Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In orde.

Bij de behandeling der Koloniale begrooting, eerst in de Tweede Kamer en daarna in de Eerste Kamer was het antwoord van Minister Pleyte over de vraag of de Gouverneur-Generaal Idenburg ten opzichte der beginselen in zijn beleid eenige wijziging had gebracht, telkenmale nog ietwat vaag.

Voor de vraag zelve was alleszins reden, al twijfelden wij in geen enkel opzicht aan de vaste overtuiging van den Gouverneur-Generaal, , nu de Minister van Koloniën toen hij concentratie-eandidaat was de koloniale politiek van het afgetreden Kabinet sterk had bestreden en thans kon verklaren, dat er goede samenwerking was tusschen hem en den heer Idenburg.

Thans is echter alle vaagheid verdwenen na de mededeeling van de Regeering in hare Memorie van Antwoord op de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting in de Eerste Kamer.

Waar zij onomwonden verklaarde, dat de Minister van Koloniën door blijk te geven van zijne ingenomenheid met den Gouverneur-Generaal, het vermoeden niet heeft kunnen wekken dat deze zijne beginselen had prijsgegeven.

Met deze verklaring is de zaak nu in orde.

De heer Idenburg is geheel zich zelf gebleven.

De concentratie die op het beleid van den Gouv.-Gen. heel wat afgaf, heeft hier een bittere pil te slikken.

Het strafbaar stellen van vloeken.

Op de laatstgehouden jaarvergadering van de Nationale Christen Officieren-Vereeniging werd in verband met de. op handen zijnde invoering van de nieuwe militaire strafwetten, de strafbaarheid van het vloeken in het begin ter sprake gebracht.

Zooals bekend is, luidt § 2 van de Inleiding op het thans nog van kracht zijnde „Reglement op de Krijgstucht": „Daar de godsdienst de bron is van alle geluk, deugd, waren moed en troost, moet ook in den krijgsstand een ieder zich tot de betragting deszelven en tot eene zedige levenswijze bevlijtigen: de godslasteringen, het vloeken en het zweren moeten worden nagelaten, en zullen de meerderen hierin, en in al wat de handhaving der goede zeden kan bevorderen, hunne minderen met een goed voorbeeld voorgaan, en alle buitensporigheden algemeen vermijd moeten worden."

Wanneer nu de nieuwe militaire strafwetten, die reeds in 1903 in de Staten-Generaal werden aangenomen, worden ingevoerd, zal daarmede tegelijkertijd het Reglement van krijgstucht, dat bq Besluit van den Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden van 15 Maart 1815 gearresteerd werd, komen te vervallen en als gevolg daarvan het strafbaar zijn van het vloeken niet meer, tenminste niet in wettelijke voorschriften zijn opgenomen.

Bij de behandeling der militaire wetsvoordrachten werd destijds op het totaal ontbreken van eenige bepaling betreffende de strafbaarheid van het vloeken de aandacht der Regeering gevestigd. En het is aan het verloop der Kamerberaadslagingen op dit punt, dat in bet orgaan der N. O. O. V. het Christelijk Militair blad van deze maand door een inzender nog eens wordt herinnerd.

Naar de luleiding van het „Reglement op de Krijgstucht" verwijzend, zegt de inzender in het maandblad:

Daar nu deze inleiding niet in het nieuwe ontwerp van wet op de krijgstucht was opgenomen en ook overigens elke bepaling dienaangaande zoowel in genoemd ontwerp, als in het ontworpen Militair Strafwetboek ontbrak, werd reeds bij de schriftelijke behandeling van de zijde der Tweede Kamer op afzonderlijke strafbaarstelling van godslastering, vloeken en d.g.l. aangedrongen. De Regeering was echter van oordeel, dat deze materie bij het Tuchtrecht thuis behoorde; doch toen bij de Algemeene Beschouwingen de heer Duymaer van Twist met nadruk het opnemen van de Inleiding in de Tuchtwet bepleitte, was zij daartoe evenmin geneigd. Deze wet toch — aldus de Minister Locff — mocht alleen gebods of verbodsbepalingen bevatten en geenszins ds redenen waarop zij rustte, noch ook de z.g.n. praecepta suasoria of raadgevende voorschriften. Deze en andere bepalingen, de krijgstucht betreffende, zouden worden vereenigd in een handleiding voor jonge miliciens of leiddraad bij de theorieën.

Intusschen is het hierbij niet gebleven, maar werd de kwestie nog tweemaal in de Tweede Kamer ter sprake gebracht.

Allereerst de behandeling van artikel 125 van het Wetboek van het Militair Strafrecht. Dit artikel zooals het oorspronkelijk door de Regeering was voorgesteld, luidde : „ De militair, die opzettelijk (het woord „opzettelijk" werd later ingevoegd) een mindere uitscheldt, beschimpt, of in zijne tegenwoordigheid bespot, wordt gestraft enz" Hierop werd ingediend een amendement Idenburg, c. s. strekkende om na „uitscheldt" in te voegen de woorden „tegen hem vloekt", welk amendement echter, na gewijzigd te zijn in „hem met vloeken bejegent", werd verworpen. Aan de zijde van de tegenstanders van het van antirevolutionairen kant voorgestelde amendement schaarden zich ook de meeste Christelijk-Historischen. Een amendement van laatstgenoemde fractie, en dat door Dr. de Visser werd verdedigd, om in te voegen de woorden: „hem uitvloekt" werd intusschen na langdurige discussie aangenomen.

Om 'te begrijpen, welke beteekenis aan deze laatste invoeging te hechten is, geeft de schrijver vooraf eene nadere bepaling over de begrippen die hierboven met het woord „vloeken" zijn saamgevat.

In algemeenen. zin nu is, — zoo zegt hij — overeenkomstig het spraakgebruik »vloeken» het openlijk ontheiligen van den Naam Gods in het saamleven met onze medemenschen, waar wij met hen - verkeeren door middel van de taal; het zonder vreeze en eerbied aanroepen van den Naam: de profanatie door woorden. Hierbij is dan te onderscheiden:

1. het onbedachtzaam aanroepen van Gods Naam, voluit of verbasterd, van de openbaring van Gods macht in de krachten der natuur; een en ander uit gewoonte of in heftige gemoedsbeweging ;

2. het vloeken in engeren zin: het onheilige aanroepen van Gods Naam om een kwaad af te bidden van God over onzen medemensch of over zich zelf;

3. de godslastering: de rechtstreeksche hoon jegens God, het smadelijk en verachtelijk spreken van God en het heilige.

En dan gaat hij voort met betrekking tot de discussie in de Tweede Kamer:

Wanneer we nu de discussie nagaan, blijkt allereerst dat met het amendement—Idenburg CS. niet bedoeld wsrd het vloeken in het algemeen strafbaar te doen stellen, doch het spreken van godslasterlijke woorden en het uiten van vervloekingen van zich zelf of van den mindere in diens tegenwoordigheid. Dit vloeken toch kon rechtstreeks aanleiding geven tot insubordinatie, daar vele minderen zulk een zonde niet zonder protest mochten aanhooren, (Heidelbergsche Catechismus Zondag 36) terwijl de militaire tucht den "mindere verbood den meerdere hierop te wijzen, althans dit zeer moeilijk maakte. De later aangebrachte wijziging "hem met vloeken bejegent* bedoelde dit juister uit te drukken en omvatte alzoo de beteekenissen hierboven onder 2 en 3 aangegeven. Daar nu verder het te dezer plaatse incidenteel strafbaar stellen van godslastering (hetgeen men in beide redacties opgesloten aehtte) algemeen werd afgekeurd, leidde dit tot de aanneming van het amendement—de Visser : »hem uitvloekt*, waarmede bedoeld werd de beteekenis te beperken in den subjectieven zin van "verwenschen". Hierdoor wordt dus een relatie geiischt tusschen de gebezigde uitdrukking en den persoon wien deze wordt toegevoegd. Dit is hierboven aangeduid onder 2, doch dan beperkt tot het vervloeken van den medemensch.

Het spreekt vanzelf dat de antirevolutionairen met het aannemen van het amendement der Chr. Historischen allerminst waren bevredigd. Bij artikel 2 van de wet op de krijgstucht kwamen zij andermaal op de kwestie terug.

Van verschillende zijden was het wenschelijk geacht geworden om voor minder ontwikkelden op bevattelijke wijze de beginselen van de Krijgstucht in een Reglement op de Krijgstucht uiteen te zetten.

Op dit Reglement de aandacht vestigend, brengt de inzender van het schrijven in hot Christelijk Militair Blad vervolgens eene belofte van Minister Bergansius in herinnering

De Minister Bergansius kwam ook hieraan (de wensch hierboven van terschillende zijden geuit) door toezegging tegemoet en het is dit reglement waarin óók zouden voorkomen bepalingen over het gebruik van onzedelijke en liederlijke taal of het bezigen van godslasteringen en vloeken. Het zou verder, volgens de door den heer Duymaer van Twist uitgelokte uitdrukkelijke verklaring des Ministers, het karakter dragen van een dienstvoorschrift in den zin van art. 119 der Militaire Strafwet en bij niet naleving zou dan ook desvereischt de Strafwet er op toepasselijk zijn.

Het is deze belofte die vooral nu, waar de invoering der nieuwe militaire strafwetten binnenkort haar beslag zal krijgen, van groote beteekenis is. Met handleidingen en aanschrijvingen wordt ten opzichte van het kwaad van het vloeken niets bereikt. En al zal dit kwaad, voortkomend uit het zondig menschenhart, nimmer geheel worden uitgeroeid, van een krachtig tegengaan door strafbepalingen, met ernst gehandhaafd en door het goede voorbeeld der superieuren gesteund, mag ongetwijfeld belangrijke vermindering worden verwacht.

Van Minister Bosboom mag thans verwacht worden, nu de bekende § 2 van de Inleiding van het vigeerend Reglement op de Krijgstucht dat wij hierboven neerschreven met dit Reglement binnen korten tijd zal worden ingetrokken, hij zal willen medewerken om de belofte door Minister Bergansius gedaan, gestand te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's