Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen eervolle plaats.

Dat het met de moraliteit van het marinepersoneel beneden peil staat, is algemeen bekend. Doch dat de cijfers omtrent de gezondheidstoestand der schepelingen als gevolg van het leiden van een onzedelijk leven zoo ongunstig zijn, als zij onlangs in het Marineblad werden medegedeeld, zal voor menigeen onbekend zijn.

Vooral het feit dat de Nederlandsche Marine, vergeleken bij die van andere mogendheden, voor onze scheepsmacht het hoogste ziektecijfer aanwijst, moet ten deze tot grooten ernst stemmen.

Het .ziektecijfer, uitgedrukt in percenten, klom met groote schommelingen van 1901 tot 1911 van 12.9 op 21, 6 percent. In laatstgenoemd jaar was het cijfer zelfs hooger dan in 1903 toen het aantal ziektegevallen bet hooge percent van 21.1 aanwees.

Bij de Engelsche Marine bleef het ziektecijfer vrijwel stationnair op 11, 12 percent. Op de Japansche vloot daalde het aantal percenten van 15.1 in 1901 op 8.7 in 1909 (het laatste jaar waarvan de opgave bekend is). In Duitschland nam het ziektecijfer sinds 1901 op 10, 1 percent af op 5.7 in 1910. Alleen in Amerika steeg het percentage van 5.2 in 1901 op 16 in 1909.

Uit deze cijfers blijkt dus wel dat de Nederlandsche Marine geen eerste plaats inneemt tusschen de andere naties, wat haar ziektecijfer, als gevolg van onzedelijken leveswandel betreft.

Met groot leedwezen maken wij van dit feit gewag, dat opnieuw er op wijst hoe ook ten deze alle kracht behoort ingespannen te worden om al datgene te verrichten wat het geestelijk welzijn der schepelingen kan bevorderen.

Het inzinken van het godsdienstig leven aan boord laat ten opzichte van het zedelijk leven diepe sporen achter.

Het cijfer slinkt.

De openbare school gaat achteruit. Op 15 Januari 1907 bereikte zij in leerlinggetal het hoogste cijfer, dat van 564.445 schoolgaande kinderen. Sinds dien liep het aantal terug. Op 15 Januari 1911 was het totaal aan jongens en meisjes te samen 563.047. Daarentegen klom het cijfer der leerlingen van de bijzondere school gestadig. Om weer dezelfde data te nemen, steeg het aantal kinderen aan die school van 302.305 op 15 Januari 1907 tot 353.547 op 15 Januari 1911.

Deze cijfers, die op zichzelf reeds heel wat te zeggen hebben, krijgen nog bijzondere beteekenis als men in aanmerking neemt, dat de groote vooruitgang bij het bijzonder onderwijs verkregen werd ondanks de groote bevoorrechting die de openbare school nog altijd boven de bijzondere school geniet. Immers van de vele millioenen die.uit de Gemeentekas voor het openbaar onderwijs worden uitgegeven, geniet de bijzondere school niets. En met die omstandigheid hangt weer zeer nauw samen het vraagstuk der „schoolgeldheffing." Doordat de Gemeente de openbare school bijspringt, bekommert men er zich van dien kant niet over of de schoolgelden al eenige bate opleveren. Geheel anders staat het bij het bijzonder onderwijs, waar met de inkomsten uit de scboolgelden wel terdege moet rekening ge­houden worden. Stond het op dit punt tusschen de openbare en bijzondere school gelijk, dan zou men nog iets geheel anders zien. Het aantal leerlingen op de openbare school slonk dan als sneeuw voor de zon.

Nu nog moeten vele ouders met den factor der scboolgelden rekenen. 

Maar wordt dit anders, dan kon het wel eens waar worden wat onlangs De Bode, het orgaan van den Bond van Nederlaudsche Onderwijzers schreef: dat het nieuwe artikel 192 der Grondwet beteekent „het doodvonnis" voor de openbare school.

Inderdaad, de menoschen krijgen genoeg van de openbare school.

Hoe men voorlicht.

In eene politieke vergadering te 's Gravendeel hebben de beide leiders der Christelijk-Sociale partij, de heeren Mr. van de Laar en Dr. Keuchenius, een rede uitgesproken waarvan in de Dordsche Courant van Zater dag 5 April een uitvoerig verslag voorkomt.

Het onderwerp waarover Mr. van de Laar sprak, was: „Uit Christelijk oogpunt tegen de coalitiepolitiek."

Naar het verslag dat bovengenoemde Courant geeft, moet deze spreker gezegd hebben: dat de „Standaard" politiek is, dat de Ned. Herv. Kerk uiteen moet in groepen. „En nu Dr. Kuyper en de „Standaard" dat gaarne willen, — zoo luidt het woordelijk — nu heeft men de coaltiepolitiek dienstbaar gemaakt om dat te bereiken."

De Ned. Herv. Kerk dreigt dus gevaar van de zijde der coalitie. De Kerk komt in bet gedrang. De coalitiepolitiek heeft het op haar ondergang toegelegd.

Gelukkig laat Mr. van de Laar ons niet in het duister rondtasten bij het zoeken naar de oorzaak waar dit groot gevaar uit voortkomt.

Naast de aanklacht, die tegen de coalitie rijst, probeert de spreker, en wij verheugen ons over deze poging ook daarvoor het bewijs te leveren.

Mr. van de Laar zegt dan:

Dit bewijst de benoeming van Prof. Visscher . te Utrecht, die wacht op afwerping van het synodale reglement. Daarna werd Prof. van Leeuwen aldaar benoemd, die in de lijn gaat van Prof. Visscher. Toen volgde de groote zet op het schaakbord, de benoeming van Prof. Noordtzij, die van separatistische beginselen is. (Het is voor de gemoedsrust van Mr. van de Laar maarte hopen dat zijn vriend Dr. Keucheunius, die lid der Geref. Kerk is en dus ook separatist moet-zijn, maar nimmer voor hoogleeraar in aanmerking komt). Er mocht geen man benoemd worden, die deed aan Bijbelcritiek. Een argument van niets, want Dr. Troelstra, confessioneel, gaf reeds les aan studenten in dezen geest en Dr. Noordtzij is in enkele opzichten zelfs critisch.

Op deze wijze zullen de a. s. predikanten der Ned. Herv. Kerk opgeleid worden in den zin: de Kerk moet maar uiteen, Dat is de invloed van Dr. Kuyper,

Daartegen dient geprotesteerd, en ieder, die deze Kerk liefheeft of meent, dat ze gehandhaafd moet worden, pleegt verraad — zij het dan ook onbewust — als hij de coalitie steunt.

Wij zijn Mr. van de Laar dankbaar voor het bewijs, dat hij hier aanvoert en waaruit moet blijken, dat de Ned. Herv. Kerk zoolang de coalitie bestaat, gevaar loopt. Dat dit bewijs wel het krachtigste argument van den spreker zal zijn tegen de coalitiepolitiek spreekt van zelf. Immers het is zoo naar den gang der dingen, dat vooral het zware geschut in werking wordt gebracht.

Maar nu het betoog van Mr. van de Laar in zijne juiste beteekenis.

Wij weten niet op welk kerkelijk standpunt de heer Van de Laar staat. Zeker is het dat hij niet gereformeerd is, anders toch zou hij de benoeming van de drie genoemde hoogleeraren met alle gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk van harte hebben toegejuicht.

Doch dit daargelaten.

De benoeming achtereenvolgens van Dr. Visscher, Dr. van Leeuwen en Dr. Noordtzij tot hoogleeraren te Utrecht is alzoo door de coalitie-politiek gebruikt om de Herv. Kerk in groepen te doen uiteengaan, hel lievelingsdenkbeeld van Dr. Kuyper en de „Standaard."

Is het Mr. van der Laar wel bekend hoeveel moeite het aan de gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk gekost heeft om de regeering van het goed recht der gereformeerde richting in de Kerk te overtuigen, en niet langer de gereformeerden bij de andere groepen in de Kerk achteruit te zetten? Zeker de benoeming dier hoogleeraren is het werk der regeering geweest, maar het was geheel naar den wensch van dat deel van de leden der Kerk dat de gereformeerde beginselen is toegedaan, dat de benoeming zoo uitviel als zij uitviel.

Alle gereformeerden blijven daarom èn het kabinet Kuyper èn het kabinet Heemskerk dankbaar, voor wat aan de Utrechtsche Universiteit ten bate der gereformeerden gedaan werd.

Dat Mr. van de Laar en zijne medestanders er gevaar in zien dat de a.s. predikanten der Nederl. Hervormde Kerk in de gereformeerde beginselen worden opgeleid kunnen wij ons begrijpen, maar voor ons gereformeerden stemt die opleiding juist tot groote blijdschap.

Daarom geeft het geen pas hier te generaliseeren en het publiek zoo voor te lichten alsof de geheele Ned. Herv. Kerk in de benoeming van de drie hoogleeraren een gevaar voor de Kerk moet zien.

Tegen zulk een voorlichting mogen wij op onze beurt protesteeren. Immers een groot gedeelte van de leden der Ned. Herv. Kerk is het juist met de politiek die door de beide Kabinetten vooral op dit punt gevoerd werd, geheel eens. En wij van onzen kant zouden willen zeggen dat als er sprake is van „verraad" plegen, dit zou zijn wanneer men op dit punt de regeering afviel en de vrijzinnigen of de Christelijk socialen bijviel, welke laatsten evenmin als de eersten van het recht der gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk iets schijnen te willen weten.

Het bewijs dat Mr. van de Laar levert is daarom geen bewijs. En niet het minst op dit gedeelte waar in gebreke wordt gebleven om waar te maken dat Dr. Kuyper, „de Standaard", of welke gereformeerde in de ­Ned. Herv. Kerk ook, de Ned. Herv. Kerk wil doen uiteen vallen in groepen en daaraan de coalitiepolitiek wil dienstbaar maken.

Mocht al eens een stem in die richting gehoord worden, wil dit dan zeggen, dat over dit punt algemeen zoo wordt geoordeeld ?

Als Mr. van de Laar zich geroepen acht om het volk voor te lichten, laat hij dan met bewijzen komen die juist zijn.

In zijne rede te 's Gravendeel bleef hij in gebreke om met feiten te staven dat de Ned. Herv. Kerk (Gereformeerde Kerk) van het enwoordig bewind voor haar bestaan eenig /aar loopt.


1) Zie ons artikel Ethische Voorlichiiug VI, nummer van 31 Jan» '13.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's