Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hunne landpalen wilde vertrekken. Matth. 8 : 34^.

Eene keuze!

„Zoek eerst het Koninkrijk Gods."

Dus luidt de eisch des Heeren. En zoo wij ons levensbeeld met aandacht in dezen spiegel beschouwen, zien wij, hoe ver wij van het Koninkrijk der hemelen zijn.

Deze eisch behelst iets anders dan het dragen der eeuwige dingen op den rand onzer lippen.

Iets anders ook, dan het aannemen van de uiterlijke gestalte der godzaligheid, dan het omhangen van een slepend gewaad der eigengerechtigheid. Hier moet het zielsoog ontsloten zijn voor de geheel eenige, uitnemende waardij der dingen, die des Geestes Gods zijn, waarbij heel de schat dezer wereld in 't niet verdwijnt. En dat ziende, wordt het hart tot de Maria-keuze aangegord. En dan die keuze niet als het resultaat van velerlei verstandelijke overleggingen, als het saldo van koel en rijp beraad, maar als het volgen van een Geestesdrang, die niet langer te weerstaan is. Niet om er beter van te worden, maar omdat de nood wordt opgelegd, wijl het drijfzand van den tegenstand werd weggezogen door den stroom van Gods almogend ontfermen.

Godsdienst op berekening gegrond, draagt den stempel des doods aan het voorhoofd.

Niet alsof hier slechts een blinde, donkere drang zou worden gehoorzaamd; de Heilige Schrift spreekt ook van „verlichte oogen des verstands." En de profeet getuigt immers, dat hij „overreed" is; . God halveert den mensch, dien Hij redt, niet.

Met verstand en hart schiep Hij hem; naar verstand en hart herschept Hij hem ook. Maar laten wij op dat laatste dan ook allen nadruk leggen. Waarachtige Godsvrucht is herscheppingswerk. Voor de wijsheid, die uit de aarde aardsch is, blijft het Kruis van Christus een dwaasheid en ergernis. En nooit zal de natuurlijke mensch verstaan de dingen, die des Geestes Gods zijn. Op die onvatbaarheid voor geestelijke, eeuwige dingen, glijdt nu de eisch af om die dingen allereerst te zoeken.

Gezien in 't licht dezer wereld is Godsvrucht dwaasheid, niet dat hier en daar nog gedulde, soms gezochte tintje van godsdienstigheid, maar die ware vreeze Gods, die ons vreemdelingen op deze aarde maakt, die ons de schande en schade aan het Kruis leert dragen, die ons zoekende maakt naar een toekomende stad.

Maar niet minder is dit waar, dat geschouwd onder den glans der eeuwigheid, wereldzin en wereldzucht en kleinachting der eeuwige dingen onbegrijpelijke dwaasheid worden. Om 't genot eener korte sluimering weigeren gered te worden uit een zinkend schip. Om de vreugde van zeepbellen een eeuwige schat verachten. Om een kudde zwijnen afwijzen het goed, dat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geen menschenhart is opgeklommen.

Van die jammervolle dwaasheid vindt ge in bovenstaand Schriftwoord zulk een vernederend bewijs. Dat menschenkinderen, van gelijke beweging als wij, gebelgd over het verlies van ettelijke zwijnen, en mogelijk beducht voor meerdere schade, den Levensvorst, Immanuel, Die kwam om waarlijk wèl te doen, verzochten, neen baden uit hunne landpalen weg te gaan, o drukt deze schrikkelijke dwaasheid niet 't schandmerk op al wat mensch heet?

Wat was er geschied?

Ook naar 't land der Gadarenen, aan de overzijde der zee van Tiberias, was de Heere Jezus gekomen om wèl te doen.

Twee bezetenen, oorzaak van voortdurende vreeze en gevaar voor hunne omgeving, had Hij door de almacht Zijner helpende goedheid verlost uit de macht der booze geesten, die hen op ontzettende wijze verwoestten. Om Zgn vrijmachtig beschikkingsrecht over alle schepselen te tooneh, had de Heiland dien boozen geesten, die Hem sidderend erkenden als den eeuwigen Zoon des Allerhoogsten Gods, vergund in een kudde zwijnen te varen, die daarop in de zee stortten en omkwamen.

Op de mare dezer aangrijpende gebeurtenis loopt de bevolking uit, Jezus tegemoet. Zeker om dien grooten Godsgezant aanbiddend hulde te bieden voor Zijne wondere ontfermensdaad, waardoor Hij twee hun bekende en nabestaande mannen uit de booze macht der duisternis had bevrijd? Of om Zijne souvereine Majesteit te eeren met geschenken? Neen, zij komen, met een verzoek, een dringende bedel Met eene bede! Dat verbaze ons niet.

Daar is zooveel en velerlei jammer en nood onder ons, menschen, naar lichaam en ziel! Immers ook bij de Gadarenen gold 't: geen huis zonder kruis, geen hart zonder smart. En nu hebben ze Jezus in hun midden; Hem, van Wien ze hoorden, dat Hij goeddoende 't land doorging. Nu zullen ze de gelegenheid aangrijpen.

Alles stroomt uit met een bede tot Jezus! Zeker met de bede om hulpe, in woorden van veelvoudigen jammer herhaald? Neen, lezer, maar met de bede, „dat Hij uit hunne landpalen wilde vertrekken/"

Vergeefs zoekt ge naar woorden, om dit schrikkelijk onverstand, deze bittere zielsverblinding naar waarde te gispen, 't Verlies eener kudde zwijnen was hun zwaarder dan de schat des heils, dien Christus in beide handen droeg. Immanuel is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen ; zij hebben de duisternis liever gehad dan het Licht.

Ongezochte, neerslaande symboliek. Het zwijn, dat zich wentelt in 't slijk, beeldt het lage, onedele goed dezer aarde af.

Christus Jezus is Drager, Verwerver, Gever van den grootsten schat, van 't eeuwig heil, van 't goed, dat roest noch mot verteert.

En de Gadarenen kiezen de duisternis voor het Licht.

Ach, 't is zoo in-droef, maar 't moet gezegd, ze kiezen hunne zwijnen voor den Middelaar Gods en der menschen, voor Immanuel.

O, gaarne zoudeu we ons van deze dieptragische dwaasheid afwenden; 't is niet aan te zien, dat menschen zoo diep wegzinken konden, zich zoo konden vergeten.

Maar voor we dit doen, zal't goed zijn die Gadarenen nog eens aandachtig aan te zien.

Is er volstrekt niets, dat hun op ons gelijken doet?

Wal bewoog hen tot hunne onmogelijke dwaze keuze?

Ze kenden zichzelf niet en ze kenden Christus niet.

Ze doorzagen de nietigheid der aardsche dingen niet, en ze hadden geen oog voor de heerlijkheid van het ongeziene.

Ze hebben niet geschouwd in de heerlijkheid van den Eengeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.

Ze hebben niet geleerd een andere maatstaf aan te leggen dan die der stoffelijke dingen. Geen hooger licht heeft in hun ziel geschenen. Ze hebben de duisternis lief als hun levenselement, en als hier het Licht wil schijnen in hun zielehuis, bannen zij het uit, door alle vensters dicht te sluiten, dichter nog dan te voren; 't licht doet hun pijn aan de oogen; zij kunnen 't niet verdragen.

Wat dunkt u, lezer, is hier voor ons nog iets te leeren ? Kan dit soms niet woord voor woord op ons overgebracht en toegepast? Zooals wij in onszelf uit de aarde aardsch zijn..

Hier zien wij de verschrikkelijke consequentie van onze natuurlijke onvatbaarheid voor geestelijke, voor eeuwige dingen.

Voor twee heeren is geen plaats in ons hart en leven. Wie den eenen liefheeft, zal den ander haten; en wie de meester is die van natuur onze liefde heeft, behoeft nauwelijks gezegd. Zooveel is zeker, dat hij in 't land der Gadarenen niet gestaan zou hebben aan de zijde van Hem, Die het woord sprak: zoo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen. Paulus leert 't ons vol heiligen ernst, dat allen eigen schat voor schade zal moeten achten, wie oog zal hebben voor de uitnemendheid van den Christus Gods. Ook hier klemt de eisch der wedergeboorte om ten leven te kunnen ingaan. Ook hier past de bede van den psalmist: „Heere, open mijne oogen!"

God alleen kan ons behoeden voor zulk een schrikkelijke Gadarenen-keus. Tot zulk een keus komt ieder, die niet uit God leerde leven en verlicht werd door den glans des Heiligen Geestes.

Hier klinkt de tegenstelling bovenmate vernederend voor ons menschen.

Hier staan zwijnen tegenover den Heere Jezus Christus.

Maar 't beginsel dezer tegenstelling verandert er niet om, of ge min-onedele dingen tegenover Jezus stelt, en Hem uwe keus onthoudt.

Neem het edelste, beste, schoonste, eervolste dezer wereld, en stel er Christus tegenover, en als ge dan door genade verwaardigd wordt al dat uitnemende dezer wereld schade te achten, om Christus te gewinnen, dan eerst zijt ge in beginsel de Gadarenen te boven; maar als ge in die keus bezwijkt en Jezus afwijst, voor wie of wat ter wereld ook, dan staat ge naast die dwazen'van Gadara en tegenover den Christus Gods.

Daarom rijze uit ons aller ziel de bede omhoog: Heere, leer Gij mij de uitnemende heerlijkheid van Uwen Christus zien, opdat ik Hem begeer boven alles, en ook mijne ziel instemme met den lof Uwer Bruidskerk: Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's