Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 14b. Maar als hij in eere was, zoo heeft hij het niet verstaan, noch zijne uitnemendheid erkend, maar heeft zichzelven willens der zonde onderworpen, en overzulks den dood en der vervloekinge, het oor biedende den woorde des duivels. Want het gebod des levens dat hij ontvangen had, heeft hij overtreden, en heeft zich van God, die zijn ware leven was, door de zonde afgescheiden; hebbende zijn geheele natuur verdorven: waardoor hij zich schuldig gemaakt heeft des lichamelijken en geestelelijken doods.

LV.

De mensch geschapen naar het beeld en de gelijkenis Gods. Dat wil dus niet zeggen dat de eerste mensch in een toestand van kinderlijke onschuld verkeerde, dat hij geestelijk zonder eenigen inhoud was. Integendeel de mensch is geestelijk zoowel als lichamelijk volwassen geschapen, bekwaam om te beantwoorden aan zijne bestemming. Maar aan de andere zijde mag de oorspronkelijke staat des menscheu ook niet te hoog worden aangemerkt. Immers hoe hoog Adam ook door God was geplaatst, hij had„het allerhoogste nog niet. Wel bezat hij het kunnen-niet zondigen, maar het niet-kunnen-zondigen bezat hij nog niet. Adam was zoo geschapen dat hij nog dwalen, zondigen, vallen en sterven kon, en we weten dat hij helaas ook gedwaald en gezondigd heeft, dat hij ook gevallen en gestorven is. Ja, God had den mensch niet geschapen om een afgedwongen dienst van hem te ontvangen, maar als een vrij wezen dat de macht had om gehoorzaam, maar ook om ongehoorzaam te zijn. De mensch kon zijn-gaven misbruiken en heeft ze ook misbruikt. Immers „als hij in eere was, zoo heeft bij het niet verstaan, noch zijne uitnemendheid erkend, maar heeft zichzelven willens der zonde onderworpen en overzulks den dood en der vervloekinge, het oor biedende aan den woorde des duivels." Wij worden hier dus herinnerd aan het geschiedkundig feit van den val, aan de ongehoorzaamheid waaraan onze eerste voorouders Adam en Eva zich in het Paradijs hébben schuldig gemaakt. Daaruit blijkt dat de oorzaak van 's menschen val niet in hem zelven moet gezocht worden, maar een hem van buiten aankomende was. Aan den val der menschen was immers die der engelen voorafgegaan en 'Genesis 3 verhaalt ons hoe het uit die wereld der duivelen, uit dat rijk der duisternis geweest is dat de prikkeling tot losrukking van den band, die den mensch aan zijnen God bond, is uitgegaan. De slang immers was listiger dan al het gedierte des velds hetwelk de Heere God gemaakt had. Bij die slang nu hebben we zeer zeker niet aan een symbolische inkleeding, maar aan een werkelijke slang te denken, maar even zeker geeft de openbaring in haar verdere ontwikkeling ons te verstaan dat een daemonische macht zich bij de verleiding des menschen van die slang heeft bediend. Van Satan is dus de verleiding tot zonde oorspronkelijk uitgegaan. Wel mogen we niet ontkennen dat ook de val van den mensch, evenals de zonde in 't algemeen, niet buiten den Raad des Heeren ligt, doch wel terdege in het Goddelijk raadsplan is opgenomen, maar ook te dien opzichte geldt het: de verborgene dingen zijn voor den Heere onzen God, en de geopenbaarde voor ons en onze kinderen" En wat nu de geopenbaarde zijde betreft, dan is de verleiding van den mensch uitgegaan van het woord des duivels, waaraan de mensch het oor heeft geleend. Dat woord heeft Satan vastgeknoopt aan een gebod dat God den mensch gegeven had, al. aan het z.g.n. proefgebod om niet te eten van den boom der kennis des goeds en des. kwaads. Dat proefgebod — het woord zegt het zelf — had God gegeven om den mensch te beproeven. Het had de strekking om Adams gehoorzaamheid aan het licht te doen komen en ging zijne krachten dan ook volstrekt niet te boven; menschelijk gesproken had Adam het zeer gemakkelijk kunnen houden.

Maar waarom, zoo wordt wel eens gevraagd, Heeft de Heere dat proefgebod eigenlijk uitgevaardigd ? Omdat de mensch van den aanvang af met God in een verbond heeft gestaan. Dat verbond, door God met den mensch opgericht, noemen we het Werkverbond; het was de weg, waarlangs de mensch door zijne werken het hoogste goed, het eeuwig zalig leven deelachtig kon worden. Krachtens dat verbond nu stond de mensch onder een zedewet, die in inhoud gelijk stond met de latere wet der tien geboden en die God had ingeschapen in zijn hart. Ware er nu echter geen proefgebod bijgekomen, dan zou Adam niet hebben kunnen toonen dat er waarlijk gehoorzaamheid aan die ingeschapen zedewet in hem bestond. Een kind immers kan niet toonen dat hij zgne ouders gehoorzaam is, als het mag doen wat het wil, of als de bevelen der ouders hem in het gevlei komen. Eerst dan kan zijn gehoorzaamheid aan. het. licht komen, als er een bevel is dat hem prikkelt. Zoo nu was het ook. met Adam in den staat der rechtheid. Eerst door het proefgebod werd de mensch geprikkeld, werd hij gesteld voor de keuze tusschen leven en dood, tusschen licht en duisternis, tusschen gerechtigheid en schuld, tusschen heiligheid en zonde.

Helaas dat hij het gebod des levens, dat hij ontvangen had, overtreden heeft. Op diepzielkundige wijze verhaalt de Schrift ons hoe-Satan het proefgebod, dat door God ten goede bestemd was, heeft misbruikt en hoe hij eerst de vrouw en straks door haar ook den man, eerst tot twijfel, daarna tot hoogmoed en ten slotte tot begeerlijkheid wist te verlokken. En de begeerlijkheid, alzoo ontvangen hebbende, heeft weldra de zonde gebaard.

Door die zonde nu is het geweest dat de mensch zich als 't ware van zijn levenswortel heeft afgesneden; want neen, het was geen lichte overtreding waaraan Adam en Eva zich door hun eten van de verboden vrucht hebben schuldig gemaakt. Integendeel, we mogen niet vergeten dat in die ééne overtreding samengevat liggen al de kiemen van het veelsoortige onkruid dat thans den akker der wereld tot een netelveld maakt. Adams zonde was opstand tegen de souvereiniteit des Heeren; het was een breken van de band van levensgemeenschap die daar bestond tusschen hem en zijnen God.

Vandaar dat door dezen val de menschheid dan ook van de blinkende hoogte, waarop God haar gezet had, is nedergestort. De zonde was een berooving van datgene wat de mensch, om waarachtig mensch te wezen, deelachtig moest zijn, en tegelijk daarmede de aanbrenging van een gebrek, dat hij niet mag bezitten. Het is als in het natuurlijk leven met een ziekte die ons lichaam heeft aangetast. Bij zulk een ziekte blijven de wetten van het leven wel dezelfde als in het gezonde lichaam, maar de organen en functies van het leven worden in hunne normale werking verstoord. Welnu, zoo is ook de zonde een verstoring van al de gaven en krachten die God aan den mensch geschonken heeft en wel in dien zin, dat zij nu juist in een andere richting werken dan zij werken moeten. Waren dus verstand, wil, genegenheden, aandoeningen, hartstochten, zielsvermogens en lichaamskrachten van den mensch oorspronkelijk wapenen der gerechtigheid, door de zonde zijn zij thans omgezet in wapenen der ongerechtigheid.

Was het verstand van den mensch oorspronkelijk verlicht, door de zonde is de mensch verduisterd in het verstand; was het hart van den mensch oorspronkelijk rein, door de zonde is het een 'vuile bron van alle wanbedrijven; was de wil van den mensch oorspronkelijk heilig en op de eer des Heeren gericht, door de zonde wil en zoekt de mensch zijn eigen verderf. Ja, door de zonde is nu de geheele natuur van den mensch verdorven (Gen. 6 : 5, Rom. 3 : 10—12, Ei 2 : 1, Tit. 3:3). Het heerlijk beeld van kennis, gerechtigheid en heiligheid is weg; al de zaligheid is verloren, al de heerlijkheid is voorbij. En gelijk het onderhouden van Gods gebod voor den mensch het leven was, zoo is de overtreding van dat gebod voor den mensch de "dood. Wanneer „God ons ware leven was", zooals onze Belijdenis het zoo schoon uitdrukt, dan kon het immers ook wel niet anders of de mensch, die zich aan God had onttrokken, moest terstond dat leven missen.

Door de overtreding van het gebod des levens hebben wij dan ook niet alleen onze natuur verdorven, zoodat de mensch in zijn wezen vaak trekken vertoont, die hem meer op Satan doen gelijken dan op God, maar hebben wij ons ook des lichamelijken en geestelijken doods schuldig gemaakt.

Of had de Heere het niet reeds tevoren gedreigd: ten dage als gij daarvan eet zult gij den dood sterven? Was het dan wonder dat toen de mensch gegeten had die bedreiging Gods aan hem werd volvoerd en dat het gebod dat hem oorspronkelijk ten leven was, hem nu ten doode werd bevonden ? Den dood sterven! Ontzaggelijke gedachte, vreeselijke waarheid, die door Adams nakroost eeuw aan eeuw aanschouwd en ondervonden is. Ja, de bezoldiging der zonde is de dood, de lichamelijke dood, die tot alle menschen is doorgegaan. Immers wat mensch leeft er die den dood niet zal zien, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Is er wel ooit iemand geweest die op deze vraag zijn naam durfde noemen? Neen, de dood, de koning der verschrikking, de vreeselijke verbreker van de hechtste banden die hier op aarde bestaan, hij strekt zijn onweerstaanbare hand naar ieder menschenkind uit. Daar is geen enkel Adamskind die aan zijn machtige greep ontkomt.

Maar niet slechts des lichamelijken, de mensch is door zijn afval van God ook des geestelijken doods schuldig geworden, en al lijkt die niet zoo schrikkelijk, we zullen hooren dat hij eigenlijk nog veel schrikkelijker is.

{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's