Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Koloniaal beleid.

(Slot)

Mr. Dijkstra maakte zijn reis door Java in de jaren 1911 en 1912. Hij deed dit als onbevooroordeeld publicist, gelijk hij zegt, staande buiten alle partijen, niet behoorende tot een kerkgenootschap.

Overal kwam ik, zoo schrijft hij, zonder vooropgezette meeningen, gaf alleen mijn oogen en ooren den kost, ondervroeg zoowel ambtenaren als particulieren.

Welk oordeel spreekt nu mr. Dijkstra uit over de klachten die met betrekking tot het koloniaal beleid in Indie door de liberale Nieuwe Courant werden geuit. Dat blad riep alle Oud-Indische gasten, die in den Haag woonden op om den strijd tegen het kabinet Heemskerk mede te strijden om aan het ministerie, dat Insulinde in gevaar bracht, een einde te maken.

De publicist geeft het schrijven van de N.-Ct. aldus weer:

En nu vraag ik verlof uit uw advies de quintessence naar voren te brengen.

Ik onderscheid drie punten.

1e. Onder het coalitie-regime zou de verdraagzaamheid zoek raken, strikte onzijdigheid in liet gedrang komen. En dat, door verschillende maatregelen der Regeering inzake het onderwijs voor inlanders en door bevoorrechting der Zending.

2e. De bevolking zou onder dit regime voor de keus gesteld worden tusschen gebrekkige dessa-scholen, en de betere Christelijke Zendingsscholen en dat met conversie oogmerken.

3e. Op dergelijke actie van onverdraagzaamheid en partijdigheid zou de reactie steeds tot uiting komen in de woelingen van Sarekat - Islam.

Over deze bezwaren van het vrijzinnig orgaan uit de Residentie schrijft mr. Dijkstra dit merkwaardig oordeel, dat wij om het groote belang dat het betreft in zijn geheel overnemen.

Hij zegt:

Mijnheer de hoofdredacteur van de «Nieuwe Courant", ik verklaar hier nu uitdrukkelijk, dat ik nergens iets heb bespeurd of vernomen, wat ook maar in het minst uw vorengenoemde meeningen dekt.

Van onverdraagzaamheid bij de Regeering is mij niets gebleken, evenmin van partijdigheid inzake onderwijs. Wèl vernam ik in Djaparaiets wat op vpor de inlandsche bevolking schadelijke grondpolitiek geleek, doch dit was een locale aangelegenheid, plaatselijke autoriteiten rakende, niet de centrale Regeering. Ik deed mij ook omtrent deze aangelegenheden door Djapara's zéér ontwikkelden regent voorlichten.

Nergens bleek mij ook maar iets, wat wijzen zou op onvrijheid in 't belijden, van iemands godsdienst, of drijven door zendelingen.

Nu zegt u: de feiten spreken anders. U haalt dan als feit aan, een belofte van Minister Fock, welke belofte zou zijn ingekrompen". De door dezen liberalen bewindsman toegezegde 1000 scholen zouden door de Regeering zijn teruggebracht op 700. Mag het niet nakomen van Regeeringsbeloften als argument dienen. Zou de heer Fock, ware hij in 1909 tot heengaan niet genoopt, die belofte wèl hebben gehouden ? Waarom gaf die Minister niet, instee van te beloven ? Wat deed hij in zake onderwijs, om aannemelijk te doen zijn uw meening, dat deze minister 1000 scholen zou hebben gegeven ?

Wanneer u het werk van mr. Van Deventer „Overzicht van den economischen toestand der inlandsche bevolking van Java en Madoera", Martinus Nijhof, 1904, naslaat, zult u zien, dat tegen het einde van 1904 er op Java en Madoera 303 openbare inlandsche scholen bestonden en 326 particuliere. Op pag. 195 van genoemd werk schrijft mr. Van Deventer o. a.: Zeer dikwijls moet de toelating van nieuwe leerlingen wegens plaatsgebrek worden geweigerd. Openbare onderwijzers trachten in den onderwijsnood te voorzien, door in hun vrije uren les te geven. Van meer belang is echter de steun ten dezen geboden door particuliere scholen, welke Staatssubsidie kunnen krijgen, enz.

Deze onderwijsnood ontstond derhalve niet onverhoeds tegen het einde van de liberale periode 1905—1909, doch bestond reeds in 1905. Waarom, vraag ik mr. Fock, nu scholen, liefst 1000, beloofd en slechts een paar honderd gegeven zooals uit het Officieel Verslag over 1910 blijkt? Het aantal der openbare inlandsche scholen was einde 1910 nog slechts 629 dat der particuliere 546. Genoemd verslag kenschetst den toestand in dit opzicht dadelijk na het heengaan van mr. Fock als Minister als een zeer treurige. Op pag. 17 heet het b.v.: Aan het verzoek om toelating kon op verscheidene scholen, wegens gebrek aan ruimte, niet voldaan worden, wat voor een deel aan de particuliere scholen ten goede kwam. En elders: De drang van het volk naar onderwijs is de laatste jaren zeer sterk geworden, en riep de particuhere scholen in het leven, in verband met het plaatsgebrek op of het ontbreken van openbare scholen.

Hier is derhalve sprake van veel beloven, weinig geven. Het feit dezer belofte moet als argument derhalve worden gepasseerd, als ondeugdelijk Een ander feit, ten behoeve van uw betoog, zou gelegen zijn in het subsidieeren van het bijzonder onderwijs. Nu meen ik, dat, wanneer vast staat, zooals uit mijne voorgaande aanhalingen, dat deze bijzondere scholen de taak der Regeering vervullen, en zóó flink den onderwijsnood helpen lenigen, het de plicht van de Regeering is, te zorgen, dat het bijzonder onderwijs deugdelijk is. En hoe zou dat anders kunnen, dan door financieel die scholen, wdar noodig, met subsidie te steunen ?

En dan zegt u, dat het een feit is, dat het peil van het onderwijs op de dessascholen verlaagd is. Derhalve zou het de toeleg zijn, den toestand nóg slechter te maken. Hoe komt het dan dat juist tijdens mijn verblijf in Djapara twaalf nieuwe dessascholen werden geopend? In die dessa's werd dan toch zeker het peil verhoogd! In dit opzicht is het zeker wel dienstig, de lezing aan te bevelen van wat mr. Van Deventer t. a. p. schrijft pag. 200: „De behoefte aan lager onderwijs is wellicht minder dringend, dan die van eenig onderricht, dat de kinderen des lands meer voordeel zou doen trekken van den arbeid hunner handen. Aan ambachtsonderwijs voor de gewone inl. bevolking is evenwel tot dusver zoo goed als niets door de Regeering gedaan. Alleen door de Zending werd op dit gebied iets tot stand gebracht." Gewezen wordt dan op de ambachtsscholen der Zending te Modjowarno, Kediri en Swaroe, waarvan mr. Van Deventer getuigt, dat zij beantwoorden aan het doel. De leiding van die door u gewraakte zendelingen is blijkbaar nog zoo kwaad niet.

Nu punt 3. Deze Regeering zou de inl. bevolking voor de keus slellen tusschen kleine dessascholen en betere Zendingsscholen. Hoe stond het in dit opzicht geschapen tijdens het liberaal interregnum, 1905—1909. Wij zagen reeds, dat er toen haast evenveel bijzondere als openbare scholen waren, en dat er ten opzichte van het ambachts-onderwijs geen keus was, daar alleen de Zending dit onderwijs gaf. In Djapara heb ik van Zendingsonderwijs weinig of niets, van onderricht op dessascholen veel bespeurd: waar blijft de keus?

In het groote gewest der Preanger Regentschappen zijn 8 of 9 Zendingsschooltjes, doch die der dessa's haast niet te tellen, terwijl er tot op korten tijd geleden 2013 Mohammedaansche scholen met 49884 leerlingen waren. Waar is hier de keus ? Weet gij, meneer de Redacteur, wanneer de Javaan-Soendanees deze Zendingsscholen kiest ? Als hij ziek is, om daar liefderijk te worden verpleegd ! Ik ken menschen, die ik u gaarne bij name noem, die dergelijken Zendingsarbeid geldelijk steunen, en toch groote bijdragen afstonden voor de concentratiekas!

Punt 3 : de reactie, bij voorbaat alvast uitkomende in de woelingen van Sarekat-Islam.

Ik heb dergelijke beweringen immer fabels genoemd. Deze geestesstrooming dankt z'n oorzaak aan Mekka! De meeste gisting bespeurt men, ziet men goed toe, in de Preanger. In het gewest waar een achttal Zendingsschooltjes zich meer met ziekenverpleging, dan met wat anders ophouden, zoodat van drijverij elk spoor absent is. Juist bij Tjibadak, waar een zuivere socialist aan het hoofd staat van de openbare school, gist het wel 't ergst, men denke slechts aan de woelingen, de vorige maand te Tjitjoeroek.

In Garoet afdeeling Limbangan eigenlijk, in het hartje van de Preanger derhalve, is één Zendingsschooltje onder een kalm, practisch man. Uit deze afdeeling vertrekken dit jaar of zijn nu reeds vertrokken 2500 menschen ter bedevaart naar Mekka. Het vorig jaar vertrokken alleen uit het stadje Bandoeng 967 bedevaartgangers. Wie hoorde te Garoet of Bandoeng of waar ook, ooit van drijverij en Zendingsfanatisme ? .

Raden Mas Toemenggoeng Oetajo, wiens portret als aandenken, aan den aangenamen tijd samen in Djapara doorgebracht, voor mij staat, oordeelt gansch anders dan zij, die u, M. de R., hebben voorgelicht! Deze Regent van Apara heeft mij onverholen zijn meening aangaande vele aangelegenheden gezegd, doch op de onderwijsgestie der tegenwoordige Regeering had hij niets aan te merken. Stel zijn getuigenis naast hetgeen ik zelf ervoer, o. a. in de' Preanger, waar ik bijna 2 jaren toefde. 1911 en 1912, en gij komt tot gansch andere inzichten.

In de Lampongs, een land waar nog nimmer een Zendeling kwam, en men haast niet weet, hoe dominee of pastoor er uitziet, hoorde ik een inlander, bewoner des lands zeggen: wat doet gij uw huis te verhuren aan een ongeloovigen hond? Mekka, echter, is ook voor den Lamponger de heilige stad, waar de gioar vervloekt wordt. Mekka ziedaar volgens mij het groote gevaar!

Met groote belangstelling zullen onze lezers dit artikel van den publicist, die geen coalitieman en geen geestverwant van de Regeering is, gelezen hebben.

Maar wat blijft dan van het kabaal in de Indische en Nederlandsche vrijzinnige pers over van de gevaren die door Idenburg en de Waal Malefijt over Indie gebracht zijn?

De Kameroverzichtschrijver van het Handelsblad schreef in het Overzicht van 20 November 1911:

Zulk een Regeeringspropaganda (het ging over het beleid van den heer Idenburg) in een land van millioenen Mohammedanen, het ware meer dan een ramp voor ons koloniaal bestuur. Het ware de ondergang ervan. Moge de stembus van 1913 hier althans een stok voor steken.

De stembus heeft gesproken. De vrijzinnigen hebben in bond met de sociaal-democraten hun zin gekregen. Zoo aanstonds gaat minister de Waal Malefijt heen, gevolgd door den gouverneur-generaal Idenburg, om dan voor de rooden plaats te maken.

En als deze verwisseling in het bestuur door ons Christenvolk zal gezien worden, dan is daarmede het beleid van deze Christenstaatslieden niet veroordeeld. De overwinning Werd verkregen door het propageeren van onware voorstellingen.

Een smadelijke positie.

De vrijzinnigen zyn onder het Caudijnsche juk, dat door de sociaal-democraten opgetangen werd, doorgegaan.

De mannen der vrijzinnigheid kregen vier Vragen te beantwoorden en eerst toen die beantwoording geheel en al naar den zin van de socialisten was, ontvingen zij het roode keur en konden zij op den steun der socialisten rekenen.

Wat een smadelijke positie voor de nazaten van den grooten liberalen staatsman Thorbecke.

De vrijzinnigen hadden te kiezen of te deelen.

Niet de vrijzinnigheid stelde de wet, maar de socialisten.

Stond het in eenig district tusschen een sociaal-democraat en een man van rechts en gaven de liberalen in dat geval den doorslag, dan hadden zij zich te ontzien om den sociaaldemocraat niet te prikkelen.

De moed ontbrak den vrijzinnigen om wederkeerig de socialisten te examineeren.

Dat recht was alleen voor de rooden.

Stel de liberalen hadden den socialisten gevraagd: hoe staat ge tegenover het Koningschap? Men zou eens wat hebben gehoord.

De vrijzinnigen waren gedwee. Immers ze zijn afhankelijk van de roode neven.

Zoo zinkt de partij weg, die haar staatkundig beginsel heeft prijsgegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's