Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over den Godsdienst. II.

De Grieksche poëten — méér dan éen — hebben het wel gevoeld en uitgezongen: „de mensch is van Gods geslacht." .

De mensch moet dat erkennen.

In de ziel van den mensch is een indruk van een hooger Wezen. En wanneer hij er over hoort spreken aanvaardt hij dat, gevoelende, dat dit niets vreemd is en niet tegen de natuur van zijn ziel strijdt.

Er mogen menschen zijn die zich atheïst noemen en het bestaan van een hooger Wezen loochenen, in den grond der zaak zijn het niets anders dan menschen, die hun Godsbesef onderdrukken, er over heen leven, er zich van af willen maken, maar er nooit af komen.

Atheïst te zijn is dan ook een toestand van dwaasheid, een abnormale, onnatuurlijke gesteldheid des harten.

Want Godsbesef behoort tot het wezen van den mensch, omdat de mensch van Gods geslacht is, naar Gods beeld geschapen. (Hand. 17 : 28, Gen. 1:27).

Men bemerkt het wel, wanneer men de landen bezoekt en de natiën naspeurt in de uitgangen des harten en de uitingen des geestes.

Deze of gene reiziger meende soms een volksstam ontdekt te hebben, waar men van geen godsdienst wist.

Maar ook de wilde sluit zijn intieme leven zelf voor het oog van den vreemde.

En latere onderzoekingen brachten altijd weer aan het licht, dat men zich vergist had en dat er wel degelijk religie gevoelden werd, onder welken vorm dan ook zich openbarend.

De mensch is van Gods geslacht.

De mensch is mot Godsbesef en Godskennis geschapen — zooals het geldstuk met het rijksmerk ingedrukt van de munt komt.

Niet, alsof de mensch allerlei voorstellingen van God zou hebben-krachtens zijn schepping. Want om God recht te leeren kennen heeft de mensch de zelfopenbaring Gods noodig, in de natuur en in de Schriftuur,

Zonder die algemeene en bizondere openbaring Gods kan de mensch uit zich zelf niet komen tot de erkentenis van Gods deugden.

Maar een indruk van het hoogste Wezen heeft ieder.

En daarom ontwringt zich het menschelijke van elk individu telkens weer aan die ongeloofs-theorie: er is geen God.

Tegelijkertijd, dat men verklaarde dat er geen God was, reed men dan ook door de straten van Parijs met eene. straatdeerne rond, welke men eerde als de godin der Rede!

De plaats van God kan niet ledig blijven bij den mensch.

De heidenen vullen die ledige plaats aan met hout of steen, het maaksel van eigen hand.

De Grieksche geleerde school liefst onder de vleugelen van de uil van Athene.

De Egyptenaar zag gaarne op tot den witten stier Apis.

De moderne cultuurmensch keert weer terug naar het heidenseh animisme en godloochenaars verbergen amulet of talismans in hun kleed of in hun slaapvertrek — als waarborg tegen ongelukken.

Achter de zichtbare dingen ligt de wereld van onzichtbare dingen.

De mensch voelt het.

De mensch draagt er het besef van rond in zich zelf, wetende dat in die wereld van onzichtbare dingen Iets of Iemand regeert met vaste hand.

En is hij al verdwaasd om te ontkennen dat er een God is, ieder houdt er toch religie op na en knielt voor het maaksel van hand en fantasie.

De aviateurs, die hun leven wagen om het luchtruim te doorkruisen, nemen bij voorkeur een poesje mee in hun vliegtuig en de automobilist zet een „Billiken" van 60 cent voor zich, om onder bescherming van zoo'n beest of van zoó'n duiveltje van de gevaren des doods verre te mogen blijven.

Ja — men kan wel zeggen: er is geen God. En men kan wel alles onttrekken aan de religie, zeggende dat er geen Gods-vereering en Gods-dienst meer wezen mag onder de menschen.

Maar er is geen mensch zonder godsdienst, al lijkt de godsdienst heel dikwijls niets op het dienen van den Eénen waren God, die Zich geopenbaard heeft in Zijn Woord en in Jezus Christus, onzen Heere.

{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's