Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het wier was aan mijn hoofd gebonden.

Jona 2:5b.

Gods kinderen zondigen duur. De Heere rekent met Zijne kinderen gestreng af aan deze zijde van het graf. Eeuwige straffen bestaan voor 's Heeren volk niet; daarvan heeft Golgotha's zoenbloed hen gewisselijk vrijgekocht; doch hier laat de Hemelsche Vader Zijne gestrenge geeselroede vaak snerpend en snijdend op Zijn bondelingen neerkomen. - Om hun bestwil; in hun eigen belang ; gelijk ze straks aan de oevers der glazen zee jubelend zullen zingen, als zij hemelsche accoorden ontlokken aan de harmonieuze snaren hunner gouden citheren, gedenkende de wijze, liefdevolle wegen door God den Heeren met Zijne kinderen op deze aarde gehouden.

Een kind Gods weet zoo, wat zonde is; zooveel beter dan de wereld, wijl de Heere door Zijnen Heiligen Geest zijne blinde zielsoogen voor het eigenlijke karakter der zonde als rebellie, opstand tegen God, geopend heeft. Daarom mag en moet God de zonde zwaarder aanrekenen in Zijn volk. O zeker, de wereld zal zich nimmer kunnen vrijpleiten voor haar Rechter, en met goede gronden zich op geen enkele verontschuldiging kunnen beroepen, doch den christen is 't extra aangezegd wat zonde is; en de Christen is uit het diensthuis der zonde uitgeleid, waarin hij eenmaal zulke walgelijke ketenen torste.

Uit dit oogpunt moeten we dan ook zoo menigen donkeren weg bezien, dien de Heere met de Zijnen houdt; en worden nu reeds vele van 's Heeren leidingen duidelijker voor ons vaak met tranen befloerste oog.

Jona, Amitthai's profetische zoon, was een hooggesteld kind des Heeren, en toch ging hij in de gewillige overgave aan zijn God zoo mank; het enkel in het gebod zien en dat opzettelijk blind zijn voor de uitkomst, wordt bij hem slechts te veel gemist. Op dit gebied was hij voor zijn Hemelschén Vader een moeilijk kind; had de Heere gedurig veel met hem te stellen. Om Jona hieraan te ontdekken, om hem in een geduchten strijd te brengen met zijn eigen natuur, zal 't ook wel geweest zijn, dat de Heere hem uitkoos, opdat hij in het heidensche Nineve predikte bekeering van booze wegen en verootmoediging voor een God, die anders zekerlijk met Zijn oordeelen komen zou. Tevens wenschte de Heere door Jona een les te geven aan geheel Israel, dat in zijn nationalen trots voor de bekeering van heidenen zoo weinig gevoelde, een heiden zoo gering telde, alsof 't geen menschen waren, dat zij zich eer tegen prediking onder heidenen uit alle macht zouden gaan verzetten, dan mede te werken aan hun behoud. Zoo verdwaasd was in Jona's dagen dat Israel, dat het meest prat ging op de belofte van een Messias, naar Wien immers ook heidenen zouden vragen, en die staan zal tot eene banier der volkeren.

Genade kan met ernstige dwalingen en diep zondige wegen gepaard gaan. Niet alsof er uit de genade ook maar één enkel wolkje van zonde kon opkomen, dat zij verre, dit zou aan de natuur der genade geheel tegenstrijdig zijn; doch waar genade viel, daar viel zij in een Adamskind, in een zondaar, die een zondaar is en blijft tot aan zijn jongsten snik.

Genade kan nimmer een vrijbrief der zonde zijn; immers neen, want genade en zonde verhouden zich als licht en donker, als zoet en bitter; wat zand is voor de tanden en stof voor de oogen, dat is de zonde voor de genade. Dit neemt echter niet weg, dat de Christen in zijne oude natuur steeds een bron van allerlei wanbedrijven bij zich heeft, die hem op iijn pelgrimsreis nog menige traan kosten zal. Als we des Christens nieuwe leven vergelijken mogen bij den leeuwerik, die gaarne opstijgt, die hooge, reine luchten zoekt, om den lof des Scheppers in zijn schoone lied te verkondigen; dan is ongetwijfeld de oude natuur aan den blinden mol gelijk, die zijne kronkelgangen neerwaarts inwroet, in het donkere stof der aarde. Deze twee nu moeten, zoo te zeggen, tezamen huizen, zijn aan elkaar in het sterfelijke lichaam verbonden, wat tot tal van verwikkelingen, botsingen, moeilijkheden aanleiding geeft. Zoo is 't bij ieder, die uit water en Geest wederom geboren werd; zoo was 't ook bij den boetprediker van Nineve.

Des Heeren woord, geschiedde tot Jona: „Maak u op, ga naar de groote stad Nineve, en predik tegen haar, want hunlieder boosheid is opgeklommen voor mijn aangezicht." Jona echter maakte zich op naar Tarsis. Des Heeren weg leidde door de woestijn. Oostwaarts ; doch de profeet koos Westwaarts, de deinende vloeden der zee.

Wat is toch een mensch, niet waar, lezers, ook na ontvangene genade ? Hoe kan hij toch dwalen, en voortdurend wijzer willen zijn dan zijn God, die het beste met de Zijnen voorheeft, en die het alleen maar weet, en zóó goed weet, dat wij ons met verstand, gemoed en wil gerust Hem kunnen gevangen geven. Wat zoudt gij denken van den zeeman, die, varend in donkere, bruischende branding, opzettelijk het heldere schijnsel van den vuurtoren ging mijden, om een zelfgekozen, dwazen weg te volgen ? Als hij straks zijn schip verspeelt, en in gevaar van zijn leven komt, wien moet hij dit dan wijten ? Handelt de Christen niet even dwaas, als hij den loods, Jezus, 't roer uit handen neemt, en zelf den koers bepaalt ? Straks moet hij op de knieën bij Jezus terugkomen met de Petrus-bede: „Heere, help mij, want ik verga!" —

„ Weest gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is !" zoo spreekt Jezus tot Zijne discipelen. Dit is de eisch: een volmaakte wetsvolbrenging, zondeloosheid, een uit-en inwendig vrij zijn .van de zonde. Maar, o, wat komt de Christen hierin te kort. Als de Heere hem er door Woord en Geest bij bepaalt, gaat er geen dag in zijn korte, broze bestaan voorbij, of hij zal zich zelf moeten aanklagen tegenover een heilig en rechtvaardig God, en gaarne bekennen : 't zal vrije genade zijn, als ik binnenkom, genade en geen recht; niet door mijn deugden en plichten, doch door de kruisen zoenverdienste van mijn algenoegzamen Goël, die aan Golgotha's kruis voor mijne zonden volkomen heeft betaald. O, wat zullen de verlosten in den hemel Jezus toch grootmaken ! Hoe zullen zg er van heeler harte mee instemmen, als de volmaakte tonen door 's hemels zalen ruischen: „Het Lam, dat voor ons is geslacht, is waardig te ontvangen aanbidding en heerlijkheid!" „Zonder" U, Heere Jezus, was ik nimmer hier gekomen; aan U heb ik het te danken, aan U alleen!" zullen ze in duizend toonaarden met steeds frissche melodieën den éénigen Heiland toezingen, die trouw bleef tegenover al de slechte afmakingen van zijn dwaalzieke volk.

En, inderdaad, hoe ontzaglijk veel zonden moet de Heere zijn volk niet vergeven! Jezus' bloed wascht ze in één oogenblik weg. Zijn bloed is en blijft zulk een goede pleitgrond voor een in zich zelf ellendig en arm volk.

Desniettemin Gods kinderen zondigen duur. De Heere rekent met Zijne kinderen gestreng, af aan deze zijde van het graf. Om hunne zonden moeten zij er vaak zoo diep door. De Heere weet Zijne kinderen wel te vinden, als zij , willen buigen noch bukken en Zijn liefdescepter ontloopen.

Met David moeten zij bekennen:

Waar zou ik uwen Geest ontvlien?

Waar zou m', o Heer, uw oog niet zien ?

Al voer ik op naar 's hemels trans.

Daar zijt gij, daar vertoont g' uw glans;

Al daald' ik zelfs ter helle neder.

Daar vond ik ook uw aanschijn weder.

Laat Jona vrij een plaats huren op het schip naar Tarsis; betaal, o Jona, gerust de vracht; ge zult in Tarsis niet komen, naar Nineve moet ge, prediken zult ge onder de heidenen ; doch nu zal 't gaan door het hart der zeeën, langs de grendelen der bergen; het wier zal aan uw hoofd gebonden zijn; en dit alles om u te louteren en te kastijden, opdat ge u zelf leert kennen, opdat ge aan de diep zondige kolken van uw argelistige hart moogt worden ontdekt. In de zee moet ge en in den visch, en dan uit het ingewand van den visch bidden tot den Heere uwen God, tot Jehova roepen uit uwe benauwdheid, schreien uit den buik des grafs.

Als de Heere hét met een drenkeling zóó ver laat komen, dat het wier aan zijn hoofd gebonden is, dan is, naar den mensch gesproken, de dood voor u zeker; het wier is taai, houdt vast; wilt ge u losrukken, ge raakt hoe langer zoo vaster; het wier is de omstrengeling des doods; de benauwdheden en angsten, welke de drenkeling, door zeewier gebonden, doormaakt, zijn in één woord onbeschrijfelijk; 't is een waanzinnig worstelen tegen een wissen dood; de oogen puilen uit hunne kassen, de borstkas stroomt vol zilt water, uitputting en verstikkingsdood is het eenzaam, ontzettend einde.

Bij den Heere, Heere, den Machtige Jacobs, zijn uitkomsten, tegen alle moeite en bekommernis naar lichaam en ziel. Hij heeft slechts te spreken en 't is er, te gebieden en 't staat er; en over de hoogste golven, in de draaikolken der oceanen, zwaait de Heere Zijn machtigen scepter; winden en wolken, de leeuw der woestijnen en de visschen der zee, de Behemoth en de Leviathan zijn aan Zijn onweerstaanbaren wil onderworpen. Welgelukzalig is het volk, dat zich aan Hem heeft toevertrouwd, dat ook in den buik des grafs een weg naar den genadetroon ontdekt !

Lezers, is de Heere ook uw God? Zijt gij in Christus een kind des Heeren? 't Is nog 't heden der genade. De Heere is nog te vinden, 't Is nog niet te laat. Bedenkt wat tot uwen vrede dient, opdat ge ook zulk een trouwen God in nood en dood moogt leeren kennen. Schuldbelijders en berouwhebbenden worden door Hem niet naar de oorden der eeuwige wanhoop gezonden, integendeel voor hen opent Hij zijn trouwe vaderarmen.

Toen Jona's nood op 't hoogst was, greep de Heere in, strengelde het wier van handen en voeten, mond en slapen los, gaf adem in de geprangde borst, beschikte den grooten visch, om Jona in te slokken, bestuurde de gangen van den visch door de wateren naar Palestina's reddend strand, en schonk door Zijnen Heiligen Geest aan Jona gebedsgenade en psalmgezang in den donkeren afgrond der wateren, die hem omgaven tot de ziel toe. En uit het kwade kwam het goede voort. De ellende was een weg tot Gods vaderhart. de bekommernis tot ruimte, de zonde tot genade, de afkeerigheid tot gehoorzaamheid en offerande. Wat het Adamskind bedierf maakte de Heere goed. — Straks moet Jona nogmaals leeren door den wonderboom; en zoo heeft de Heere ook dezen Godsman gelouterd en toebereid, totdat de Heere hem afloste; en hij Sions zalige oorden mocht binnengaan, waar geen zeeën bruischen, en geen wier om het hoofd gebonden is. —

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's