat.
Dit deed David juichen, toen hij in het dal der schaduwen des doods was en Mozes wilde liever sterven op de plaats, waar hij stond, dan slechts eene schrede voort te gaan zonder zijn God. Ex. 23:15. O, mijn broeder, zoo Hij maar met ons mede gaat, wat behoeven we dan te vreezen voor tienduizenden, die zich tegen ons stellen? (Ps. 3 : 5—8; Ps. 27 : 1—3.) Maar zonder Hem zullen de stoutmoedigste helpers „vallen onder de gedooden" Jes. 10:4. Ik voor mij, ik ben vóór dezen in den slag geweest, en ofschoon ik, door de goedheid van Hem, die de Beste is, nog leef, zooals ge ziet, toch kan ik op mijne dapperheid niet roemen. Blijde zal ik zijn, als ik zulke aanvallen niet meer ontmoet, ofschoon ik vrees dat wij alle gevaren nog niet te boven zijn. Evenwel hoop ik, daar de leeuw en de beer mij nog niet verslonden hebben, dat God mij ook bevrijden zal van den volgenden onbesneden Filistijn."
Zoo gingen zij al pratende met elkander voort op den weg.
We zouden zoo zeggen: zóo pratende zal het nu wel goed gaan met de twee pelgrims Christen en Hoop. O! de menschen houden zoo van praten. En ook in het midden van de Gemeente wordt het telkens aangeraden om maar te praten. Dan verwijst men u hierheen en dan weer daarheen; en hoe dikwijls zegt men niet: „ge moet toch vooral met hem of met haar ook eens gaan praten; 't is zoo aangenaam en ge kunt er zooveel leeren, 't Wordt zelfs hoe langer hoe meer mode, dat ook predikanten gaan zeggen, dat zij niet meer studeeren mogen, doch slechts mogen praten met deze of gene uit de Gemeente, die 't alles zoo goed weet! Dat heet dan „bevindelijk!" ...
Maar dan worden de praters gevleid. Dan wordt de mensch verheven boven Gods Woord. Dan wordt het licht van het schepsel geprezen boven het licht van Gods getuigenis. En het gevolg is, dat men al pratende van den rechten, schriftuurlijken weg afraakt en met al de praters hoe langs hoe dieper wegzakt in het moeras van eigen wijsheid, wat een poel van eigen dwaasheid is. O! de. mensch is zoo zelfgenoegzaam en staat zoo hoog van nature.
We volgen Christen en Hoop nog even en we zullen zien, wat ons alleen wijsheid brengen kan en wat noodig is om in rechte paden te wandelen.
Christen en Hoop kwamen eindelijk aan eene plaats, waar zij een weg zagen, die op hun weg uitkwam en ook zoo rechtuit scheen te loopen als de weg, dien zij gaan zouden. Hier wisten zij niet, welke van de twee te kiezen, want beide wegen schenen rechtuit te loopen. Daarom bleven zij een oogenblik staan om eens te overleggen.
Dat gebeurt meer met Gods volk. De dichter van Ps. 119 had er ook kennis aan. En dan bidt hij: „ontdek mijne oogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uwe wet. Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uwe geboden voor mij niet".
Maar dat doen Christen en Hoop niet.
(Wordt vervolgd), ,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1912
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's