Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „Geloof en Vrijheid"' Tweemaandelijks Tijdschrift (Evangelische richting) wordt in de kroniek (6de afl. 46ste jaarg.) de aandacht gevestigd op „de omkeer in de beschouwing van het Oude Testament." Waarbij uitkomt dat wat door moderne geleerden als hoogste wijsheid verkondigd werd nu weer door geleerde mannen verworpen wordt!

We nemen een en ander hier over:

»Tot de merkwaardige verschijnselen van onzen tijd mag zeker wel gerekend worden de wijziging, of laat mij liever zeggen, de algeheele omkeer in de beschouwing van het Oude Testament. Sedert Prof. A. Kuenen in 1869 zijne bekende Geschiedenis van den Godsdienst van Israël uitgaf, was in Duitschland en in ons vaderland de hypothese Graf-Kuenen-Wellhausen het uitgangspunt van bijna alle Oud-Testamentische geleerden. Velen vergaten daarbij, dat het slechts eene hypothese was, en namen als wetenschappelijk vaststaand feit aan, dat de geschiedenis van Israel eerst begint met de 8 ste eeuw voor Christus, toen de profetische mannen leefden, die geschriften omtrent Israels geschiedenis samenstelden, maar in die geschiedenis eigenlijk de godsdienstige denkbeelden van hun tijd weergaven. Daarmede werd als waarheid erkend, dat de aartsvaders mythische personen waren; de 10 geboden niet uit den tijd van Mozes konden zijn; het Bondsboek Exodus 21—23 de denkbeelden der 8ste eeuw bevatte. Voorts moest Deuteronomium in de dagen van koning Josia gevonden en ook geschreven zijn; de priesterlijke wetten in Leviticus eerst nd de ballingschap zijn opgesteld; de hoogepriesterlijke waardigheid en de groote Verzoendag voor de ballingschap onbekend geweest zijn.

Dit werd op zulk een toon van zekerheid beweerd, dat tegenspraak belachelijk scheen! De wetenschap had immers uitgemaakt, dat de oude voorstelling eerst de wet en dan de profeten, op bedrog berustte.

Het moest zijn: »eerst de profeten en dan de wet!" »En ziet, — nu komt van de zijde der vroegere verdedigers dier hypothese een steeds krachtiger verzet daartegen.

De eerste, die in ons land uiting gaf van zijn veranderd inzicht was Prof. B. D. Eerdmans te Leiden, die in 1908, 1910 en 1912 "Alttestamentliche Studiën" in het Duitsch uitgaf (Gieszen. A. Töpelmann.)«

[Prof, Eerdmans die nu modern is, is van huis uit orthodox opgevoed. Red. Waarh.vr.]

Het voorbericht van de eerste studie (1908) begint met de verklaring: »In deze verhandeling over de samenstelling van het boek Genesis maak ik mij los van de critische school Graf-Kuenen-Wellhausen en bestrijd ik in zijn geheel de zoogenaamde nieuwere oorkonden-hypothese.«

Prof. Eerdmans toont dan het onhoudbare aan van de onderstelling dat de verschillende bronnen J., E. en P. kunstig zouden zijn dooreengewerkt; hij toont aan, dat de verhalen omtrent de Patriarchen geen mythologie geven en geen toespelingen op den koningstijd bevatten; hij bewijst, dat de voorvaders der Israëlieten niet als nomaden of Bedouïnen beschouwd moeten worden.

In de 3de studie (1910) geeft Prof. Eerdmans een nauwkeurige exegese van het boek Exodus, waarbij blijkt, dat hier de splitsing der bronnen nóg moeilijker is te handhaven dan in Genesis.

Hij heeft geen bezwaar om de mededeeling der 10 geboden aan Mozes toe te schrijven en hij bewijst, dat de wetten van het Bondsboek (hoofdst. 21—23) en de beschrijving van de instelling van het Paaschfeest geheel niet zouden overeenkomen met de denkbeelden, die men in den koningstijd omtrent de oters koesterde en dan ook van vroeger datum zijn.

Nog merkwaardiger zijn'de resultaten van zijn 4de Studie (1912). Daarin geeft hij een exegetische verklaring van het boek Leviticus, die een doorloopende bestrijding is van Wellhausen. Hij doet uitkomen, dat de ofïergebruiken in den na-exilischen tijd volstrekt niet overeenstemmen met hetgeen in Leviticus geboden wordt; dat in dit boek met geen enkel woord gewag wordt gemaakt van de Leviten, die toch na de ballingschap in den tempel dienst deden; dat er wel degelijk voor de ballingschap hoogepriesters bestonden, gelijk deze reeds eeuwen vroeger bij de Egyptische en Babylonische heiligdommen werkzaam waren; dat de wet over den grooten Verzoendag noodzakelijk vóor-exilisch moet zijn.

De slotsom van Eerdmans is: Leviticus was het wetboek, dat aan de hervorming van Hiskia ten grondslag ligt — en daarmee vervalt alles, wat door Wellhausen over het late ontstaan van dit boek werd beweerd!«

Dit alles is nog al kras en wel waard om eens even op te merken.

Want daar wordt nu heel het modernwetenschappelijk gebouw van Prof. Kuenen onderstboven geblazen!

En als dan b.v. de bekende Leidsche Bij­ belvertaling (modern) héél parmantig zegt in de aanteekeningen: „Vele der in Gen. 12 —50 vervatte verhalen zijn zeer schoon. En groot is hunne waarde als zeden-en karakterschilderingen. Maar men miskent ze en verspert zich den weg tot het rechte genot er van, indien men - ze voor historisch houdt, want zij zijn dat niet. Geen der daarin optredende personen heeft bestaan en al wat ons van Eva verhaald wordt is legende" — dan zien we alweer door de studiën b.v. van Prof. Eerdmans dat de modernen wel dikwijls héél parmantig en héél brutaal en héél wetenschappelijk zijn in hun beweringen, maar dat het telkens blijkt dat onze Gereformeerde Vaderen nog zoo dom niet waren.

Wie de kantteekeningen van onzen Statenvertaling tenminste raadpleegt zal telkens moeten erkennen : onze Geref. Vaderen spraken al over dingen, waarover men nu een hoog woord voert als ware men nu pas tot de ontdekking er van gekomen!

Behalve de studies van Prof. Eerdmans is er evenwel nog meer verschenen in betrekkirg tot deze zaak en wel — en hier geven we weer het woord aan „Geloof en Vrijheid":

«Een boek van een Duitsch theoloog, W. Möller, predikant te Apollensdorf, die ook vroeger een aanhanger van de hypothese Graf-Wellhausen is geweest.

Hij publiceerde: »Wider den Bann der Quellenscheidungs (Bertelsmann Gütersloh 1912).

Zijn bestrijding is veel beslister dan die van Eerdmans. Hij komt op tegen het verscheuren van zijn Bijbel in stukken en stukjes; en hij steekt den spot met al de kunstmiddelen, die zijn tegenstanders aanwenden om hunne hypothese te verdedigen.

Hier is een diep godsdienstig man aan 't woord, die zich geroepen voelt, krachtig op te treden tegen hen, die in het Oude Testament geen bizondere openbaring willen erkennen.»

«Terwijl de moderne-critici van de 5 boeken van Mozes niets voor Mozes overlaten, gaat Möller van de veronderstelling uit dat niet alleen Genesis maar héél de Pentateuch van Mozes' hand is.«

Benevens de werken van Eerdmans en Möller wordt in „Geloof en Vrijheid" de aandacht gevestigd op een boek van Dr. Rudolf Kittel „Die Alttestamentliche Wissenschaft in ihren wichtigsten Egebnissen dargestellt" (Quelle und Meyer, Leipzig 1912). Een boek ontstaan uit lezingen, die Prof. Kittel voor onderwijzers gehouden heeft.

En ten slotte moet dan nog genoemd worden een boekje van Prof. Ernst Sellin, vroeger hoogleeraar te Weenen, thans te Rostock; 't heet: „Die Alttestamentliche Religion in Rahmen der andern altorientalischen, " (A. Deichert, Leipzig 1908).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's