Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

5) Een Bondspraatje.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

5) Een Bondspraatje.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jan. Je zou me nog vertellen wat Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden 's avonds op de eerste Algemeene Vergadering van den Geref. Bond tot vrijmaking gesproken heeft.

Willem. O, ja — daar waren we gebleven, 's Avonds was er een groote vergadering in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen (groote zaal), 'k Herinner me nog goed, dat alle plaatsen bezet waren toen de Voorzitter, Ds. Gewin, de vergadering opende en het 7de vers van Ps. 89 liet zingen: „ Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort".

Na gebeden te hebben sprak hij toen ongeveer als volgt:

„Wij zijn hier te samen gekomen om te bespreken den nood, waarin de Ned. Herv. Kerk verkeert en de noodzakelijkheid, dat er wat gebeuren moet om tot verandering te komen in dezen droevigen toestand, opdat het gereformeerde volk in de Ned. Herv. Kerk wederom volgens zijn beginsel zou kunnen leven.

Verschillende sprekers zullen u dit nader toelichten.

Terwijl gij van ons iets goeds verlangt, verlangen wij ook van u iets goeds.

Wij hopen, dat gij naast hoorders des Woords ook daders des Woords zult zijn. Wij wenschen uw hart en uw liefde voor deze ernstige zaak en dat het u niet alleen genoeg zij aan deze plaats geweest te zijn, maar dat hetgeen, u hier vernomen hebt u onder biddend opzien moge leiden tot een werkzaamheid, die kan leiden tot heil van de Ned. Herv. Kerk".

Tot zoover Ds. Gewin. Dit is niet woordelijk wat hij gesproken heeft, maar toch de zakelijke inhoud, zooals ook in het Geref. Weekblad van Zaterdag 21 April '06 is opgenomen.

Jan. 't Was zeker maar zoo'n inleidend woord en niet bepaald een rede die Ds. Gewin hield ?

Willem. Ja — Ds. Gewin zou alleen met een enkel woord openen, en daarna zouden als sprekers optreden: Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden, Ds. M. van Grieken en de  heer L. F. Duymaer van Twist.

Jan. O, zoo. En dus dan vertel je me nu even, wat Dr. de Lind van Wijngaarden heeft gezegd?

Willem. Na het inleidend woord gaf Ds. Gewin het woord aan den eersten spreker Dr. de Lind, toen predikant te Utreeht.

En deze sprak ongeveer aldus:

Wanner wij van de Kerk spreken moeten wij onderscheid maken tusschen de Kerk als het lichaam van Jezus Christus en tusschen de Kerk als instituut.

Het mystiek lichaam der Kerk wordt alleen voortgebracht door Gods Geest en hiervan onderscheiden, maar niet gescheiden is de Kerk als instituut.

De Kerk als instituut zal dus wel degelijk den invloed der zonde óndervinden en dus de kenmerken der zonde dragen. Wij kunnen dus nooit als eisch stellen de volmaakte kerk-openbariug. Een volmaakte kerk zal er hier dus niet gevonden worden.

God heelt zelf een grens gesteld; als die grens overschreden wordt dan heeft mende deformatie der kerk en dan moet men ook, wanneer men tot het inlicht dier zaak komt, zorgen, dat de kerk weer de rechte vormen aanneemt.

Vragen wij nu of de Ned. Herv. Kerk werkelijk die gedeformeerde toestand vertoont, dan bemerken we aanstonds, dat onze Ned. Herv. Kerk in een droevigen staat verkeert. Voor allerlei leer is er plaats en in de practijk blijkt er ruimte te zijn voor leervrijheid. Wanneer we op dexe droevige toestanden zien, moeten wij tot de erkenning komen, dat in de eerste plaats de zonde hiervan de schuld is.

Ten allen tijde zal het zijn: „wij en onze vaderen hebben gezondigd". Het moet een persoonlijke zaak worden, dat wij gezondigd hebben voor God in betrekking tot het kerkelijk leven. Maar er staat geschreven: „die zijn zonde belijdt en laat, dien zal barmhartigheid geschieden". Dit is ook waar ten opzichte van onze Ned. Herv. Kerk.

Onze hulpe moet dus in de eerste plaats zijn in den Naam des Heeren.

Doch niet alleen past ons het gebed. Het moet zijn: bidt en werkt', zoodat wij de hand aan den ploeg moeten slaan. En wat zal dat werken dan wel wezen?

Wel, dat moet zijn een ijveren, opdat de Kerk wederom in hare oude vormen wordt teruggebracht.

Welken weg moeten wij daartoe inslaan ? Moeten wij ook heil zoeken door scheiden of doleeren ?

In beide gevallen onttrekken wij ons wel, doch dan is de Kerk nog niet in haar ouden vorm teruggebracht. En wij mogen onze kerk ook niet verlaten. Onze kerk is wel in diep verval. Maar men kan toch nog met de zuivere getuigenis van Gods Woord te voorschijn komen.

Zullen wij dan mede gaan met de beweging van Dr. Hoedemaker en de zijnen?

Neen! dat kunnen we niet. Omdat zij niet genoeg belijnd te voorschijn komen, In hun laatste oproeping immers, zeggen zij, dat zij allen welkom heeten, die Gods Woord erkennen als regel des geloofs. Daar kunnen we niet mee volstaan, door dien eisch te stellen. Want zéér goed weet men, dat verschillende richtingen Gods Woord wel als regel willen stelln voor geloof en leven, maar ieder doet het dan op zijn eigen wijs. Neen, we moeten samenkomen op den grondslag, waarop onze vaderen te samen kwamen. Hiermede bedoel ik de formulieren van eenigheid.

En wat zal in deze de weg zijn, dien wij hebben te bewandelen ?

Het kwam den Bond voor, dat we moeten komen tot vrijmaking van de Ned. Herv. Kerk, namelijk dat de zelfstandigheid aan de gemeenten wordt teruggegeven, die in 1816 aan die gemeenten, door de invoering van de Bestuursinrichting, is ontnomen.

Wij weten dat dit niet gemakkelijk gaan zal, misschien lang zal duren, waarschijnlijk een zwaren strijd gevend — maar dat neemt niet weg, dat we hier onze roeping moeten vervullen; dit alles mag geen oorzaak zijn, dat we verzaken wat in deze te doen is. Wat niet mogelijk schijnt bij de menschen is mogelijk bij God. Wanneer in den rechten weg gewandeld wordt, naar eisch van Zijn Woord, zal de God van den hemel het ons doen gelukken.

Jan. Was dat zoo ongeveer wat Dr. de Lind van Wijngaarden dien avond gesproken heeft ? Ik heb het toen wel gehoord, maar ik herinner mij het zoo niet meer. 'k Weet wel, dat hij tegen de scheiding en de doleantie was, ook niets van de confessioneelen hebben moest, maar een organisatie van alle gereformeerden in de Ned. Herv. Kerk bepleitte.

Zij mochten niet stil zitten. Zij moesten werkzaam worden bij den diepen val en grooten nood der kerk. Bij het biddenhoort het werken. Ja, ik hoor het hem nog zeggen: de handen aan den ploeg, want de Heere haat alle luie dienstknechten; God van den hemel zal het ons doen gelukken, wanneer we ons in Zijne kracht mogen opmaken ; de Heere is sterker dan al het geweld der vijanden.

En wanneer ik mij nog wel herinner hebben we toen samen gezongen:

Dus hebben z' ook, doldriftig, onbesuisd, Graveerselen, pilaren, wanden, bogen. Wier kunstsieraad de lust was van elks oogen, Met zwaard houweel en hamer woestvergruisd.

Willem. Ja, dat 6de vers van Psalm 74 hebben we toen gezongen en daarna het 18de vers:

Geef 't wild gediert' dat niets in 't woen ontziet De ziele van uw tortelduif niet over; Laat, groote God, om een gehaten roover, Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet.

Jan. En kwam toen Ds. van Grieken van Ameide niet achter de lessenaar staan ?

Willem. Ja. En die sprak daarna over: Kerkgemeenschap door geloofsgemeenschap.

Hij begon aldus:

Moesten wij een woord der H. Schrift noemen, waaraan wij bizonder denken in dezen oogenblik, dan zou het Jeremia 7 : 18b zijn, waar de Heere klaagt: zij offeren anderen goden dankofferen om Mij verdriet aan te doen".

Waarom juist aan dat Woord ? Omdat boven alle klaagliederen van óns, menschen, des Heeren klachte moet worden gehoord.

Want wat is de grootste gruwel bij onze treurige kerkelijke toestanden ? Immers dat den Heere smaadheid wordt aangedaan; wat Hij ziet, wat Hij voelt, waarover Hij toornt en klaagt. Wat daarom vóór alles moet worden veranderd.

Niet of de mensch z'n vrijheid wel zal behouden, niet of „héél de kerk en héél het volk" wel bij elkander zal blijven, moet onze eerste en hoogste zorg zijn. Het eerste en het voornaamste moet voor ons zijn : hoe kan die klachte Gods „'t is om Mij verdriet aan te doen, " gesteld worden; hoe kan de oorzaak tot die klachte uit ons midden worden uitgebannen ?

Ware dat mogelijk — dan volgt al het andere van zelf. Mochten we weer in onze Herv. Kerk gebonden worden aan Gods ordinantiën en mocht het middelpunt van ons geloof en onze prediking weer wezen: Jezus Christus, de vervulling der wet — dan komt de mensch weer tot de heerlijkste Vrijheid. En nooit zal er meer volk behouden worden en de Kerk sierlijker gestalte hebben, dan wanneer de voet zich richt naar Gods Woord, dat heilig en eeuwig zeker is.

Moesten we een woord van Groen van Prinsterer noemen, waaraan wij bizonder denken in dezen oogenblik, dan zou het dat woord zijn uit „de Maatregelen tegen de Afgescheidenen" geen Kerkgemeenschap tonder waarborgen van geloofsgemeenschap (blz. 32). Waarom juist aan dèt woord ?

Omdat het bij onze treurige kerkelijke toestanden méér dan ooit zal moeten worden uitgesproken, dat er geen samenwonen in éen Kerkverband bestaanbaar is, wanneer men een verschillend geloof en eene verschillende belijdenis heeft.

Neen! de Herv. Kerk kan en mag geen gemeenschappelijk erf zijn van waarheid en leugen. Dat is de ongerijmdheid zelf. Voor de Kerk tot schade en Gode tot smaadheid. Dat is zonde. Want Gods Woord als kenbron en regel voor leer en leven wordt dan verworpen. Niet Gods getuigenis heeft dan het hoogste zeggenschap, maar alles is overgelaten aan ieders persoonlijk gevoelen — waarbij de zoogenaamde „broeders" en „zusters, " die elkander attestaties uitreiken van onbesproken leer en leven, elkander moeten veroordeelen, bestrijden, verbijten en vereten. Waarbij de Heere waarschuwend roept: „tot de Wet en tot de Getuigenis"; en waarbij Jezus, de Koning der Kerke, getuigd heeft: „Uw Woord, o Vader, is de Waarheid".

Jan. Dus de grootste breuke van onze Herv. Kerk is, dat zij het niet meer durft te wagen in den weg onzer Vaderen, die in de Formulieren van Eenigheid Gods Woord eerden als eenige regel voor geloof en leven en die, onder de Dordtsche Kerkorde levend, naar die goddelijke beginselen kerkelijk zich wenichten te openbaren.

Willem. Ja, heel de Bestuursinrichting van 1816 heeft onze Herv. Kerk onder een vreemd juk gebracht, waarbij onze gereformeerde beginselen niet tot ontplooiing kunnen komen.

En daarom sprak Ds. van Grieken ook verder:

„ Wij behooren tot" de Ned. Herv. (Gereformeerde) Kerk.

Daar zijn we geboren, daar zijn we gedoopt, daar hebben we belijdenis des geloofs afgelegd, daar zijn we bevestigd in het ambt, daar verkondigen we het Woord, daar wenschen we te sterven.

Maar... nu moet men niet meenen, dat wij lijfeigenen zijn van het Staatscreatuur van 1816, die geen grooter zonde kunnen doen, dan de Synodale organisatie te veroordeelen en weg te werken, waard  zijnde om dan met sabel en geweer te worden gehaald en met knoetslagen, gevangenis of boeten te worden gestraft.

Neen! als men zich die dwaasheid tot z'n hoogste kerkelijke wijsheid gemaakt heeft, dan zeggen wij : „uwe wijsheid brengt u tot razernij". Belijdende, dat voor ons de Ned. Herv. Kerk iets héél anders is, dan wat wij sedert 1816 hebben verkregen — er naar verlangende, dat alom de plaatselijke kerken weer mogen vrij komen, om zich te reformeeren naar de beginselen van Gods Woord, vanouds door onze Gereformeerde Vadoren in ons Vaderland voorgestaan en beleden, ook op het terrein van het kerkelijk leven".

Jan. Ja — mocht onze gedéformeerde Kerk, die zoo diep vervallen is tot allerlei kwade practijken, allerlei dwaze leeringen, en tot zoo'n ongereformeerde bestuursinrichting, weer eens gereformeerd worden naar uitwijzen van Gods Woord, opdat zij weer zich openbare met gereformeerde belijdenis, levende onder een gereformeerde kerkorde!

Willem. J» — daar sprak Ds. van Grieken" verder over. Maar we moesten het voor 't oogenblik hierbij laten. De volgende week D. V. het slot van zijn rede. Tot ziens. Jan.

(Wordt Vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

5) Een Bondspraatje.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's