Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zelfstandigheid gewaarborgd.

In den laatsten tijd maakt de vraag: hoe het met de zelfstandigheid der verschillende Protestantsch-Christelijke groepen gesteld is met betrekking tot hunne verhouding jegens de R. K. Staatspartij voor wat betreft de politieke samenwerking der onderscheidene fracties, opnieuw een onderwerp van bespreking uit.

Het zijn daarbij vooral de Christelijk-Historischen, die er druk werk van maken om aan te toonen, dat zij deze zelfstandigheid beter weten te handhaven dan de antirevolutionairen.

Eerst kwam Mr. Schokking uit Leiden in een politieke vergadering verklaren, dat, terwijl van Chr.-Hist. zijde bij gelegenheid van de uitvaardiging der Pauselijke encycliek krachtig positie werd genomen, de antirevolutionairen zwegen, wat intusschen niet juist bleek te zijn, toen de stukken op dit punt geraadpleegd werden.

Daarna oreerde Dr. de Visser in de Tweede Kamer over hetzelfde onderwerp. Hij deed dit in de zitting van 14 December naar aanleiding van een Standaard-artikel, waarin een kantteekening werd gemaakt op hetgeen in ons nummer van 29 November over de rede van Dr. Schokking voorkwam. In deze kantteekening werd er door den Standaardschrijver op gewezen, dat dé Ethischen die. tot de Chr.-Hist. partij behooren, met Dr. de Visser aan het hoofd, de reformatorische antithese tegenover de Roomsche belijdenis veel zwakker voorstaan dan de antirevolutionairen dit steeds deden.

Om nu aan te toonen dat De Standaard hier de plank missloeg, beriep de afgevaardigde van Leiden zich o. m. op de debatten die het vorig jaar in de Kamer plaats vonden met betrekking tot de openbare leeszalen. Is bij die gelegenheid, zoo vroeg Dr. de Visser, er iets van gebleken, dat de antirevolutionairen toen meer weerstand wisten te bieden tegen Rome dan de Chr.-Historischen ? Nog altijd moeten wij verklaren op dit punt het betoog van Dr. de Visser niet te begrijpen. Want wat heeft de instelling dor openbare leeszalen als zoodanig met Rome te maken ? Dat de antirevolutionairen destijds in de Kamer hunne stem aan een te verleenen subsidie aan die leeszalen onthielden, geschiedde om een geheel andere reden, dan om ten deze de Roomschen in het gevlei te komen. Even goed en misschien met meer reden, zouden wij de houding van Dr. de Visser onverklaarbaar kunnen noemen, toen hij in (1e zitting der Tweede Kamer van 16 December l.l. zich aan de zijde der R. K. Kamerleden schaarde en tegen eene motie stemde, die ten doel had op te komen tegen het opzettelijk, leegvisschen der Zuiderzee, welke moordvisscherij door de R. K. Volendammers uitgeoefend wordt ten koste van het brood van de Protestantsche visschersbevolking, die zich daar ter plaatse met de kustvisscherij bezig houden.

De bewering alsof de Chr.-Historischen hunne zelfstandigheid jegens de Roomschen beter weten te handhaven dan de antirevolutionairen dit vermogen te doen, houdt dan ook in geen enkel opzicht steek. Ten aanzien van dit punt onderschrijven wij geheel wat het meergenoemde Standaard-artikel inhield — en voor onze lezers zullen we daarom niet nader het bewijs hebben te leveren, dat de antirevolutionaire partij veel beslister dan de Christelijk-Historische Unie, althans wanneer wij de Friesche groep, die eene minderheid vormt, uitzonderen, voor de beginselen, in de Belijdenis der Vaderen vervat, pleegt op te komen.

Terecht werd in dat artikel er aan herinnerd, dat de bekende Duitsche philosoof Schleiermacher voor de Ethischen was, wat Calvijn voor de Gereformeerden is.

Gaf onlangs Dr. Gerritsen, toen hij in eene openbare vergadering te 's Gravenhage over het onderwerp „De Ethischen en de Gerefor­meerden" sprak, nog niet duidelijk aan het verschil in zielsleven tusschen deze beide groepen? De Haagsche predikant zei daarvan dit: bij de Gereformeerden treden wil en verstand op den voorgrond, bij de Ethischen het gevoelsleven. En als zoodanig staan ze tegenover elkaar. Schleiermacher, de vader der Ethischen, aldus Dr. Gerritsen, stelde het gevoel op den voorgrond. Zoo staat het bij de Gereformeerden niet. Zij zijn geen gevoelsmenschen.

Het is nu uithoofde van dien karaktertrek, het op den voorgrond plaatsen van het gevoel, dat de Duitsche philosoof door niet weinige R. K. godgeleerden werd toegejuicht, terwijl men zich van deze zijde steeds vierkant stelde tegenover de leer van. den hervormer uit Geneve.

Het gereformeerd beginsel is door zijn scherpe belijning aan de Roomsch-Katholieken niet sympathiek. De Roomsch-Katholieken voelen zich meer aangetrokken tot de gevoelsmenschen dan tot hen die het telkens doen hooren: „Daar staat geschreven."

En het is uit die overeenstemming in karaktertrek tusschen Ethischen en Roomsch-Katholieken dat de Ohristelijk-Historischen, die in hun godsdienstig leven voor de overgroote meerderheid op ethisch standpunt staan, ook al gluurt bij hen hier en daar het anti-papisme naar binnen, niet zoo principieel tegenover de Roomsch-Katholieke Staatspartij kunnen staan als de antirevolutionairen.

Gansch anders staat het met het gereformeerd beginsel dat in het grootste gedeelte der antirevolutionairen leeft en daarin waarborg geeft van de meest mogelijke zelfstandigheid tusschen hen en de Roomsch-Katholieken. Daarom ducht er geen gevaar dat bij samenwerking op staatkundig terrein met Rome, de zelfstandigheid zal worden ingeboet.

Voorlichting.

In de Katwijker, het Christelijk Weekblad voor Katwijk aan Zee, komt in het nummer van 18 Januari een verslag voor van de oprichting van de Christelijk Historische Kiesvereeniging in die gemeente.

Op verzoek van enkele aanwezige leden zette de Voorzitter op de vergadering het verschil uiteen tusschen de Chr. Historische en de Antirevolutionaire partij.

Naar het verslag bericht, onderscheidden beide partijen zich op de navolgende punten.

„De Chr. Hist, willen art. 171 van de Grondwet (over de Ned. Herv. Kerk) handhaven en in tegenstelling met de A. R. die de laatste (zilveren) band willen doorsnijden; daarmede hangt samen het kerkverschil.

De achtergrond der A. R. partij is de Gereformeerde Kerk, die van de O. H. partij, de Ned. Herv. Kerk, hoewel dit verschil niet zuiver opgaat daar vele Hervormden tot de A. R. partij behooren, en ook het omgekeerde wél voorkomt.

Óp het gebied der school voelen de C. H. meer voor de vrije school voor heel de natie (? ) terwijl de A. R. het restitutie-voorstel voorstaan.

De C. H. willen niet veel weten van de democratie en zijn b.v. niet gediend van Alg. stemrecht, terwijl de A. R. veel democratischer zijn. Toch wil de C. H. partij geen aristocraten-partij zijn; doch is slechts gekant tegen eenzijdige democratie. Tegenover de Oud-liberalen staan de C. H. veel welwillender dan de A. R." enz. enz.

Wij laten het bij dit gedeelte der voorlichting, daarover het oordeel aan onze lezers latende.

Voor het bijzonder onderwijs.

Het geeft geen bewijs van groote bekendheid met de toestanden bij het bijzonder onderwijs, als men meent — gelijk dit bij de voorstanders van het openbaar onderwijs wel eens het geval is — dat na de verschillende wijzigingen die in de Lager-Onderwijswet ter zake van de toekenning van subsidie successievelijk tot stand kwamen, het onderwijs bij de bijzondere scholen zich zoo nagenoeg uit de rijksuitkeeringen bedruipen kan.

Om te weten, wat de openbare school boven de rijksbijdragen welke aan de gemeenten worden uitgekeerd nog kost, vinden wij voor het jaar 1910 reeds alleen een bedrag van ruim 10 millioen aangeteekend als de totale som van wat door de gemeenten in dit jaar werd uitgegeven uitsluitend voor het openbaar onderwijs. Voor welken leerling aan de openbare school geeft deze bijdrage f 19.13 per kind. Vermenigvuldigt men dit bedrag met de 332 389 leerlingen die op 15 Januari 1910 de bijzondere school bezochten, dan geeft dit product van ruim 6 millioen gulden het cijfer aan wat de bijzondere school in totaal over 't jaar 1910 aan de gemeente uitspaarde.

Hoeveel tonnen gouds nu jaarlijks door de voorstanders der bijzondere school geofferd worden om in dit gemis aan gemeentelijke uitkeeringen te voorzien; wij vermoeden dat de mannen van het openbaar onderwijs en misschien ook nog vele onzer zich daarvan geen flauw begrip kunnen vormen.

Het zou dunkt ons de moeite van het vergaren der cijfers wel loonen als wij dit bedrag, bestaande uit: collecten, contributiën, suppletiefondsen, bouwkosten enz. b. v. voor het jaar 1912 wisten; voor zoover ons bekend is, bestaan er alleen officieele cijfers over de Unie-collecte.

Zouden onze schoolmannen zich voor het verzamelen van de gegevens die ons het totaal aan bijdragen zullen doen kennen niet eens willen inspannen?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's