Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Gereformeerden" en de „ Confessioneelen".

V.

Wat Ds. Lingbeek zegt in „De Geref. Kerk" van 31 October aangaande de doopsbediening in de Ned. Herv. Kerk is onwaar.

Hij zegt daar aan het adres van Dr. A. Kuyper Jr. te Rotterdam: het gaat in de Herv. Kerk evenals in Uw Kerk; in de Herv. Kerk worden gedoopt de kinderen van hen, die belijdenis deden en in Uw Kerk worden gedoopt de kinderen van hen die belijdenis deden.

Er staat letterlijk: „ Wij doopen de kinderen dergenen, die belijdenis deden, soms ook van hen, die alleen gedoopt zijn.

Het verschil zit dus alleen hierin, dat wij meenen, dat in Gods Kerk het Verbond doorgaat tot de kinderen, ook al kwamen de ouders dier kinderen nog niet tot belijdenis, terwijl de hedendaagsche Gereformeerden schijnen te meenen, dat het Verbond ophoudt als de „gedoopten geen belijdenis hebben gedaan".

Als er nu ooit een zaak onhandig weggemoffeld is, dan is het wel de zaak waarom het hier gaat: dat in de Herv. Kerk geen tucht is en degenen die hun belijdenis verwerpen en uitgeschud hebben, die de waarheid Gods loochenen, die brutaal een onchristelijke leer drijven en publiek een ergerlijk leven lijden in de Herv. Kerk worden toegelaten tot den Doop om „ja" te zeggen op de doopvragen. Ja zelfs worden toegelaten als ze geen ja willen zeggen, gelijk in de steden meermalen geschiedt met socialist en atheïst.

Wanneer men de godsdienstoefening niet meer bijwoont, ja, niet wil bijwonen; wanneer men de grondwaarheden der Schrift ontkent, loochent, bespot, veracht — dan staat men toch onder den preekstoel, dan antwoordt men toch op de vragen, dan ziet men z'n kind toch doopen.

Is het wonder, dat ons gevoel daartegen opkomt, dat onze conscientie daarbij spreekt, dat onze stem zich daartegen verheft, dat onze weigering dan gehoord wordt, dat de ellende van onze kerk dan gevoeld wordt, dat we dan dés te meer bidden en worstelen: „Heere, wees onze kerk genadig!"

Is het wonder, dat we dan gruwen van degenen, die ons willen doodslaan met de bewering: „gij staat kerkrechtelijk hier machteloos".

Is het wonder, dat we dan ons ergeren als men — gelijk Ds. Lingbeek — dit listiglijk gaat wegmoffelen met allerlei onzin, neergeschreven in deze woorden: „wij doopen de kinderen dergenen, die belijdenis deden, soms ook van hen die alleen gedoopt zijn".

(Ook dat soms is curieus; ons dunkt Dr. Kromsigt, onze Amsterdamsche collega, zuchtte diep toen hij het las en zei bij zich zelf: was dat maar waar!)

Wij willen met dit gedoe van Ds. Lingbeek geen gemeenschap hebben! En wij verklaren openlijk, met droefheid des harten, dat wat hij schrijft onwaar is. Neen, de ellende van onze kerk is hier groot. De zonde vreeselijk!

En Ds. Lingbeek weet dat wel.

Deze dingen geschieden in geen hoek.

Die hun kind als een „engeltje" beschouwen en niets willen weten van de woorden „aan allerhande ellende en leed, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen", omdat ze niets willen weten van het ontvangen worden in zonde en geboren worden in ongerechtigheid; omdat ze niets willen weten van Adam's bondsbreuk en de erfzonde en zoo ook niets willen hooren van de plaatsbekleedende borggerechtigheid van Jezus Christus — laten hun kind toch doopen.

Die openlijk leven in onkerkelijken, onchristelijken weg, laten hun kind doopen.

Die geen belijdenis gedaan hebben, die naar de catechisatie niet omzien, die hun kinderen niet laten onderwijzen in de leer der kerk en den Bijbel niet lezen — laten hun kinderen doopen.

En bij geslacht na geslacht, vervreemd van alles wat met God en Zijn dienst in betrekking staat., is het de traditie, de mode of de bijgeloovigheid, die hen nog tot den doop brengt.

Vaders, die des Vrijdagsavonds ten duidelijkst, onomwonden, brutaal te kennen geven met de dingen van Gods koninkrijk zich niet in te laten en zich in deze in 't minst niet bekommeren om den zegen of den vloek Gods, staan des Zondagsmorgens in 't midden van de Gemeente met hoogen hoed en in zwart pak en vinden dat dit er zoo bij hoort en dat alles toch neljes gegaan is!

Men moet immers na de geboorte naar het gemeentehuis ook!

Welnu, waarom zou men dan niet ten doop gaan enkele maanden later? 't Is toch altijd zoo geweest in de familie!...

En daar redeneert men nu over heen, jaar en dag.

Men praat maar en schrijft maar, alsof de kerk vóór alles heils-instituut is, een door God gestichte, bovennatuurlijke inrichting, om hier op aarde de heilsgoederen van genade en zaligheid uit te deelen.

Laat de menschen daarom maar komen, als ze aan een paar formaliteiten willen voldoen. Er kan nog een zegen vallen I Het bloedje van een kind kan er toch niets aan doen, dat de ouders zoo zijn en het stumpertje kan er nog iets van meedragen misschien!

En immers — zoo zegt Ds. Lingbeek — het Verbond der genade steunt toch in God. Niet in den mensch. 't Geloof van den mensch doet er niets bij; 't ongeloof kan er niets af doen!

Hoeveel er aan leer en leven der geloovigen ook ontbreke, de Kerk, het Sacrament blijft er dezelfde om.

Ach — men moet het boekje van Ds. Lingbeek tegenover Ds. W. C. Mense maar  eens lezen, waar Ds. L. in zake den Kinderdoop heel veel goede dingen zegt, maar . waar met een polsstok over de breuke der Kerk wordt heengesprongen en waar in de zaak, waarom het gaat, zoo gruwelijk gemodderd wordt, om toch de Herv. Kerk maar als Volkskerk te houden en haar in haar tegenwoordigen toestand de hand boven het hoofd te houden.

Dan moet men eens even indenken hoe het zonder reglementen en zonder kerkorde - en zonder formulieren in de eerste gemeente toeging. Dan proeft men den geest en de beteekenis der dingen.

„Volharden in de leer der apostelen, in de gemeenschap, in de breking des broods en in de gebeden!"

Moet daar héelemaal niet meer aan gedacht worden in onze Hervormde Kerk?

Moet in onze Herv. Keik héelemaal de Roomsche idee komen, die door Ds. Lingbeek wordt voorgestaan?

Is de Kerk dan niet meer de vergadering der geloovigen en moet in de Kerk niet meer uitkomen de gemeenschap der heiligen ?

Moet de Kerk héelemaal worden: zooveel Hervormden ?

Neen, neen, laat ons over deze dingen niet heenspringen.

Maar laat het gevoeld en beleden mogen worden: in de Herv. Kerk moet gewaakt worden voor de zuiverheid van het Evangelie; de Sacramenten moeten heilig gehouden worden en de tucht moet geoefend worden in zake leer en leven.

Het heilige heeft z'n grenzen.

Er moet een cirkel getrokken worden uit het middelpunt: er staat geschreven.

En daar is een ruimte binnen die cirkel. Maar er is ook een ruimte buiten die cirkel.

Wat ook ons volk te zien geeft in stad en dorp, in familiekring en huisgezin.

En dat moet onze Hervormde (Gereformeerde) Kerk ook meer te zien geven!

Een medewerker schrijft ons:

Confessioneele voorlichting.

(Slot)

Hebben we de vorige maal gezien, dat Ds. Lingbeek zich schuldig maakt aan een flagrant onjuist weergeven van het Neo-Calvinistische standpunt ten opzichte van de roeping der Overheid, doordat hij verklaart, dat de Overheid als zoodanig volgens de Gereformeerden neutraal is, niet aan het gezag van God en Zijn Woord gebonden, terwijl telkens weer in de bovenvermelde artikelenreeks gezegd wordt, dat zij wel terdege te rekenen heeft met de openbaring in de H. Schrift, Ds. Lingbeek zal misschien zeggen, dat het toch in de practijk op neutraliteit uitloopt. Wij zelf zullen de gegevens, waarop Ds. Lingbeek zich met schijn van recht kan beroepen, aan de hand doen: Wij staan onthouding van partijkeuze voor, omdat onze warme liefde voor de Kerk van Christus ons noopt alle Overheidsbemoeiing als schadelijk en tegen haren aard ingaande af te weren en zulks niet uit onverschilligheid jegens de waarheid Gods, maar juist omdat de waarheid Gods dit naar onze vaste overtuiging alzoo eischt. Wil men ons uit dien hoofde pleitbezorgers der neutraliteit noemen, wij zullen het ons laten aanleunen, omdat neutraliteit zeer dikwijls plichtsbetrachting en neutraliteit een eerenaam kan zijn. Zelven daarentegen zullen we dien naam nooit kiezen, overmits het pas noch zin heeft van „neutraal" te spreken, als ge tot partijkeuze onbekwaam en onbevoegd zijt. 1)

We mogen evenwel in het midden brengen, dat Dr. Kuyper nadrukkelijk het publiekrechtelijk karakter der Kerk handhaaft. Dit juist is het punt, waarop de mannen der Revolutie zich principieel tegen de Kerk hebben overgeplaatst. Het (d. i. zij) moge een vereeniging zijn als allerlei andere vereenigingen, maar een eigen positie bezit de Kerk voor de Overheid niet. Dat is alzoo vlak het tegenovergestelde van wat door ons beleden wordt. 2) De Overheid moet het onbetwistbaar recht der Kerken erkennen om zich als Kerken aan te dienen, d. i. als een verschijnsel sui generis. En dat recht zal ze moeten toestaan aan alle kerken, die den historischen grondslag van het kerkelijk belijden, d. i. de belijdenis van de XII Geloofsartikelen vasthouden. 3) De kerk moet daarom blijven aandringen op haar erkenning in publieken rechte en mag met het private vereenigingsrecht geen genoegen nemen. Het publiek recht der kerk komt tot gelding, niet doordien de Overheid zich met de kerkelijke aangelegenheden bemoeit, maar hierdoor, dat de Overheid de kerken als iure suo bestaande eere en in alle zaken, die de Sleutelmacht raken, te rade ga met haar advies. 4)

Het is ons daarom — in tegenstelling met „De Heraut" 5) hoogst bedenkelijk voorgekomen, om niet te zeggen revolutionair, dat de Hooge Raad in zijn bekend arrest, iemand die tijdens zijn minderjarigheid openbare belijdenis des geloofs had afgelegd, ontsloeg van de verplichting om de belasting te betalen, door de kerk van hem geheven. Hiermede toch werd de kerk tot eene gewone vereeniging gedegradeerd, ontstaande alleen door den wil harer leden. 6)

Juist, wijl de Overheid gebonden is aan de bijzondere openbaring, die in de H. Schrift voor ons ligt, meenen we, krachtens het Noachietische Verbond, den eisch van doodstraf en strafbaarstelling van het Nieuw Malthusianisme, door Mr. Dr. Van de Laar zeer terecht het „nationale gevaar" genoemd, evenzeer als de bestraffing van Godslastering, gelijk nu nog in Pruisen en Engeland geschiedt, en van zelfmoord, gelijk dit ook nog in Engeland het geval is, zeer beslist te moeten handhaven.

Wil men echter, dat de Overheid partij kiest voor de zuivere kerk op alle manier, wil men in één woord aan Art. 36 ongerept vasthouden, dan doe men het ook niet ten halve, gelijk door de Confessioneelen geschiedt, maar late men aan het artikel dat recht wedervaren, waarop het aanspraak heeft. Dan geen heil gezocht in een getransigeer en een geschipper,jdat ja en neen beide zegt en uit den booze is.

De leuze, dat onze Regeering de openbare school tot een Gereformeerde school moet maken, wordt zeker door „de Gereformeerde Kerk" aangeheven en terecht door Dr. Kuyper een stelling genoemd, die zich alleen laat neerschrijven, als men in zijn gedachten elk verband met de werkelijkheid verzaakt. 7) Men ga echter dan ook verder, en zegge niet met Dr. Kromsigt, dat de Staat ook geld mag geven tot stichting van moderne predikantsplaatsen, om in breeden zin de religie te bevorderen, 8] maar men houde vol, dat het in den geest van Art. 36 is, alleen voor dominees van Art. 36 geld uit de Staatskas beschikbaar te stellen. „ Het is een bittere ironie van den partijstrijd, dat juist deze broederen met hand en tand voor het behoud van het desbetreffend Grondwetsartikel opkomen, dat staatsinkomsten waarborgt aan een priester, die huns inziens in publieken dienst „vervloekte afgoderij" pleegt, zegt Dr. Kuyper terecht. 9) Verbeeldt u, dat Dr. Kromsigt op grond van zijn ruimhartige opvatting der religie, in gezelschap met den heer Kuiper b.v., uit Leeuwarden, eens op audiëntie"  bij Calvijn was gekomen om subsidie te vragen tot vestiging van Sociniaansche en Unitarische predikantsplaatsen! We verzekeren u, dat Dr. Kromsigt en de heer Kuiper te zamen in het gunstigst geval aanstonds ter deure zouden zijn verwezen en in een minder gunstig geval het genoegen zouden hebben om Michael Servet gezelschap te houden — ab ovo usque ad mala, d. w. z. tot op den brandstapel toe — want Calvijn zou terecht gedacht hebben aan het Fransche spreekwoord: zeg mij, wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie gij zijt. Calvijn zou de daad bij het woord gevoegd hebben! 1) Dat weet Dr. Kromsigt wel het allerbest, die het immer heeft over de principieele vastheid van onze vaderen.

Men blijve zelfs daarbij niet staan om alleen maar voor de mannen van Art. 36 subsidie te vragen, maar Dr. Kromsigt, die in den laatsten tijd zoo gedurig bezig is over die gevaarlijke wijsgeerige critiek, door Dr. Kuyper op de H. Schrift toegepast, doordat deze een zoo scherpe scheiding maakt tusschen Oud en.Nieuw Verbond, handele dan in den geest van Danaeus b.v., die de ketterdoodstraf uit Deut. 18 : 20, 1 Kon. 18:40, 2 Kon. 10:21 gemakkelijk kon bewijzen. Een eindeloos getal citaten kan aantoonen, dat onze vaderen wel terdege door harde en gestrenge opvatting van Art. 36 bedoelden. 2) Zeker de Synopsis purioris Theologiae b.v. moge eenigszins milder zijn gestemd — zeker ook, omdat zij al uit een latere periode is — en alleen vorderen, dat de Overheid door de kerkelijke bediening de Godsvereering rein en ongerept houde en alle heterodoxe verleiders des volks tegénwerke, 3) ze eischt tegelijk, dat dezen verbannen worden gelijk Constantijn dit met Arius en Theodosius met Apollinaris en Nestorius gedaan hebben, ja dat atheïsten en godslasteraars van het voorrecht van verbanning worden uitgesloten en met hen nog andere maatregelen genomen. 4)

Onlangs nog heeft een R.-K. priester, blijkens een bericht in de N. R. C, de ketterdoodstraf verdedigd; krachtens Art. 36 hebben de Confessioneelen hetzelfde te doen. De opvatting der Synopsis toch is het begin der evolutionistische uitlegging, die op alle artikelen van onze belijdenis toegepast, leidt tot algeheele verloochening van ons Christelijk geloof 5) tot een onderschrijven van de formulieren van eenigheid onbekrompen en ondubbelzinnig door mannen als Haspels en Cramer, op de Utrechtsche predikanten vergadering, ja door Scholten en Kuenen. Daarom wanneer men het immer heeft over die afwijkingen van de lijn der vaderen, waaraan de Neo-Gereformeerden zich schuldig maken — aldus Ds. Lingbeek in „De Geref. Kerk" van 9 Mei 1912 — dan toone men zelf juist in die punten in waarheid te staan op de belijdenis der Vaderen, door de banier van Beza en van Bogerman als ridders zonder vrees en blaam op te heffen „dat de ketters door de burgerlijke Overheid aan den lijve moeten gestraft." Menigmaal hebben wij ons in de voorafgaande regelen op Dr. A. Kuyper beroepen; het is omdat — collega Lingbeek! — ter uiteenzetting van het Neo Calvinistische standpunt de studie zijner werken dringend noodzakelijk, om niet te zeggen onmisbaar is.

Zoo wij — om in een kort bestek onze conclusie saam te vatten — het verschil van standpunt tusschen Gereformeerden en Confessioneelen willen aangeven, dan is het aldus: dat gij, Confessioneelen, met Uwe leer van de eenheid der zichtbare kerk U vastklampt aan iets, dat zich in den loop der laatste eeuwen bewezen heeft een fictie, een hersenschim te zijn en met Uw — en dat nog wel halfslachtig — vasthouden aan Art. 36, blind bewijst voor de tegenwoordige zoowel als de toekomstige ontwikkeling van het sociale leven, terwijl wij, Gereformeerden, die de pluriformiteit der kerk en de wijziging van Art. 36 als noodzakelijke feiten aanvaarden, eèn open oog meenen te hebben voor hetgeen de geschiedenis, die niet buiten het bestel Gods is omgegaan, duidelijk leert.

Zoo wij in onze polemiek, scherper zijn geweest dan noodig is tegen datgene, wat — broederen Kromsigt, Schokking, Lingbeek e. a. — Uw hartewensch en doelwit is, dan vragen wij U vergeving. Wij meenden op de door ons gevolgde wijze het best tot verheldering van inzicht te kunnen bijdragen en te dienen hetgeen strekken kan ter bevordering van den bloei van het Gereformeerd beginsel.

Zoo deze artikelen daartoe mochten leiden, dat wij elkander beter leerden verstaan en er meerdere toenadering gevonden mocht worden tusschen U, tenminste diegenen onder U, die waarlijk staan op den bodem der Gereformeerde belijdenis, niet ter sluiks kijken naar allerlei afwijkende, in dit geval de ethische richting, en onder wie menigmaal beter besef wordt gevonden van hetgeen echt-gereformeerd is dan onder vele „niet-gezangen-zingende dominees", en ons, dan voorzeker kan er nog een schoone toekomst voor ons beginsel zijn weggelegd en daarvan grooter kracht uitgaan dan thans door onze verdeeldheid helaas het geval is tegen het ongeloof en tegen de revolutie, tot zegen van ons volksleven en tot herstel der kerk als een pilaar en vastigheid der waarheid, die omvat allen, die Gereformeerd willen zijn in woorden en in werken!

1) a. w. blz.~282. w

2) a. w. blz. 282. m

3) a. w. blz. 259.

4) E Voto Dordraceno III blz. 326, 327.

5) Het nummer, waarin deze kwestie behandeld werd, hebben wij niet meer ter onzer beschikking.

6) Dr. A. Kuyper, De gem. gr. III blz. 258. C

7) a. w. blz. 268.

8) Het nummer van "de Geref. Kerk", waarin dit is te vinden, hebben we niet meer in ons bezit; we citeeren daarom uit het hoofd. Zie echter zijn laatste, door ons de vorige week besproken brochure, blz. 41. b k

9) a, w. blz. 245.

1) Het is ons natuurlijk niet onbekend, dat het brengen van Servet op den brandstapel niet in allen deele Calvijns instemming had.

2) a. w. blz. 95.

3) L 8 40 ed. Bavinck p. 618.

4) L § 56 en 51 p. 633, 624. Blijkens zijn laatste brochure (blz. 23 noot 1) schijnt Dr. Kromsigt wel dien kant uit te willen.

5) Dr. A, Kuyper a. w. blz. 92.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's