Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen antwoordde hij, en sprak tot mij, zeggende: Dit is het woord des Heeren tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht noch door geweld, maar door mijnen Geest (zal het geschieden), zegt de HEERE der heirscharen. Wie zijt gij, o groote berg ? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen, met toeroepingen : genade, genade zij denzelven! Zacharia 4:6 en 7.

Niet door kracht noch door geweld.

Laat ons de omstandigheden, waaronder deze woorden gesproken zijn, even ons voor den geest terug roepen.

We zijn in de dagen vlak na de ballingschap. De Heere heeft beroering gebracht onder de heidenen; hij heeft den koning van Babel doen vallen in de handen van de Meden en de Perzen; en Cores of Cyrus, heerscher geworden in Babel, zal nu de bevrijder worden van Israel. Daartoe had de Heere, Israels God, den heidenschen vorst verwekt en tot eere gebracht, om Hem te dienen in het uitvoeren van Zijn raad en zijn Sion weer terug te brengen in het heilige land.

Wat de heidenen ook mogen beramen; hoe list op list wordt overlegd; hoe spottaal en schimp wordt uitgestooten — de Heere regeert. En Hij, die Zijn Sion bezoekt om der zonde wil, met Zijn straffen en oordeelen. Hij laat het werk Zijner handen niet varen en mint Zijn volk met een eeuwige liefde.

Dat zullen Gods kinderen altijd ervaren.

Ook in de bangste tijden, ook bij den grootsten nood. Er zal verlossing komen, des Heeren goedheid is zéér groot.

En zoo is Israel weer in Kanaan, het land der vaderen.

Zoo zijn ze teruggekeerd naar Jeruzalem en zijn ze weer genaderd tot den berg Sion, den tempelberg, viaar de Heere wilde wonen van ouds in het midden van Zijn volk.

Maar hoe diep ellendig was de toestand daar!

De stad was verwoest, de muren lagen in puin, de steenen van het huis des Heeren lagen verstrooid over de straat. En bij het eerste pogen om, op Gods, bevel, de muren weer op te bouwen, onder de belofte Gods dat déze tempel grooter zou worden dan de eerste, dewijl de Heiland er in zou wandelen, viel het zoo tegen, daar de vijanden niet aflieten en de heidenen hen in hun werk tegenstonden. Weldra lag het werk weer stil.

Algemeene verslagenheid. Groote moedeloosheid. Aan alle verwachting was weer de bodem ingeslagen. En Zerubbabel, die Israel aangevoerd had, stond machteloos. Jozua, de hoogepriester, zag den tempel niet herrijzen. Zacharia, de profeet, wist niet wat hij zeggen moest.

Hoonend klonk het uit der heidenen mond: waar is nu uw God, op Wien gij hadt gehoopt?

En dan komt de Heere aan Zacharia een reeks van nachtgezichten geven. Dan teekent de Heere een reeks van geestelijke figuren en toont Hij een opeenvolging van hemelsche schilderijen, waardoor de profeet voor zijn oogen ziet uitgebeeld wat er reeds geschied was, wat er nu zich voordeed en wat de voortgang der geschiedenis in deze zijn zou.

Daarom moeten die goddelijke schilderijen wel door ons beschouwd worden en moet op die geestelijke teekeningen wel worden gelet,

't Is een levendige prediking voor Gods volk van alle tijden, 't Is een goddelijke beeldspraak voor Christus' Kerk van alle plaatsen Zijner heerschappij.

Het eerste nachtgezicht (Zach. 1:8—17) is, dat de Heere een mirtenbosch, dat inde diepte was, aan den profeet laat zien. Beeld van Gods Kerk. Glanzend, sierlijk, altijd groenend, met specerijen als vrucht. Hard, onverbreekbaar, onverwelkelijk. Maar staande in de diepte. Laag gelegen. En als een leger van wagenen en paarden komt, dan wordt het bosch vernield. Evenwel staat in het midden van de mirten, die in de diepte zijn, de Engel des Heeren. Jezus Christus, Sions Koning en Redder, neemt plaats in het midden Zijns volks. En de wagenen en paarden zijn ten slotte aan Hem onderworpen. Alles gaat om den Engel des Heeren. Alles heeft ten slotte te maken met den Koning des volks, die geweldig is in den strijd. De Heere is in het midden Zijns volks. Hij is hun heerlijkheid en sterkte.

O! was dèt niet bemoedigend voor het volk, dat in groote benauwdheid verkeerde, dat veracht werd en vertrapt? De Heere stelt zich in hun midden. Allen zullen ten slotte met Hem van doen krijgen. Die zich verzet tegen het volk, verzet zich tegen Christus, den sterken Held, die waakt en strijdt, die regeert en beschermt.

Wat bemoedigend!

En ja, nu is het nog stil onder de heidenen. Maar onder de heidenen zal groote beroering komen. En dan zal Israel weer vrij komen uit der vreemden hand en Jeruzalem zal herbouwd worden; de tempel zal herrijzen uit het stof.

Doch wat ziet de profeet verder ?

Vier hoornen!

Van de vier windstreken trekken de machten der aarde, de machten in de lucht, de machten uit de hel op, om Israel te benauwen. Gods kinderen worden omringd van alle kanten van het grootste gevaar. Als het victorie zou worden, was de ondergang nabij. Van buiten strijd, van binnen vrees. Zou het toch verloren zijn?

Ja — het zou door velerlei benauwdheid gaan.

De weg is smal, de poort is eng.

De rechtvaardige zal nauwelijks zalig worden. Christus' Kerk zal onder veel vijandschap worden opgebouwd. Gods Koninkrijk komt niet anders dan onder velerlei tegenstand en openbaring van geweld der wereld en des duivels.

Maar de Heere laat ook vier smeden zien, mannen die de ijzeren hoornen vol verderf en geweld zullen stuk slaan, zoodat ze in de uitwerking van verderf niet ten doode weten te treffen.

Tegenover de hoornen zet de Heere smeden. Tegenover de macht des verderfs de hulpe Zijner genade en de openbaring Zijner liefde en trouw. En zoo zal Gods volk niet sterven maar leven. Uit het geweld des duivels worden gered. Van den dood bevrijd. En het zal een goddelijk wonder zijn. Enkel des Heeren. Uit Hem en door Hem en tot Hem zullen alle dingen geopenbaard worden !

Daarop volgt hoofdstuk 2 met het derde nachtgezicht, Gods Kerk zal in het diepe dal van lijden niet worden uitgeroeid. Integendeel, de Heere heeft voor Zijn Sion nog véél goeds weggelegd.

Daar ziet de profeet een man aankomen met een meetsnoer. Wat wil die bouwheer? Wat plannen heeft die architect?

Hij nadert om Jeruzalem te meten. Hij zal de plaats ordenen en uitmeten, waar de stud Gods zal worden herbouwd, waar de tempel zal worden hersteld. Hij zal aanwijzen waar de muren moeten komen staan, waar het heiligdom des Heeren moet herrijzen uit het puin.

Dat belooft goede en groote dingen  't Gaat tot victorie. De Heere komt genade bewijzen.

Hij komt eere geven aan Zijn volk. Jeruzalem zal herbouwd worden uit het stof en den Heere daar staan tot eere en Sion tot vreugd.

Maar wat is dat?

Die man moet maar weer heengaan, spreekt de Heere. Zou de profeet zich te vroeg hebben verblijd? Zou er dan van den herbouw van Jeruzalem niets komen?

O neen, zóo staan de zaken niet.

De profeet heeft zich niet te vroeg blij gemaakt. Maar de man met het meetsnoer behoeft de plaats van den muur niet aan te wijzen en de ruimte van de stad niet uit te meten, dewijl de Heere de Godsstad héél anders zal bouwen dan voorheen!

't Zal een héél andere stad worden. Véél grooter. Veel uitgebreider. En er mag geen muur om getrokken worden. Want telkens moet er weer een stuk bij gebouwd worden, 't Zal éen rij van dorpen worden, aan elkaar geregen, zooals de wereldsteden wijk na wijk zich uitbreiden. En al de heidenen zullen geroepen worden om in die Godsstad te wonen en ze zullen komen van alle kant om diar heil te zoeken.

O, wat kostelijk panorama over die groote wereldstad. Wat is 't al een verlustiging voor de oogen. Wat is het vreugd voor de ziele. „En ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar" (2 : 5).

O! als de Heere ontwaakt uit Zijn heilige woning en met ontferming bewogen wordt over Jeruzalem, dan zal Sion gezegend worden en alle vleesch zal moeten zwijgen voor God.

Zwijgen ?

Maar dat doet Satan niet zoo gemakkelijk! Wat? — zal de HEERE Jeruzalem weer herbouwen en zal Hij de stad Gods uitbreiden over gansch het rond der aarde?

Zal het dan nóg niet uit zijn met dat volk van God; zal de Kerk des Heeren nóg niet worden uitgeroeid?

Was het puin van Jeruzalem dan het einde niet?

Maar dan zal Satan eens toonen met welk volk God te doen heeft. Dan zal hij eens laten zien wie ze zijn, waaraan de Heere Z'n werk verricht en aan wie God zoo rijke beloften doet.

Weet de Heere dan niet met wat volk Hij van doen heeft?

Zie — daar staat Jozua, de hoogepriester. En in hem is begrepen heel het priesterlijk geslacht, héél het volk. En het is al vuil wat er aan is. Van het hoofd tot de voeten gansch besmet.

Weet God dat niet?

En kan dat het volk zijn, waarmee de Heere wil voortgaan; dat Hij tot een lof Zijns Naams wil stellen op aarde?

Wat Satan zegt is maar al te waar.

En de Heere laat het aan Zacharia zien in een nachtgezicht, wat er zich afspeelt tusschen Hem en den overste der wereld.

Zacharia moet dat zien; de profeet moet het weten en hij moet het aan het volk meedeelen.

Waarom?

Om te aanschouwen, dat de Verbondsengel Jezus Christus voor Zijn volk staat en om te verkondigen, dat alles geworpen zal worden op de verkiezinge Gods, die ten slotte de oorzaak is van alle behoud en zaligheid voor Sion, onberouwelijk zijnde.

Ja, het volk des Heeren moet het weten wie en wat ze zelf zijn voor God en waaraan zij hun zaligheid te danken hebben. Bij hen niets dan zonde en overtreding, waarbij de toorn Gods geopenbaard wordt van den hemel gelijk in de ballingschap was getoond.

Maar dan zou er een pleitgrond overblijven in den grooten Voorspraak Jezus Christus en in de eeuwige verkiezinge Gods. Dan zou er hope zijn voor de toekomst, niet omdat er in Sion eenige gerechtigheid is, maar omdat de Heere weet wie Hij verkoren heeft, al naar redenen uit zichzelf, waarbij Hij trouwe houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen de werken Zijner handen.

Zoo zal Sion leven.

Zoo zullen de straffen en de oordeelen niet uitblijven, als Gods Verbond trouweloos geschonden wordt. Zoo zal de ondergang dreigen. Zoo zal de plaats woest worden. Maar de ontfermingen Gods zouden niet ophouden. Zijn barmhartigheden zouden geen einde nemen. De Verbonds-Middelaar zou staan voor Zijn volk en de Heere zou Zijn hand wenden tot verlossing.

En neen, Satan zou dan niet kunnen verijdelen wat God, de Heere, Zich had voorgenomen.

Sion zal weer in het land der vaderen wonen. Jeruzalem zal weer herbouwd worden; de tempel zal weer herrijzen uit het stof.

Ja — Zerubbabel, bouw maar voort. Jozua, wacht maar een oogenblik en het heiligdom zal z'n deur ontsluiten en de kandelaar zal lichten, het altaar zal rooken.

Er zal weer een volk des Heeren zijn. Er zal weer gemeenschap geoefend worden met God. Er zal weer een voorspraak voor het volk zijn bij den Heere. Er zal weer vreugd en vrede gekend worden. En de toekomst zal brengen dat uit het Noorderland, achter Eufraat en Tigris, de uitlanders zullen komen naar Jeruzalem en dat de eilanden geschenken zullen brengen in het heiligdom des Heeren.

Alles als vrucht van Christus' voorspraak.

Alles als uitspruitsel van de SPRUITE, die als Gods knecht komen zou.

En daarom, Zerubbabel, werk door.

Mannen van Jeruzalem maakt voort, haast u, om te werken aan de muren van Jeruzalem en aan de muren van den tempel.

Haast u, want „Ik ben tot Jeruzalem wedergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd worden, spreekt de HEERE der heirscharen en het richtsnoer zal over Jeruzalem uitgestrekt worden" (1:16).

„En te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zult gijlieden een iegelijk zijnen naaste noodigen tot onder den wijkstok en tot onder den vijgeboom" (3:10).

Heerlijk vooruitzicht! Dan zal de ruste geschonken worden en het vette van Gods huis worden gesmaakt. Alles om de wille van den Verbonds-Middelaar Jezus Christus. Alles door den God der verkiezing, die Zijn Sion als een brandhout uit het vuur belieft te rukken.

Neen, de Heere had niet te vergeefs de deuren van de gevangenis ontsloten. Hij had niet zonder oorzaak Zijn Kerke bevrijd uit Babels overheersching. Hij zou de zaak Zijns Koninkrijks niet laten liggen nu. Hij zou genade geven; Hij zou Zijn volk ook eere geven. Hij zou hen het goede niet onthouden.

En daarom, o Zerubbabel en gij, mannen van Jeruzalem, staande met troffel en zwaard, bezig zijnde om de muren van de stad Gods te herbouwen, werkt door, werkt ijverig door; weest vurig van geest, weest waakzaam, werkzaam — en hoopt op den Heere, want Hij zal het u doen gelukken.

Doen gelukken ?

En die Samaritanen dan? die heidenen; die Sanballat en Tobia?

Doen gelukken?

En dat lasteren en schelden dan van de tegenpartijders ? Die tegenwerking en die smaad van zoovelen?

Doen gelukken?

't Zou wat!

Doen mislukken.

Neen, er is niet tegen óp te werken tegen al dien tegenstand, tegen al dat verkeerd begrijpen, tegen al die vijandschap, tegen al dat woelen en werken van Samaritanen en heidenen samen, 't Moet mislukken.

't Perzische hof zal er wel voor zorgen. Ach, laat de handen maar in den schoot glijden. Zet u maar neer in moedeloosheid en werkeloosheid. Laat het maar liggen. Gij kunt er toch niets aan doen. Laat het paslood maar uit uw hand vallen. Werp dén troffel maar neer. Werp het zwaard maar van u weg.

Ja — zoo fluistert de duivel.

Zoo femelt het vleesch.

Zoo spreekt het dwaze hart.

Zoo berekent het verstand.

Maar God rekent anders.

En Hij heeft iets beters te zeggen.

Hij zegt: wie veracht den dag der kleine dingen ?

Wie durft wegloopen bij Mijn werk ?

Wie werpt het paslood uit de hand?

Wie legt den troflel neer?

Wie gaat moedeloos zitten op de bank van vleeschelijke lusteloosheid?

Wie?

Ik de HEERE der heirscharen heb u dan andere dingen te vermelden o, Mijn volk.

Hoort aandachtelijk naar Mij en Ik zal u den weg leeren.

Laat Ik u raadsman zijn.

{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's