Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij namen Jezus, en leidden Hem weg; en Hij, dragende zijn kruis, ging uit naar de plaats genaamd Hoofdschedelplaats.

Weggeleid!

De zonde heeft de gemeenschap met den levenden God verstoord. Toen Adam gezondigd had, was er voor hem geen plaats meer in Eden. Wie van God zich afkeert, kan niet langer toeven in het oord, waar de liefde Gods zich op 't heerlijkst openbaart. In de stad Gods behoort niet wie Satan's bondgenoot werd.

Adam kon zich niet langer baden in den lichtglans der liefdevolle nabijheid Gods, toen hij de werken der duisternis verkoren had. Toen werd hij uitgebannen; God dreef hem uit; in dit woord teekent ons de Heilige Geest, dat de gevallen mensch geen afstand wilde doen van de schatten des heils, die uit den staat der rechtheid werden opgedolven.

Hij had den boom omgekapt, en wilde toch van de vruchten genieten; den stroom des levens had hij afgesneden, en toch zou hij zijn beker hebben willen vullen met het levende water.

Dat kon niet; moedwillig had de mensch tegen God gekozen; maar dan kon 't Eden der Godsgemeenschap hem niet langer tot woonplaats strekken; en als hij vrijwillig die Godsstad niet verlaten wil, drijft God hem uit. De Heere houdt den schuldige niet onschuldig, en Zijne eer geeft Hij aan geen ander. Zoo moest de eerste Adam uitgaan uit  Eden. Merk nu op den tweeden Adam, den Heere Jezus Christus, Die in de wereld is gekomen, om het verlorene te zoeken en het weggedrevene weer te brengen.

Merk op Hem, zooals Hij als een Lam ter slachting wordt geleid.

En zij namen Jezus en leidden Hem weg. Zij namen Jezus!

Als ge poogt de ontzaglijke opeenhooping van uitgezochte folteringen, waarmede de Heiland in die bange uren bedolven werd, voor uwen geest te stellen, dan verstaat ge iets van den noodkreet: , Schouwt het aan en ziet, of er eene smart zij gelijk mijne smart."

In dat peillooze leed dringt zich ons besef nimmer in. In den olijvenhof, aangevochten door de angsten der hel; voor den Joodschen raad als Godslasteraar uitgekreten en gevonnist; in het rechthuis van den landvoogd en in het paleis van Herodes ten speelbal aan stuitend onrecht en grievenden hoon, die de plaats van het recht hadden ingenomen.

En nog is 't niet genoeg, de pers moet geheel getreden. Nu nemen zij Jezus, zijne belagers; alsof Hij nog te ontvluchten zou pogen, zoo slaan ze de schennende handen aan hun heilig slachtoffer, opdat hun goddelooze moedwil zich geheel aan Hem uitvieren zal. Rüw grijpen beulshanden den Heilige vast. Die geen straffen greep van den beulsknecht noodig heeft om Zijn lijdensloopbaan te loopen, want vrij en willig gaf Hij Zich in den dood; Hij had gesproken: Ik kom, o God I om Uw welbehagen te doen. Hij behoeft niet voortgesleurd te worden langs 't doornig kruispad, want vrijwillig koos Hij dien weg, van voor de grondlegging der eeuwen, dien weg, die naar den kruisheuvel voert, waar vloek te dragen is.

Zij namen Jezus. Als u de gerechtsdienaar aangreep en u voortduwde, als een onwillige, door de straten, ten aanschouwe van een talrijke menigte, lezer, hoe vlijmt u de enkele gedachte daaraan reeds door de ziel, niet waar? Zoo, en o nog zooveel scherper — want de zonde heeft ook ons gevoel verstompt — sneed 't uw Borg door de tiel, als ruwe hand Hem zonder deernis aangreep en wegleidde en voortduwde, als ware Hij onwillig het donker kruispad te betreden.

Waarom woelde ook deze angel door die heilige ziel? vraagt ge. Verstaat ge 't niet, lezer? 't Is omdat Hij boeten kwam voor ons, die uit Eden, uit de Godsstad moesten worden uitgedreven, onwillig te bukken onder de gerechte straf onzer zonde.

Als Jezus deze loopbaan ten einde toe zal hebben betreden, dan moet er niets te doen zijn overgebleven; dan moet Zijne genoegdoening en gerechtigheid volkomen zijn, of alle hoop en uitweg is nog voor eeuwig afgesneden.

Aangegrepen, om uit Jeruzalem weggestooten te worden in de donkerheid van den vloekheuvel, de Borg moest 't worden, opdat er voor wederhoorigen ontkoming zij.

Maar de Borg had geen beulshand noodig om Hem naar Zijn strafplaats voort te drijven, want ze namen Hem, ja, maar dragende Zijn kruis, ging Hij uit buiten de Godsstad.

Hij ging uit; gij, zondaar, moest uit Eden uitgedreven worden, maar Christus Jezus, Die waardig was eeuwig met den Vader te zijn. Hij ging vrijwillig uit eigene keuze uit Jeruzalem naar den vloekheuvel, om voor onwilligen te sterven.

En hoe ging Hij uit?

Aangegrepen, voortgeduwd, weggestooten uit de Godsstad, en „dragende Zijn kruis." Zonder mededoogen was hem door Pilatus' wreede knechten de kruispaal op de doorploegde schouders gebonden. Met nameloos wee schrijnden de scherpe balken in de versch geslagen geeselwonden. Bij elke schrede snijden de touwen, waarmede Hem 't kruishout is opgehouden, dieper in het opgereten vleesch. Neen, wendt uw oog niet af, lezer, van den lijdenden Borg, want zooals Hij daar voortzwoegt onder den last van Zijn kruis, uit de Godsstad weg naar den vloekheuvel, stemmeloos als een lam ter slachting, zoo predikt Zijn sprakelooze mond de ontzaglijke gerechtigheid Gods, die de zonde des volks zoo nameloos-gestreng thuiszocht van den Borg, maar ook roept deze sprakelooze gestalte van Smart en Verbreking de nooit te peilen liefde uit van God tot Zijn volk, tot zoo duren en dierbaren prijs vrijgekocht.

"Dragende zijn kruis"; als 't oog ons ontsloten mag zijn voor 't heilgeheim dezer offerande, dan perst in ons hart de drang, om voor den stillen Man van Smarten neer te vallen en uit te roepen: 't is mijn kruis. Heiland, dat Gij draagt. Ja, lezer, dan eerst verstaat ge iets van deze dingen, als ge dit kruis, dat op zoo heilige schouders drukt, als uw kruis beschouwt, dat gij eeuwig hadt moeten dragen; waaronder gij eindeloos hadt moeten zwoegen. Maar voor allen die Hem in 't geloof mogen toebehooren, heeft Hij hun kruis tot 't Zijne gemaakt.

Zoodat 't beide waar is; 't is uw kruis, want gij kosttet Hem die wonden, dat kruis, die doornkroon; maar nu is 't Zijn kruis geworden; niet in naam slechts, maar in aangrijpende, ziel verscheurende werkelijkheid. Daarom draagt Hij dit uw vloekhout als het Zijne buiten de poort omdat Hij in uw plaats voor God ging staan, opdat gij met het loon Zijner werken bekleed zoudt worden.

Hij uw kruis, opdat gij de lauweren Zijner overwinning zoudt ontvangen; Hij uw kruis, uw zonde, uw schuld, uw vloek, opdat gij uit Zijn handen heilige wisselkleederen en kostelijke sieraden en het fijne lijnwaad der gerechtigheid ontvangen zoudt.

Hij, dragende Zijn kruis, dat eigenlijk uw kruis is, weggeleid uit het aardsche Jeruzalem, opdat gij, weerspannige zondaar, die uit Eden uitgeworpen werdt, zijn eerkroon dragende zoudt mogen ingaan in het hemelsche Jeruzalem,

Wonder, onbegrgpelijke plaatsverwisseling I Hij komt de macht der zonde breken, de straf der zonde dragen, opdat Hij voor de Zijnen de macht der zonde zal vervangen door den schat van het eeuwige leven, en daarom laat Hij zich vrijwillig wegleiden, vrijwillig en toch voortgeduwd en-gestooten, uit Jeruzalem, eertijds de plaats waar Jehova woonde onder Zijn volk, opdat wie uit Eden om der zonde wil wierd uitgedreven, en geen rust kon vinden voor het hol van zijn voet, weer ingaan mocht in de eeuwige tabernakel, waar God alles in allen vervult.

Daarvan getuigt ook de Apostel in de brief aan de Hebreeen.

Oudtijds werd het offerdier, welks bloed voor de zonde des volks vergoten was, buiten de legerplaats verbrand.

Beladen met de zonde des volks, werd dit offerdier dan als een voorwerp van afschuw uitgeworpen buiten den kring van het geheiligd Bondsvolk en daarbuiten door 't vuur verteerd.

Zoo heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou reinigen, buiten de poort geleden. Als een voorwerp van afschuw, vol beladen met de zonden des volks, werd ook de Christus uit Jeruzalem uitgeworpen, dragende Zijn kruis.

Wat weergalooze versmading I

Niet slechts uit het midden der menschheid, neen, maar ook uit Gods gemeenschap uitgebannen, want daarvan was toen nog 't aardsch Jeruzalem symbool. God dreef hem uit; in 't Eden Zijner nabijheid was geen plaats meer voor dat heilig Ófferlam, want 't was — hoewel heilig en onstraffelijk in zichzelf — nu bedolven onder de bergen onzer zondeschuld.

Naar Hoofdschedelplaats, oord van afgrijzen, om daar over den vloekheuvel 't pad te banen naar het eeuwige licht, om daar do bres te breken in den muur des doods, en de poorten der gerechtigheid te openen, waardoor 't in-Hem-rechtvaardig zal binnentreden en loven 's Heeren Majesteit; loven de Majesteit Zijner eeuwige ontferming, die op zoo wónder-erbarmende wijze redding heeft aangebracht.

De apostel verbindt met bovenstaande woorden de opwekking: »Zoo laat ons dan tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats. Zijn smaadheid dragende! Wij zullen met dien lijdenden Borg ééne plante moeten worden. Zoo moet Hem ons hart aanbidden, eeren, kronen, begeeren.

Ge verstaat 't niet, als ware er nog iets aan Zijne genoegdoening toe te voegen, maar om dien dierbaren Borg te mogen toebehooren ; in de vrucht van Zijn kruis-en vloekdragen te mogen deelen, „Zijn smaadheid dragende"; dit kan niet uitblijven, als wij ons dit Evangelie, dezen Man van Smarten niet schamen zullen, dan glijdt van de versmading, waarmede de wereld Hem smaadde en uitbande, ook af op ons. Straks moet Simon van Cyrene voor dezen Uitgestootene het vloekhout 'n eind weegs dragen; tegen vleesch en bloed in, maar zoo, dat 't hem dra blijkt, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid, die als een vrucht van 't kruis van Christus eeuwig opbloeien zal.

Wij hebben hier geen blijvende stad! Buiten de poorten der wereldstad moeten wij uitgaan tot Christus Jezus, om Hem in leven en sterven te mogen toebehooren.

Zoo worden we ééne plante met Hem in de gelijkmaking Zijner heerlijkheid.

Maar dan hier Zijne smaadheid dragen; hier Zijn kruis op ons nemen en Hem navolgen. Dat is zoo zwaar, zoo tegen al ons natuurlijk begeeren in. Gewis, 't Is ons onmogelijk.

Maar bij God zijn alle dingen mogelijk. En op uw noodgeschrei, arm menschenkind, doet Hij nog groote wonderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's